november 2015

Sticks and stones

Deze week werd ik weer eens bestempeld als de Satan onder de moeders. Ik had voor online magazine Me to We namelijk een stuk geschreven over borstvoeding en de agressieve propaganda die daar heden ten dage mee samenhangt. Eigenlijk had ik natuurlijk beter moeten weten en het moeten houden bij weer een lieflijk stukje over de zegen die moederschap heet, of iets gezelligs over tepelhoedjes. Want schrijven over borstvoeding, dat is ongeveer hetzelfde als de toorn van God over je afroepen. Uit het niets maak je alle slapende honden wakker en die beginnen me dan toch een partij te blaffen. En te bijten trouwens. Vooral dat.

Inmiddels word ik gemiddeld twee keer per week via verscheidene social media kanalen (en in mijn eigen persoonlijke inbox ook trouwens) gelyncht door lezeressen (en een verdwaalde lezer). Ik lijk namelijk verworden tot de Nationale Ontaarde Moeder (de NOM). Negatief, grof, zeurderig, vervelend en vooral: verdorven. Kortom: a sad excuse for a mom. Ik schrijf namelijk niet alleen maar zoete rozengeur en maneschijn verhaaltjes. Over de geneugten van het leven met mijn hartelapjes (ik noem ze zelfs ‘De Terroristen’, foei!) en mijn verlichte status als Mama (ja, met een hoofdletter). Dat klopt, zulke stukjes schrijf ik niet. Want drie keer per week gejubel over hoe geweldig mijn kinderen zijn en hoe ik geniet van elke poepluier, dat gaat snel vervelen. Vooral ook omdat het niet herkenbaar is. Want de meeste ouders die ik ken, staan namelijk niet dagelijks in pure verrukking immer juichend boven de luiertassen. Verre van eigenlijk zelfs. En dat lijkt me heel normaal.

Het borstvoedingsartikel van deze week ging erover dat de propaganda die tegenwoordig onlosmakelijk verbonden lijkt met het geven van borstvoeding, wat mij betreft weleens de kop ingedrukt mag worden. Omdat het helemaal niet zo zeker is dat moedermelk zo ontzettend superieur is. Dat die zogenaamde gezondheidsvoordelen die het met zich mee zou brengen eigenlijk nogal twijfelachtig zijn en dat recent onderzoek laat zien dat borstgevoede kinderen door hun tijd aan de tiet helemaal niet zo’n aanzienlijke voorsprong op hun flesgevoede collega’s hebben als altijd wordt beweerd. En dat het zo vreselijk jammer is, dat moeders die niet zelf kunnen of willen voeden, beticht worden van het moedwilllig benadelen van hun kroost. En vooral, laten we mijn bijzonder genuanceerde conclusie niet vergeten, dat het prettig zou zijn als we elkaar nou eens een keer in onze waarde zouden laten, welke keuze we ook maken.

Nergens, maar dan ook nergens in het gewraakte artikel stond een waarde-oordeel over zij die borstvoeden. Nergens was te lezen dat borstvoeding een foute keus is. Maar als de voedende moeders van Nederland me in real life hadden kunnen stenigen met hun borstvoedingspads, dan hadden ze hun kans gegrepen, want en masse vielen ze over me heen. Weet je, ik ben echt geen mietje. Ben je het met mij oneens, by all means, let me know. Want meningen kunnen verschillen en mijn waarheid is niet per definitie die van jou. Maar waarom is het nou steeds nodig, om mij aan de lopende band voor rotte vis uit te maken en te verketteren, alleen maar omdat ik niet jouw mening deel (en daarnaast ook alleen maar een aantal wetenschappelijke conclusies opteken)?

Sinds ik blog en plein public, moet ik er steeds meer achter komen hoe verschrikkelijk onfatsoenlijk mensen kunnen zijn. En daar schrik ik best een beetje van. Want in geen enkele van mijn columns veroordeel ik iemand, of de manier waarop anderen hun leven leiden. Maar andersom heb ik al de meest grove verwensingen moeten incasseren, zijn er mensen die roepen dat mijn kinderen bij me weg gehaald moeten worden en dat ik eigenlijk gewoon niet eens bestaansrecht heb.

