Voordat we hier kwamen wonen, riep manlief al dat hij een zitmaaier wilde hebben. Zo’n grasmaaier waar je op kunt rijden dus, een soort mini-tractor. Het leek mij grote onzin en vooral voor mietjes. Hoeveel werk kon een beetje grasmaaien nou helemaal zijn? Stadse fratsen, zo’n zitmaaier. Manlief moest maar gewoon aan de bak. Iedere zaterdagmiddag achter de handmaaier met z’n luie kantoorkont. Van een beetje fysieke arbeid is tenslotte nog nooit een grootgrondbezitter slechter geworden.
En dus keek ik grijnzend toe hoe manlief zich de eerste zaterdag zwetend door het torenhoge gras heen ploegde. Na drie uur begon hij lichtelijk wanhopig te kijken, aangezien toen nog niet eens een kwart van al het gras gemaaid was. Het leek me duidelijk: het was droevig gesteld met z’n conditie. Daarom leek het mij verstandig om vandaag zelf de maaier ter hand te nemen. Het kostte me een half uur om de enorme machine alleen maar de schuur uit gerold te krijgen. Eenmaal op het grasveld weigerde het ding op alle mogelijke manieren dienst. Na herhaaldelijk aan alle hendels getrokken te hebben, was er maar één conclusie mogelijk: hij was stuk. Hoofdschuddend kwam mijn vader aanzetten met een tankje benzine, goot het reservoir vol en zette de machine aan. Tja. Hoe moest ik nou weten dat grasmaaiers niet op gras zélf lopen…?
Ik ben niet erg groot. En ook niet erg gecoördineerd. Ik vermoed dat de grasmaaier dat aanvoelde, want zodra hij aan was, ging het ding er met me vandoor. Met een enorme vaart werd ik over het gras gesleurd, een chaotisch spoor van gekapt gras achterlatend. Schreeuwend kwam Terrorist nr. 1 me achterna op zijn loopfiets, onderwijl wild gebarend. “Mamaaa! Wat doe je nou? Jij kunt helemaal niet maaien!” gilde hij, “Laat papa dat nou gewoon maar doen”. “Nee joh, gaat goed, hoor” schreeuwde ik terug over mijn schouder, terwijl de grasmaaier me gevaarlijk slingerend door de boomgaard trok. De tranen stonden in de ogen van Terrorist nr. 1 en moedeloos haalde hij zijn schouders op. Dan moest ik het ook zelf maar weten, hij had me gewaarschuwd.
In een opspattende walm van gras en benzine heeft de grasmaaier me ruim vier uur over ons landgoed gejaagd. Blijkbaar had manlief toch een punt en krijg je een hectare gras niet in een uurtje gemaaid. Met iedere vierkante meter voelde ik de blaren op mijn handpalmen groter worden, maar de grasmaaier loslaten was geen optie. Waarschijnlijk zou ik dan zelf met grote kracht het koolzaad in geslingerd worden en zou de op hol geslagen machine recht op het kippenhok afstevenen, om onze net aangeschafte kippen op brute wijze om zeep te maaien. Bovendien was het mijn eer te na om me te laten verslaan door een stuk tuingereedschap. Er zijn grenzen.
Tot mijn grote opluchting was de benzine op een gegeven moment op en kwam de grasmaaier sputterend tot stilstand. Mezelf verbijtend trok ik mijn inmiddels loshangende vel van de handvatten en liet me uitgeput naast het werktuig in het gras vallen. Met de sterretjes nog voor mijn ogen probeerde ik de plakken aangekoekt gras van verscheidene lichaamsdelen af te peuteren. Ik vrees alleen dat de achtergebleven groene aanslag permanent is.
“Je ruikt raar” zei manlief bij thuiskomst, “Naar zweet en nat gras”. Grommend wees ik naar de meters keurig gemaaid gras in de tuin. “Waarom heb je allemaal onkruid in je haar?” ging hij onverstoorbaar door, “En waarom…zijn je voeten groen?!” Bij het zien van het gazon en mijn bloederige handen, viel het kwartje. Grinnikend trok hij z’n stropdas los. “Goh…” zei hij, terwijl hij de tuin bekeek, “dat was zeker geen enkel probleem, met jouw goede conditie?”. “Oh, en trouwens: je hebt een stukje gemist…”.
Manlief is volgende week jarig. Ik denk dat hij een zitmaaier krijgt.