maart 2016

Korte lontjes, losse handjes

Vroeger (ja, toen alles nog goed was), toen waren we nog beschaafd. We waren beleefd tegen elkaar, spraken met twee woorden en behandelden elkaar met respect. Tegenwoordig lijkt daar steeds minder meer van over. Het individualisme viert hoogtij en daar hoort de nodige onbeschoftheid blijkbaar bij. Onze lontjes zijn behoorlijk kort. En onze handjes los. Heb ik moeten constateren.

Vanochtend vroeg zaten mijn vriend en ik in de auto. Toen we een parkeerplaats bij een station opreden werden we bruut afgesneden door een vrouw in een andere auto, die rakelings langs ons een parkeerplekje in dook. Zonder knipperlicht en terwijl wij op die plek niet eens wilden parkeren. Bijna een ongeluk. Vanuit haar auto ontstak de vrouw in blinde woede en woeste handgebaren, maar wij reden door, verder de parkeerplaats op. Plotseling stond ze naast onze auto, aan mijn kant, wederom wild gebarend en fulminerend. Dus draaide mijn vriendje het raampje open. Vloekend begon ze een tirade, waarop ik haar rustig, met mijn hand op mijn bollende zwangere buik, vroeg om te kalmeren en gewoon weg te gaan. En toen gebeurde het: voor ik wist haalde ze uit en sloeg me keihard in mijn gezicht. Dan heb je je eerste kop koffie nog niet eens gehad en word je al in elkaar geslagen. En dat op een gewone dinsdagochtend.

Dus heb ik nu, als 34-jarige, een rode wang en een enigszins blauw oog, omdat een andere volwassen vrouw kennelijk haar kleuterdriften nog steeds niet kan beteugelen. Want meer kan je van een dergelijke reactie toch niet maken? Ik was tenminste in de veronderstelling dat alleen kleine kinderen met elkaar op de vuist gaan als iets ze niet zint. Maar dat is in de huidige maatschappij al lang niet meer het geval, want ook menig volwassene is nogal van het primaire reageren. We dulden anderen steeds minder in onze aura en wie zich daar wel, al dan niet per ongeluk, in durft te wagen, moet daar de klappen maar van opvangen. Letterlijk dus, bewijst de nog steeds gloeiende rechterhelft van mijn gezicht.

Onderzoek van TNS NIPO en SIRE wees een aantal jaar geleden al uit dat onze lontjes steeds korter worden. We zijn steeds meer van mening dat we ‘recht’ hebben op van alles en nog wat (lebensraum op een parkeerplaats bijvoorbeeld) en dat we door roeien en ruiten mogen gaan om dat recht te claimen. Ongeacht wie we daarbij van z’n sokken rijden. Want halló, ik besta, dus fuck you and get out of my way. Loopt er op straat per ongeluk iemand tegen je aan, maak diegene dan gerust uit voor rotte vis. Schuifelt er een oud vrouwtje naar de kassa in de supermarkt en heb je geen zin om te wachten, dring dan lekker even voor die ouwe tang. En weet je wat, anders sla je ook gewoon even een zwangere vrouw in haar gezicht, als je door haar misschien twee seconden langer had moeten wachten met inparkeren. Jouw leven, jouw belangen. Survival of the fittest. Toch? Darwin zou apetrots zijn als hij de mensheid nu kon zien.

Terwijl ik later vanmorgen, letterlijk dus, als een geslagen hond op mijn werk zit, druppelt het nieuws binnen van de aanslagen in Brussel. En ik vind het typerend. Want dit is dus waar het naartoe gaat met de wereld, dat we elkaar maar te pas en te onpas aanvliegen, zowel op micro,- als op macroniveau, omdat we steeds meer in onze eigen werkelijkheid gaan leven. Geen wezenlijk contact meer maken en veranderen in verbitterde, rancuneuze haters die elkaar geen enkel straaltje licht meer in de ogen gunnen. Die letterlijk om ons heen beginnen te slaan als ons eigen hachje, onze eigen belangen, in het geding dreigen te komen. Die niet meer práten over onze verschillen, beweegredenen en het hoe en waarom daarvan, maar alleen nog onze vuisten laten spreken. En dan vinden we het gek dat de wereld steeds opnieuw in brand staat. Maar ja, hoe kan het ook anders, als we alleen nog maar luisteren naar het duiveltje op onze ene schouder en het engeltje op de andere altijd maar in het luchtledige laten lullen?