Ik schrijf eerlijk over wat ik lastig vind aan het moederschap, wat me tegenvalt, wat ik niet goed had aan zien komen, of waar ik me over verbaas en aan erger. En maak er dan niet zelden ook een (ja, af en toe behoorlijk ongenuanceerd) grapje van. Want, lets face it, moeder zijn is nou eenmaal niet altijd wat je ervan verwacht had toen je nog met een dikke buik in een schommelstoel kon gaan zitten wegdromen. Maar je moet wel om jezelf kunnen blijven lachen. Dat vind ik althans. Anders word je maar een zure muts, die zichzelf wel heel erg serieus neemt en in een hysterische morele kramp schiet over all things motherly. Jammer, want daar wil niemand graag een wijntje mee drinken, als het kroost op bed ligt.

En wat ik me dan ook nog afvraag, vergeten mensen voor het gemak het liefst ook even dat mijn gezin niet doorsnee is? Ik heb een autistische zoon, een zieke dochter en zelf Multiple Sclerose. Ik durf dus wel te zeggen dat wij redelijk wat zorgen hebben. Dat het voor ons lang niet altijd zo ontzettend ‘genieten’ is, ook al wil men dat blijkbaar dolgraag horen. Dat het zwaar is en ja, daar komt ‘ie, soms ook gewoon best kut. Omdat ik soms nachtenlang op de grond moet slapen in het ziekenhuis, naast mijn dochter met een maagsonde, of aan weer één of ander eng infuus. Of met de gemeente in de clinch moet om mijn zoon überhaupt ergens op een school te krijgen. Bijna dagelijks meerdere autistische driftbuien tot een goed einde moet zien weten te brengen. En omdat ik door mijn ziekte altijd pijn heb en dus soms mijn eigen kinderen niet eens goed op kan tillen. Dus genieten? Mwah, sorry, maar dat doen wij niet altijd. En kijven over borstvoeding? Ik heb niet eens de luxe om me daarover druk te maken.

Hoe durf je dus te roepen dat het mijn eigen schuld is dat ik een ‘zwakbegaafde’ zoon heb (wat overigens niet eens klopt), omdat ik hem niet zelf heb gevoed? Hoe durf je te zeggen dat ik zijn autisme heb veroorzaakt door hem de fles te geven? Hoe durf je mij een ‘LINDA lezende pantoffelmoeder’ (en even voor mijn begrip, wat is dat overigens?) te noemen die ‘angst heeft zich te verdiepen in de regels van het spel’? (Welk spel dan, en sowieso wist ik niet dat er ‘regels’ waren, die memo heb ik blijkbaar niet gekregen). De context van een dergelijke kreet is ver te zoeken, dus misschien moet je eerst eens leren formuleren voor je in je toetsenbord klimt en daar een sloot verbale diarree uit laat komen druipen. Zo langzamerhand word ik er best verdrietig van, de dingen die men steeds maar naar mijn hoofd slingert, in de veronderstelling dat dat blijkbaar kan. Want zo leuk is het niet om aan de lopende band beledigd te worden, door een peloton volslagen vreemden. Zijn zij in real life ook zo gemeen tegen andere moeders? Of, en dat zal het eigenlijk wel zijn, is het gevoel voor humor tegelijkertijd met hun placenta in de prullenbak verdwenen?

Ik schreef het al eerder, maar jemig, kunnen we nou eens ophouden met elkaar zo af te maken? Werkelijk, ik begrijp niet waarvoor het nodig is. Denken mensen soms dat dat zomaar kan, omdat ze mij niet kennen, omdat ik een vreemde ben op internet? Die dus eigenlijk niet echt is? Laatst was er iemand die in een comment zei dat Me to We de artikelen van die ‘Vala’ vast alleen maar plaatste om te scoren. Ja, mijn naam tussen haakjes dus, alsof ik fictief ben en door het magazine verzonnen. Is dat het dan, dat mensen zich niet realiseren dat er achter die columns op het wereldwijde web ook daadwerkelijk een persoon zit? En dat ze mij daarom wel ongegeneerd met de grond gelijk kunnen maken? Omdat ik naar hun idee niet echt ben? Maar ik besta hoor, ik zit in levenden lijve achter mijn laptopje en tik mijn stukjes. En, newsflash, ik heb dus ook gevoelens. Een hart waar op getrapt kan worden. En zo langzamerhand wordt dat hart door menigeen eigenlijk behoorlijk onder de voet gelopen. Ik ben er namelijk wel een beetje klaar mee om ‘s ochtends, als ik tijdens mijn eerste kopje koffie mijn laptop opendoe, gelijk een stroom verwensingen over me uitgestort te krijgen. Dat is niet zo heel erg lekker wakker worden, kan ik je vertellen. Ja, ik weet het, ik kan soms ongenuanceerd uit de hoek komen, maar kijk ook eens verder dan die heilige moederneuzen neuzen lang zijn en hou eens op met zo hysterisch om je heen te slaan als ik jou niet eens persoonlijk aanspreek. Want mijn hemel, hoe onzeker ben je dan?

Sticks and stones may break my bones, but words will never hurt me? Was het maar waar. Want ook woorden kunnen pijn doen, hoor en zouden we, zeker in het huidige klimaat van verdeeldheid en geweld, niet eens moeten ophouden met elkaar (ook al is het dan figuurlijk) steeds maar in het gezicht te slaan? Want dames, is dit dan het voorbeeld dat we onze kinderen moeten geven? Is dergelijke onverdraagzaamheid dan echt iets dat we de volgende generatie willen leren? Voor één keertje ga ik dan ook maar eens oordelen, ik zie namelijk niet meer hoe het anders kan. Want echt hoor moeders: shame on you.

Share

De Westerse Wachttoren

President François Hollande van Frankrijk heeft zich deze dagen uitgesproken over represailles voor de aanslagen in Parijs van afgelopen weekend. Volgens Hollande verkeert Frankrijk in staat van oorlog met IS en zal er genadeloos moeten worden terug geslagen. Ondertussen stuurt Rusland op grote schaal grondtroepen richting Syrië en slaan ook de Verenigde Staten taal uit die weinig multi-interpretabel is. ‘Oorlog’, ‘vergelding’, ‘bombardementen’; de militante krachttermen vliegen ons sinds dit weekend om de oren. Ik kijk naar het nieuws, lees de krant en zie het met lede ogen aan. Want, natuurlijk moet er iets gedaan worden, kunnen we niet met onze staart tussen onze benen kermend op onze rug gaan liggen. Maar, realiseren al die grote jongens aan de wereldtop zich dan niet, dat juist die bombastische praat misschien de reden is dat deze gruwelijkheden ons nu ten deel vallen?

Hoewel wij er, als Westerlingen, heilig van overtuigd zijn dat wij weten hoe het moet, de wereld besturen en een succesvolle samenleving vormgeven, deelt lang niet iedereen die mening. Goed beschouwd zijn we veel erger in de minderheid dan we zelf denken. Zo arrogant zijn we inmiddels wel geworden. Als Jehova’s getuigen trekken we langs de werelddeuren (of nee, eigenlijk trappen we ze gewoonweg in) om ons idee van goed en kwaad te prediken. De democratie is verworden tot de Wachttoren van het Westen: we dringen hem aan iedereen op, ook als ze onze ‘bijbel’ helemaal niet willen lezen.

En dat zet, logischerwijs, kwaad bloed. Want hoezo zouden wij het beter weten? Waarom is onze wil ook gelijk de wet? Waarom die van ons wel en die van hen dus niet? Wie bepaalt wat werkt en wat juist niet? Al te makkelijk lijkt het, om te vergeten dat landen in het Midden-Oosten, of in Afrika, of op welke ander continent dan ook, niet hetzelfde zijn als landen in Europa. Dat de cultuur en het geloof en daarmee ook de evolutie simpelweg heel anders zijn en dus ook gewoon helemaal niet te vergelijken. Maar daar gaan wij volledig aan voorbij. Zonder pardon, of enig respect, stampen we de grenzen over en werpen een regime omver. Omdat wij vinden dat dat moet. Wíj vinden dat, niet de mensen die daadwerkelijk in dat land hun leven moeten leiden. En dus eigenlijk veel beter weten hoe het werkt. Maar daar hebben wij geen boodschap aan.