Als kind ben ik nog nooit met iemand op de vuist gegaan, maar nu ik 34 jaar en zwanger ben, heb ik opeens mijn eerste klap te pakken. Dat is toch de omgekeerde wereld, of ben ik nou gek? Of nee, dat is blijkbaar de wereld waarin we nu leven, ik denk dat dat de sombere conclusie moet zijn van deze dag. De dag waarop ik in elkaar geslagen werd en er ook weer onschuldige mensen de dood moesten vinden, alleen maar omdat ánderen van mening waren dat zij hen in de weg zaten. Ik besta, dus ik bepaal. Wie niet luistert, die moet blijkbaar maar voelen. En ik kan je zeggen, dat doet best wel pijn.

Share

To pill, or not to pill?

Onlangs kregen we de uitslag van de CITO’s van onze zoon. Hoewel ik het concept van kleuter-CITO’s eigenlijk absurd vind, knepen we hem toch stiekem wel een beetje. Want: wat zou het vonnis zijn? Niet al te lang geleden werd ons namelijk nog verteld dat onze zoon ‘zwakbegaafd’ was en waarschijnlijk grote problemen op school zou krijgen. Onwaarschijnlijk, vonden wij en dat wijzen ook de CITO’s uit. Een uitmuntende score, hoger kan niet, vertelden zijn leerkrachten ons en wij gloeiden uiteraard van trots. Maar…werd er toen vervolgd en wat er toen kwam, dat sloeg de feestvreugde toch wel behoorlijk neer.

Onze zoon heeft namelijk het concentratievermogen van een washand en dat kan nog wel eens voor een probleem gaan zorgen. De kans is groot dat hij, naast zijn autisme, ook nog ADHD heeft, want dat gaat namelijk niet zelden hand in hand. Co-morbiditeit heet dat met een mooi professioneel woord en laten we wel wezen: een ongeluk komt nooit alleen, dus geen wonder dat dat autisme nog een wingman heeft. We hadden het zelf ook eigenlijk wel vermoed, dus wat dat betreft is het geen verrassing, maar dan valt natuurlijk onvermijdelijk het woord waar we al een tijdje bang voor waren: medicatie.

Nu is hij nog een kleuter en komt hij nog weg met zijn gefladder in de klas, steeds maar opstaan en rondlopen, reageren op iedere prikkel die hij vanuit zijn ooghoek waarneemt. Maar wat als hij straks in groep 3 komt en zijn dag dus voornamelijk bestaat uit werkjes maken, aan een tafeltje zitten, rustig moeten zijn? Als hij niet meer constant één op één begeleid kan worden, maar een groot deel zelf zal moeten doen? Krijgen we dan rapporten thuis die een stuk minder juichend zijn? En een jongetje dat vastloopt in zijn eigen hoofd? De juf en meester benadrukken dat die kans er zeker in zit en vinden daarom dat we moeten overwegen om hem te drogeren. Dat zeggen ze natuurlijk niet op die manier. Maar zo voelt het wel.

Pillen voor mijn kind. Ik vind het best wel even slikken. Figuurlijk voor mij, maar straks letterlijk voor hem? Mijn jochie is nog maar 5 jaar, zo ontzettend jong nog. Het idee dat kleine lijfje vol te stoppen met spul dat dingen met hem doet waar ik het fijne niet van weet, daar draait mijn maag zich toch enigszins van om. Want dat is de grote vraag: wat doet Ritalin, Concerta, of weet ik veel wat voor ander medicijn met hem? Wordt hij daar wel ‘rustig’ van? Of is dat gewoon een ander woord voor ‘afgestompt’? Ja, mijn zoon is druk, maar hij is ook vrolijk, levenslustig, grappig en heel lief. Wat als dat allemaal verandert, alleen maar omdat wij willen dat hij anders wordt? Want zo voelt het ook een beetje, alsof wij hem niet accepteren zoals hij is en dus maar met geweld een ander kind van hem proberen te maken. Maar dat is niet mijn bedoeling. Want ik vind hem nu juist prachtig, precies zoals hij is.