Bijvoorbeeld: je kunt natuurlijk zeggen dat Saddam Hussein niet de meest sympathieke man was. Ik zou hem ook niet graag op de thee hebben gehad. En een dictatuur, dat is wat mij betreft een samenlevingsvorm die de voorkeur niet verdient. Maar: toen hij nog aan de macht was, leefden de mensen weliswaar in armoede, maar niet in oorlog. Totdat wij, de democraten, opeens ten tonele verschenen. En met onze bemoeienis namen we de bevolking niet alleen hun leider, maar ook de weinige vrijheid en veiligheid die ze hadden, af. Terreur en geweld konden plotseling vrijelijk om zich heen grijpen, puur en alleen omdat wij de ruimte ervoor hadden gecreërd. En zo leidden wij een land, in plaats van richting de verlichting, rechtstreeks naar de duisternis.

En dit is slechts één voorbeeld van hoe wij in al onze grootheidswaanzin beweren dat we hele bevolkingsgroepen het leven hebben gered, terwijl de realiteit is dat we ze juist linea recta de dood hebben in gejaagd. Ik vind het dan ook niet zo gek dat het leger vijanden dat we inmiddels hebben, langzamerhand steeds maar groter groeit. Persoonlijk denk ik dat veel van de jongens die met bomgordels onze levens tot ontploffen brengen, misschien niet eens vechten uit pure overtuiging, maar voornamelijk uit frustratie. En verbitterdheid over hun leven en hoe wij hen dat van hen hebben afgenomen. Omdat ze in de haat en het geweld van de extremisten een uitlaatklep vinden, erin mee gezogen zijn als ware het een manier om terug te vechten voor wat hen is aangedaan. Dat is uiteraard nooit een excuus voor het uitvoeren van dergelijke gruweldaden, maar we zouden eens goed moeten nadenken over de motieven, die onder de waterspiegel liggen, de motieven die niet zichtbaar zijn. Want het zou zomaar kunnen dat die heel anders zijn dan wij hier met z’n allen denken. En dat wij ons eigen aandeel daarin grondig onderschatten.

Wordt het niet eens tijd dat we als Europa pas op de plaats gaan maken en onze hand in eigen opgezwollen boezem steken? Eens ophouden met zo hoog van de toren te blazen over hoe het allemaal zou moeten en eens luisteren naar de mensen over wie we ijzerenheinig de scepter proberen te zwaaien? Misschien hebben die namelijk gewoon ook wel iets te zeggen. En zouden we iets van ze kunnen leren. Waardoor we sámen tot een oplossing kunnen komen, een oplossing die echt werkt en bovendien van respect getuigt voor de verschillende samenlevingen die onze wereld rijk is. Misschien dat we daarmee dan voorkomen dat de echte gekken om zich heen kunnen grijpen en de wereld laten branden. En dan gaat het misschien niet overal zoals ons dat goed dunkt, maar de laatste keer dat ik het checkte, hadden wij volgens mij nog steeds de waarheid niet in pacht.

Share

Zonder woorden

Gisteravond was ik vroeg naar bed gegaan. Omdat ik moe was van een lange week werken. Ik had mijn twee kinderen in bed gestopt, zelf nog met een kopje thee op de bank een halve film gekeken en was daarna heerlijk onder de wol gekropen. Warm, veilig, geborgen. Alleen maar om vanmorgen wakker te worden en te ontdekken dat Parijs in brand stond. Alweer. Terwijl mijn kinderen in hun pyjamaatjes aan hun eerste Lego bouwwerk begonnen, stond ik met mijn bek vol tanden en de i-Pad in mijn handen ongelovig voor het aanrecht. Goedemorgen wereld, another day, another day. Voor mij althans. Godzijdank. Maar voor een hele hoop mensen plotseling niet meer.

Als er dit soort dingen gebeuren, is mijn eerste gedachte: ik moet erover schrijven. Dat zal het journalistenbloed wel zijn, dat je niet echt anders kan dan je verontwaardiging en je afschuw per direct zwart op wit te zetten. Dus ook nu was mijn eerste impuls mijn laptop open te klappen en me op papier af te vragen waar het in godsnaam heen moet met de wereld. Maar toen dacht ik: wat moet ik in vredesnaam nog zeggen? Ik weet niet of ik overdrijf, maar het lijkt wel alsof dit soort gruwelijkheden tegenwoordig aan de lopende band gebeuren. En wat moet je op een gegeven moment nog meer zeggen dan: in vredesnaam, hou op? Wat voor nieuws kun je nog meer zeggen over dingen die je gewoon echt nooit zult kunnen begrijpen? Wat moet je nog méér zeggen over het zoveelste bloedvergieten, behalve: gatverdamme. Want, waar het heen moet met de wereld? Ik kan mijn kop wel in het zand steken, echter, zo langzamerhand bekruipt mij een gevoel van dat ik dat eigenlijk wel weet.

Ik wilde deze ochtend opstaan en mijn twee kinderen vertellen dat Sinterklaas vandaag aankomt in ons land. Dat het een leuke dag is, een dag van vrolijkheid en verwachting. Samen kijken naar de intocht op tv met een bakje pepernoten en daarna naar het plaatselijke onthaal van de Goedheiligman. Natuurlijk heb ik alsnog die Sinterklaasliedjes opgezet en ze verteld dat ze vanavond hun schoentjes mogen zetten. Want voor de kinderen blijft vandaag gewoon de dag dat het leukste kinderfeest van Nederland begonnen is. Maar voor mij en waarschijnlijk voor alle ouders die straks bij de intocht staan, voelt het toch dubbel. Omdat er in Parijs ouders zijn die vandaag opeens moesten opstaan zonder hun kinderen. Mensen die niet meer samen met hun geliefden ooit nog wat dan ook voor feest zullen kunnen vieren. Omdat hun geliefden er plotsklaps niet meer zijn.

Ik schrijf er weer over, maar eigenlijk weet ik echt niet meer wat ik moet zeggen. Nog een reden waarom dat mij angst inboezemt is dat alles over dit soort dingen blijkbaar al gezegd is. En dat is heel erg vreselijk, want betekent dat dan niet dat dergelijke gruwelijkheden zo langzamerhand ‘normaal’ zijn geworden? Dat dit blijkbaar de wereld is geworden waarin we moeten leven, dat er ieder half jaar talloze mensen het loodje moeten leggen, simpelweg omdat we zo ver van elkaar verwijderd zijn geraakt dat we elkaar het licht in de ogen niet meer gunnen? Dat de ene helft van de wereld zodanig tegenover de andere helft is komen te staan, dat we elkaar niet langer meer de hand reiken, maar slechts nog de kalashnikov?

Straks sta ik met mijn kinderen bij de Sinterklaasintocht. Want gelukkig zijn die twee nu nog te jong om te begrijpen in welke wereld zij helaas moeten opgroeien. We zullen strooigoed vangen en vanavond zingen we een liedje bij de kachel. En gaan mijn kinderen slapen in de veronderstelling dat alles goed en mooi is. Stop ik een chocoladeletter in hun schoentjes en kruip zelf dan ook weer onder de wol. Warm, veilig en geborgen. Toch kan ik dan waarschijnlijk niet anders dan me afvragen hoe lang dat nog zal duren. Want als het zo doorgaat met de wereld, vrees ik dat het slechts een kwestie van tijd is totdat de bommen overal ontploffen. Terwijl we toch echt hadden afgesproken, dat zoiets nooit meer zou gebeuren.

Share

Helicopterouders, ga eens landen!

In de Westerse samenleving van dit moment zijn we heel erg gericht op onze kinderen en hun welbevinden. De opvoedmethodieken schieten als paddenstoelen uit de grond, de discussies over verantwoord ouderschap zijn niet van de lucht en we geven ontzettend veel geld uit aan ons nageslacht. Omdat we een goede toekomst voor ze willen, maximale ontplooiing proberen na te streven en ze alle kansen willen geven. Logisch, toch? Nou, eigenlijk is dat maar de vraag. Want, gaan we zo langzamerhand niet een beetje te ver in het faciliteren van de kindertijd van onze kinderen? Is onze ‘ouderbetutteling’ eigenlijk wel zo heilzaam? Het tegengeluid rukt langzaam op.