Aan de andere kant, wat als het hem helpt, die pillen? Wat als hij daardoor eindelijk de rust vindt waar hij zo naar zoekt? Want dat is ook de realiteit, dat hij vaak gek wordt van de drukte in zijn hoofd, zou willen dat de wereld eens wat minder hard bij hem binnen zou komen. Zodat hij minder moe wordt. En het allemaal wat makkelijker gaat. Ik gun mijn kind dat zo erg, een beetje rust. Ik gun het hem dat hij het beste kan halen uit wat er in hemzelf zit en ik weet absoluut zeker dat dat een heleboel is. Dat hij zo ontzettend ver kan komen en ik wil niet dat hem een strobreed in de weg gelegd wordt, ook niet door zijn eigen hoofd. Dus is het dan niet mijn verantwoordelijkheid als moeder, om ervoor te zorgen dat hij de beste versie van zichzelf wordt, ook als ik hem daarbij moet helpen op een manier die misschien in eerste instantie niet mijn voorkeur heeft?

Ergens wisten we wel dat dit moment zou komen, maar dat het al zo snel zou zijn, daar had ik toch niet  echt op gerekend. Eigenlijk had ik helemaal nooit gedacht dat ik deze keus zou moeten maken: mijn kind ‘drogeren’, of juist niet? Zoals elke ouder, wil ik alleen maar het beste voor mijn kind. Maar wat is het beste in dit geval? To pill, or not to pill? That is the question. Maar ik heb het antwoord niet.

Share

Relax, vrouw!

Ik roep het al een hele tijd, maar eindelijk is er nu dan ook empirisch wetenschappelijk bewijs voor mijn gelijk: mannen hebben het veel makkelijker dan vrouwen. Onderzoek van het Sociaal en Cultureel Planbureau wijst uit dat vrouwen veel minder vrije tijd hebben dan mannen. Vrouwen werken namelijk meestentijds gewoon door als ze eigenlijk vrij zijn en hebben daarnaast veel meer zorgtaken te vervullen. Waar de man na 17.00 uur uitklokt en thuis met een biertje op de bank ploft, hangt zijn vrouw met één hand boven de was op, terwijl ze op haar smartphone toch nog even een werkmailtje verstuurt en in gedachten een boodschappenlijstje maakt. Voortaan dus geen discussie meer over wie nou eigenlijk écht het sterke geslacht is: science said so.

Echter, de supergirls moeten er wel een hoge prijs voor betalen. Omdat vrouwen hun vrije tijd niet zelden heftig multitaskend doorbrengen worden zij een stuk zwaarder belast en komen veel minder tot rust dan de mannen. En hoewel er heden ten dage meer hoogopgeleide vrouwen dan mannen in Nederland zijn, raken ook steeds meer dames burn out of gaan ze, puur om te overleven, dan maar parttime werken. Dat is dus geen, zoals boze tongen vaak beweren, doelbewuste keuze om maar lekker lui geen carrière te hoeven maken, of als klein afhankelijk vrouwtje het handje op te hoeven houden bij manlief, maar puur een strategie om niet overbelast te raken. En dan vinden we het gek dat we in dit land op het gebied van emancipatie onderaan de foodchain bungelen? Nou, het verbaast mij niets.