De Amerikaanse antropoloog David Lancy lanceerde onlangs zijn boek ‘The Anthropology of Childhood’. Hoewel nu al omstreden, wordt het door The New York Times geclassificeerd als ‘het enige babyboek dat ertoe doet’, aangezien het tegenwicht biedt voor de hedendaagse hysterie rondom kinderen en opvoeding. En dat er sprake is van ouderschapshysterie, dat kun je, mijns inziens in ieder geval, wel zeggen. In zijn boek stelt Lancy dat wij in het Westen een nogal romantische kijk hebben op kinderen, die eigenlijk uniek is ten opzichte van de rest van de wereld. De antropoloog hamert al heel lang op hetzelfde stokpaardje: Westerse kinderen worden veel teveel verwend. Niet alleen in materieel, maar ook, en eigenlijk vooral, in emotioneel-pedagogisch opzicht.

In de Verenigde Staten krijgen steeds meer kinderen (en zelfs babies!) anti-depressiva voorgeschreven. Een peuter aan de Prozac, dat is echt niet meer ongewoon. Maar liefst vijf procent van de Amerikaanse kinderen draait momenteel mee op de wieken van de psychiatrische molen. De reden? Ouders van nu accepteren niet meer dat hun kroost pijn, verdriet en/of frustratie ervaart. Terwijl dergelijke emoties onderdeel zijn van een normale kindertijd. Tegenwoordig vinden we het echter onaanvaardbaar dat een kind ‘ongelukkig’ is. Maar waarom eigenlijk? En daarnaast, wat verstaan we onder ongelukkig zijn? Is het een ramp als een kind een tijdje wat minder lekker in z’n vel zit, bijvoorbeeld omdat er iets (nog) niet lukt, het misschien een beetje buiten de gebaande sociale paden loopt , of het iets ontzegd wordt dat het graag zou willen hebben? Want, is dat niet gewoon het leven? En dus iets waar iedereen mee moet leren omgaan, om zich later, als papa en mama je veters niet meer voor je strikken, staande te kunnen houden in de maatschappij?

De manier waarop wij onze kinderen beschermen en aan de hand nemen, is lang niet zo normaal als wij hier denken. In de meeste andere culturen zijn kinderen heel erg op zichzelf en op elkaar aangewezen. Ze moeten hun plaats in de samenleving verdienen, onder andere door actief mee te helpen in het gezinsleven en daarnaast het spreekwoordelijke wiel op eigen houtje uit te vinden. Sowieso is de ‘kindertijd’ zoals wij die in de huidige Westerse maatschappij kennen en actief proberen vorm te geven een relatief nieuw fenomeen, afkomstig uit de Nederlandse Gouden Eeuw. Dankzij de welvarende economie in de 17e eeuw was de noodzaak tot puur overleven minder groot en kreeg men dus tijd voor andere dingen. Hun kinderen verwennen bijvoorbeeld en hen de autonomie van en de verantwoordelijkheid voor hun ontwikkeling uit handen nemen. Resultaat: anno 2015 zitten we met een stel verwende snotapen, die geen poot meer uitsteken. Om maar even kort door de bocht te gaan.

Nou kunnen we de Amerikaanse maatschappij gelukkig (nog) niet parellel trekken met de Nederlandse, dus als je je 3-jarige hier bij het kinderdagverblijf aflevert met een potje Xanax in haar rugzakje omdat Fleurtje het leven niet meer zo goed aan kan, krijg je toch ietwat scheve ogen. Maar, we buigen wel steeds meer in de hysterische richting af. Attachment Parenting, Natuurlijk Ouderschap, co-sleepen, Hatha Flow Yoga voor babies, we wringen ons in allerlei bochten om het onze kinderen zo makkelijk en gerieflijk mogelijk te maken en vechten elkaar bovendien de opvoedtent uit over welke stroming er met de verantwoorde ouderschapsprijs naar huis gaat. Een beetje over the top is het allemaal wel, wat mij betreft.

Daarmee wil ik niet beweren dat we terug moeten naar de tijd van de kinderarbeid, of dat we een voorbeeld moeten nemen aan ouderschap uit donker Afrika, waar de kindertjes worden ingezet om, enorm zelfstandig, loodzware ploegen te trekken op de oogstvelden. Natuurlijk niet. Maar, ik vind wel dat de blijkbaar ontaarde antropoloog Lancy een punt heeft. Als je het mij vraagt hoeven kinderen niet maximaal gefaciliteerd te worden in alles wat ze willen. Als ze later groot zijn, kunnen ze dat namelijk ook gewoon wel vergeten. Ik doe niet overdreven mijn best om zogenaamde ‘jeugdtrauma’s’ te voorkomen (en laten we even realistisch zijn, een kind krijgt een trauma als het door zijn ouders mishandeld, verwaarloosd of vernederd wordt, niet als het geen vijf jaar in de echtelijke sponde mag slapen, of met de fles gevoed wordt). Die krijgen de Terroristen namelijk toch wel. Net zoals jij en ik die hebben. Want dat is hoe het werkt: uiteindelijk krijg je van je kinderen toch de schuld van alles. Je kunt het nog zo goed doen als ouder, kritiek en onvrede over hun jeugd zal het nageslacht toch hebben. Dat is namelijk de generatiekloof. En daar kun je je eigenlijk niet omheen ouderen.

We zijn een generatie van zogenaamde ‘helicopterouders’ geworden, altijd maar rond cirkelend boven onze kinderen, hen verstikkend met zorg, aandacht en geld. Omdat we denken dat dat goed is, dat onze kinderen daar recht op hebben. Maar hoewel Teuntje ongetwijfeld graag het nieuwste NERF-pistool wil hebben, wil dat niet zeggen dat hij dat dan dús ook maar moet krijgen. Dat het erg is als de ouders van Catootje haar niet aan de lopende band vermaken in het weekend omdat ze zich daardoor wellicht ‘niet gezien’ gaat voelen. Of dat we gelijk een blik kinderpsychiaters open moeten trekken als onze pubers zich opsluiten op hun kamers om wekenlang te luisteren naar deprimerende muziek van één of andere getergde emo-band.

Teleurstelling, frustratie en hartzeer horen bij het leven. Het is een package deal en je hebt het er maar mee te doen. Ja, ook als je nog onder moeders vleugels past. Ruimte krijgen om ongelukkig te zijn, boosheid te voelen of te zwelgen, juist dat soort dingen horen bij verantwoord en succesvol opgroeien. Ze net dat duwtje in het diepe geven en laten zwemmen zonder bandjes. Terwijl je zelf, natuurlijk, klaar staat met een handdoek om ze droog te wrijven na het watertrappelen. Maar wel op afstand, aan de kant. Want daarmee doe je een kind op de lange termijn hoogstwaarschijnlijk meer plezier dan met een van biologische oerossenwol geweven draagdoek, of een cursus mindfulness voor kleuters.

Share

Slaap kindje, slaap (deel 5)

Krakend gaat de deur op de eerste verdieping open. Ik open één oog en kijk op mijn telefoon. Vier uur ‘s nachts. Zuchtend trek ik mijn kussen over mijn hoofd, in een poging te doen alsof de buitenwereld niet bestaat. Ik sluit mijn ogen en doe hardnekkig alsof ik slaap. Met een klap hoor ik de toiletbril tegen de wandtegels van de badkamer slaan. Luid neuriënd begint Terrorist nr. 1 te plassen. “Ik-slaap-ik-slaap-ik-slaap” fluister ik tegen mezelf en trek het kussen met twee handen nog wat strakker over mijn oren. Het toilet wordt doorgetrokken en ik hoor kleine voetjes schuifelend over de gang gaan. KLAP! Zijn slaapkamerdeur trilt in de sponningen (net als de rest van het huis) als mijn zoon hem dicht trekt. Ik krimp in elkaar onder het dekbed en blijf doodstil wachten op wat komen gaat. Het blijft stil. Opgelucht haal ik adem en ontspan. Langzaam voel ik mezelf weer afglijden in de slaap.

“MAMAAA!” Verwilderd schiet ik overeind en val bijna uit bed. In onderbroek en met chaoshaar stort ik mezelf de trap af en vind mijn zoon in tranen in zijn bed. Hij huilt met gierende uithalen. “Wat is er?! Wat is er?!” vraag ik verschrikt, al rondjes draaiend om mijn as om te zien waar de brand is, of waar zijn ledematen die hij, af te leiden aan het gegil, op z’n minst kwijt moet zijn, verspreid liggen. “Mijn Woefieieieieie!!!” brult hij. “Woefie is weeeeg!”. “Wat? Wie?” vraag ik. Dit is teveel informatie voor een dergelijk onchristelijk tijdstip. “Woehoefie ligt nog in de badkaaameeer!”. Met een trillend vingertje wijst mijn 5-jarige naar de deur. Even duizelt het me. Dan marcheer ik naar de badkamer, waar het vermaledijde pluchen beest inderdaad moederziel alleen in de wasbak ligt te kreperen. Binnensmonds grommend werp ik de hond in het bed van mijn zoon en strompel terug naar boven. Ik slaap al voor mijn hoofd het kussen raakt.