Volkomen terecht zegt minister Jet Bussemaker van onderwijs Cultuur en Wetenschap in de Volkskrant nu dat dit een verspilling van van talent is. En het zou eens tijd worden. Want hoe zonde is het, dat alle dames met hun universitaire titels na hun studententijd maar al te vaak nog steeds achter het aanrecht en de stofzuiger verdwijnen, simpelweg omdat hun kerels zeker twee keer zoveel euro’s binnenslepen bij een fulltime baan dan zij zouden doen? Ik was er zelf het voorbeeld van: twee studies afgerond en zeker niet op mijn achterhoofd gevallen, maar toch heb ik vier jaar thuis gezeten omdat mijn ex-Manlief maatschappelijk nou eenmaal meer waard bleek dan ik, simpelweg omdat hij gezegend is met een scrotum en ik niet. Tja, wat mij betreft niet gek dat menig vrouw dan een beetje last krijgt van penisnijd.

De helft van de Nederlandse vrouwen kan momenteel financieel niet op hun eigen benen staan, als ze, bijvoorbeeld door een scheiding of het overlijden van haar partner, in haar eentje het brood op de plank moet brengen. Terwijl een man er meestentijds geen biefstukje minder om eet als hij zonder vrouw komt te zitten. Gelijke monniken, gelijke kappen? Hoewel in 1914 al bedacht, is het naleven van deze oude wijsheid 100 jaar later blijkbaar nog steeds een utopie. Niet zo gek, want veel werkgevers en mannen vinden het zo wel makkelijk. Moet er iets geregeld of verzorgd worden, dan richten de ogen zich vrijwel altijd op de vrouw. Tenzij er ergens een voetbalkantine moet worden vertimmerd, blijft de man lekker op zijn krent zitten. Kroost naar de sportclub brengen? Muffins bakken voor het kinderfeestje? Hulpbehoevende ouders verzorgen? Zij doet het allemaal wel, terwijl hij geniet van de krant en nog een extra kopje koffie op de zondagmiddag. Want, waarom moeilijk doen, als het ook makkelijk kan, is het credo van de man. Tja, misschien omdat het pas écht moeilijk wordt, als we allemaal op onze luie reet zouden blijven zitten?

Maar laat ik niet al te erg de ‘feminazi’ uithangen, want ook in het mannenbolwerk klinkt langzaam nieuw geluid. Vooral uit het kamp van de vaders rijst steeds meer protest tegen de middeleeuwse praktijken in ons land, want de papa’s willen méér doen dan alleen op zondag de rollade aansnijden. Ze zijn er dus gelukkig wel, de geëmancipeerde echtgenoten die rillingen krijgen van het woord ‘papadag’ en die langzaam de barricade beklimmen om te vechten voor hun recht ook eens een fatsoenlijke poepluier te mogen verschonen. Maar parttime werken blijkt voor de Nederlandse man vaak nog steeds een soort overwinning waar ze eerst een oorlog voor moeten uitvechten met hun baas, want die heeft namelijk liever geen parttime zorgmietje op de werkvloer. Stel je voor zich, een deeltijdman, daar kun je je als CEO op de vrijmibo natuurlijk echt niet mee vertonen.

“Relax, schat!” welke vrouw hoort het niet regelmatig van haar man als ze weer eens koortsachtig alle ballen in de lucht probeert te houden, terwijl hij het weekend doorbrengt met zijn visvrienden of voetbalmaten? En gelijk heeft ‘ie ergens wel. Want niemand wordt tenslotte vrolijk van zo’n gestresst wijf met een irritatiemeter ver uitgeslagen in het rood. Wij als vrouwen zelf ook niet als we op zondagavond moeten constateren dat iedereen weekend heeft gehad, behalve wij. Maar ja, dan moet er wel de mógelijkheid zijn om te relaxen en momenteel is daar meestal gewoon geen plaats voor in de agenda, dus dan is het makkelijk lullen vanaf de mannelijke zijlijn. Maar goed, bijna 100 jaar nadat we voor het eerst mochten stemmen, is het misschien tijd om de volgende emancipatorische stap te zetten. Mannen hebben tenslotte altijd wat meer tijd nodig om ergens aan te wennen dan vrouwen. Het duurt even, maar dan heb je ook wat. One small step voor men, one giant leap for womankind? Laten we het hopen.