Opnieuw dat krakende geluid. Maar nu van de andere kant van de overloop. “Mama?” klinkt een klein stemmetje, “Ik moet plassen.” Terrorist nr. 2 heeft weliswaar nog een luier aan, maar ze is hard op weg zindelijk te worden. Vanuit pedagogisch oogpunt kan ik dit dus niet negeren. In de badkamer moet ik haar eerst uit drie lagen, pyjama, romper, en katoenen nachtluier pellen. Mijn dochter klimt op de toiletpot, die veel te groot voor haar is en waarop ik haar dus moet vasthouden. Terwijl we vol spanning wachten, val ik met mijn hoofd in haar schoot in slaap. “Jaaa! Gelukt!” juicht mijn dochter als de plas de pot in tinkelt. “Hoera” mompel ik, maar zo makkelijk kom ik er niet mee weg. “Nee mama! Klappen! Goed van mij, hè?!” Dreigend kijkt ze me aan. Gehoorzaam doe ik in de badkamer een dansje, onderwijl enthousiast klappend. Terrorist nr. 2 knikt goedkeurend en laat zich terug in bed leggen. Inmiddels is het kwart voor vijf. Ik trek het dekbed over me heen en hoop op nog minstens drie uur slaap.

“Opstaan iedereen! Het is ooochtend!!!” Ik probeer mezelf knock out te slaan met mijn mobiele telefoon, die een genadeloze 05.15 uur aangeeft. Vanuit mijn ooghoek zie ik flitsen wit licht door het trapgat gaan. Even denk ik dat het, na vijf jaar slaapgebrek, dan eindelijk zo ver is: ik heb een delirium. Maar dan realiseer ik me dat Terrorist. nr 1 op de overloop met zijn zaklampje staat te zwaaien. Het zaklampje dat hij heeft gekregen om ‘s nachts, stil en geruisloos dus, mee te nemen naar de wc als hij moet plassen. Rillend van de kou en het slaapgebrek gluur ik om een hoekje van de trap naar beneden. Daar staan de Terroristen een showtje weg te geven. Mijn dochter staat wild dansend in de spotlights van haar grote broer, die haar vakkundig bijschijnt en onderwijl een zelfverzonnen lied zingt. Buiten is het nog pikdonker en doodstil. Zelfs de kippen zitten nog op stok. Ik heb al eerder overwogen de Terroristen in het kippenhok te laten slapen. Op het kinderdagverblijf van Terrorist nr. 2 slapen de babies ook buiten in houten hokjes. Daar kan ik dan altijd mee schermen als de buren de kinderbescherming bellen.

Al vijf jaar lijd ik aan chronisch slaaptekort. Vijf jaar. Het is dus een klein wonder dat ik nog niet aan het hallucineren ben geslagen (hee, is dat een roze olifant…?). Slaaponthouding is tenslotte een beproefde martelmethode in oorlogssituaties, maar nog steeds ben ik niet geknapt. Dat bewijst dus maar: het moederschap heeft een commando van mij gemaakt en als het met het schrijven niet meer lukt, kan ik me altijd nog laten omscholen tot Navy Seal. Ik vind dat ik inmiddels op z’n minst een lintje verdien. Of een jaar gratis Nespresso. Vooral als ik George Clooney daar dan bij geleverd krijg. Want dan zit je op zondagochtend op 06.00 uur toch wat lekkerder aan de koffie.

De eerdere delen uit de niet-slapen-saga gemist? Lees het vanaf het begin:

Slaap kindje, slaap (deel 1)
Slaap kindje, slaap (deel 2)
Slaap kindje, slaap (deel 3)
Slaap kindje, slaap (deel 4)

Share