Share

Inhaalslag

Als we op zaterdagochtend net zijn opgestaan en ik nog in pyjama op de bank zit met een kop koffie, zie ik mijn zoon plotseling naar me kijken. Er is iets raars in zijn blik, of eigenlijk meer iets onbekends. Hij wipt een beetje van zijn ene voetje op zijn andere, lijkt in zijn hoofd van alles af te wegen, alsof hij me een hele belangrijke vraag wilt stellen. Ik kijk hem aan, wachtend op wat er komen gaat, maar totaal onvoorbereid op wat er dan opeens gebeurt. Want hij komt naar me toe gelopen, klimt op de bank en laat zich in mijn armen vallen. Ik vang hem op, verbouwereerd en schutterig en blijf even doodstil zitten. Dan fluistert een klein stemmetje in mijn oor: “Mama, ik kom even lekker bij jou zitten” en druk ik mijn gezicht in zijn zachte blonde haren.

Het is niet dat mijn Terrorist nr. 1 nooit lief tegen mij was, of dat ik hem helemaal niet aan mocht raken. En af en toe had hij ook heus wel zijn momenten van affectie. Maar die momenten waren schaars en heel eenzijdig. Af en toe een snelle kus, het bijna plichtmatige accepteren van een omhelzing en dat was het dan wel weer. Dat is heel moeilijk voor een moeder, want er is niks fijner dan een echte knuffel, het voelen van de liefde van je eigen kind. Heel lang heb ik dan ook aan mezelf getwijfeld, gedacht dat ik dus wel een zogenaamde ‘ijskastmoeder’ zou zijn, die haar kind had afgestompt met haar eigen emotieloosheid. Menig wanhopige traan heb ik gelaten, omdat ik mijn eigen zoon zo miste, terwijl hij naast me stond.

Nu is hij 5 jaar en de afgelopen maanden is hij erg veranderd. Natuurlijk, hij blijft altijd een autistisch jongetje, maar het is alsof dat autisme de laatste tijd steeds minder vat op hem begint te krijgen. De driftbuien zijn grotendeels verdwenen en als ik hem aankijk zie ik mijn kind ipv zijn cipier, autisme, die hem in het verleden zo ontzettend vaak gevangen hield in zijn eigen hoofd. Dat was niet zo lang geleden nog wel anders, toen leek het zo vaak alsof mijn zoon gewoon niet aanwezig was in dat kleine blonde jongetje dat er voor me stond. Kon ik hem niet bereiken, ook al riep ik hem nog zo hard. En was mijn eigen zoon op schoot nemen al helemaal een luchtkasteel waar ik alleen maar van kon dromen.

Maar nu, nu rolt er ‘s middags een lachend jongetje uit de bus, een jongetje dat in mijn armen springt en mijn hand vasthoudt, helemaal totdat we thuis zijn. Me in de gang heel stevig omhelst nog voordat hij zelfs maar zijn jas uit heeft gedaan en op schoot tegen me aan kruipt als we aan het einde van de dag samen naar de televisie kijken. En een jongetje dat soms, zomaar, tijdens het ontbijt bijvoorbeeld, zijn hoofd tegen mijn schouder legt en verzucht dat ik de allerliefste mama ben. En ik kan gewoon wel weer stiekem zitten janken, maar dit keer dan van puur geluk. Want het spreekwoord luidt dan misschien wel dat je niet weet wat je mist, totdat je het kwijt bent, maar in dit geval was ik me er juist heel pijnlijk van bewust wat ik miste, omdat ik het niet had.

Vijf jaar knuffelen inhalen gaat wel even duren, maar echt, ik ga ervoor tot ik met terugwerkende kracht mijn knuffelquotum heb gehaald. Ik ben zo blij dat ik mijn zoon, vijf jaar nadat hij voor het eerst op mijn buik lag, eindelijk voor het eerst echt in mijn armen mag sluiten. En ik hoop dat ik hem nu nooit meer los zal hoeven laten.

Share