Een tijdje geleden reageerde er iemand op dit blog, die vertelde binnenkort met zijn gezin naar de Achterhoek te gaan verhuizen. Hij was zich gedegen aan het voorbereiden op de komende cultuurshock en vroeg hoe wij het hadden aangepakt met ‘buurt maken’. Tot mijn grote schaamte moet ik bekennen dat ik moest Googlen wat dat betekent, om er vervolgens achter te komen dat wij dat dus helemaal niet gedaan hebben en hoe verschrikkelijk fout dat eigenlijk is. In de Achterhoek heb je namelijk het ‘Naoberschap’, wat vrij vertaald zoiets betekent als ‘buurthulp’. In een kleine, sociale, overwegend agrarische, gemeenschap is het de bedoeling dat je elkaar als ‘naobers’, buren dus, bijstaat met raad en daad. Neem je je intrek op een oude Achterhoekse hoeve, dan is het eerste wat je doet naar de dichtstbijzijnde buurtsuper rijden, een krat pils halen en die buiten op je erf voor het grijpen zetten. Inmiddels wonen we al bijna een jaar op de boerderij en hebben we zelfs nog nooit een bakje koffie uitgedeeld. Ik vrees dus dat we op weinig steun kunnen rekenen als de nood een keer aan de man is.
Mijn moeder heeft nog wel de tegenwoordigheid van geest gehad om ons lid te maken van de buurtvereniging, toen we hier net woonden. Volgens mij voornamelijk omdat ze tijdens het buurtfeest, afgelopen zomer, door een peloton ‘naobers’ met een collectebus in een hoekje gedrukt werd en je als Amsterdammer altijd geleerd wordt dat je, als je bedreigd wordt, gewoon maar beter meteen al je geld kunt afstaan, wil je er levend vanaf komen. Aangezien we dus wel braaf contributie betalen om ons binnen de grenzen van deze weilanden te mogen ophouden, denk ik dat we in principe van rechtswege wel aanspraak zouden kunnen maken op de ‘raad en daad’ die ons als bewoners van deze Achterhoekse enclave ten deel zou moeten vallen, maar ik heb zo’n donkerbruin vermoeden dat we er zo makkelijk niet vanaf komen. Die boeren zijn tenslotte niet voor één gat te vangen.
Toen er daarom een tijd geleden een uitnodiging op de mat viel voor een avondje ‘bowlen met de buurtvereniging’, leek het ons verstandig dit keer over onze stadse principes heen te stappen en wél sociaal te doen. Het kostte nog wel een avond discussiëren en lootjes trekken om te bepalen wie de lul was, maar uiteindelijk toog er op de bewuste avond een ex-Amsterdamse natuurkundige met hangende schouders naar het enige partycentrum in de wijde omgeving, om ons bij de ballotagecommissie te vertegenwoordigen. Pas rond middernacht was hij weer terug, enigszins draaierig van alle pijpjes Grolsch die hij in hoog Achterhoeks tempo achterover had moeten slaan. Hij lust geen bier, dus dat alleen al was genoeg om hem een klein trauma te bezorgen, maar daarnaast had hij naar eigen zeggen ook nog de hele avond moeten praten over de verschillende rassen hobby-schapen en het hoe en waarom van de verzorging daarvan. Nou is hij sowieso geen ster in het praten over koetjes en kalfjes, maar converseren over schápen is voor hem wel echt een brug te ver. Hij wilde er na die avond dan ook voor pleiten ons af te scheiden van de ‘noabers’ en als eerste in de buurt onafhankelijk te worden.
Ik vrees echter dat er weinig anders op zit dan ons beste beentje voor te zetten, willen we nog een beetje in de gratie raken. Want aangezien we sinds onze verhuizing naar het platteland opeens een heleboel verre vrienden hebben, maar we onze goede buren nog steeds maar mondjesmaat spreken, denk ik dat er werk aan de winkel is. Tenslotte hebben we niet alleen de etiquette aan onze laars gelapt door niet voor koek en zopie te zorgen, voor we zelf goed en wel een stap over de drempel van onze boerderij hadden gezet, in de loop der maanden zijn er wel meer tradities geweest waaraan we ons onttrokken hebben. Zo had ik niks in huis, toen op er op 1 januari opeens een groep boerenjeugd in mijn bijkeuken stond, die op nieuwjaarsdag blijkbaar altijd bij iedereen snoep komen ophalen. Toen de plaatselijke muziekvereniging soep kwam verkopen verkondigde mijn vader bot dat hij al boodschappen had gedaan en we zijn ook nog steeds niet wezen ‘kroamschudd’n’ bij de boerderij verderop, terwijl er bijna een half jaar geleden een baby is geboren. Het is eigenlijk een wonder dat er nog geen petitie is opgesteld om ons uit de buurt te ontzetten.
Feit blijft dat er nog 30 jaar hypotheek op deze boerderij zit en ook wij af en toe ergens een kopje suiker zullen moeten lenen. Misschien is het dus toch tijd dat we die inburgeringscursus eens gaan doen. Mijn vader is daarom een tijdje geleden braaf naar de eerste buurtvergadering van dit jaar gegaan. Mijn ouders hebben zich ingeschreven voor het volgende bowlingtoernooi en zijn alvast maar begonnen met indrinken. Waarschijnlijk heel onorthodox, maar ik hoop dat we met terugwerkende kracht nog buurt kunnen maken. Misschien dat we de schade dan toch nog een beetje kunnen herstellen. Want de toorn van de ‘naobers’, die wil je niet over je afroepen.
3 Comments on Beter een goede buur, dan een verre vriend
Leave a Reply
Je moet inloggen om een reactie te kunnen plaatsen.
Agnes
17 mei 2015 at 21:09 (9 jaar ago)Ai, als je inderdaad wil meedraaien met de noabers, zit er maar 1 ding op. Ga naar je naaste buur, met hangende pootjes en vraag om hulp. Je zult zien dat je t krijgt
Marjolijn
20 mei 2015 at 19:24 (9 jaar ago)Haha leuk om te lezen. Maar inderdaad, wat Agnes zegt. Zeker weten dat de buren je willen helpen. Ik vind het wel apart trouwens dat niemand je dat verteld heeft, zoiets kun je toch niet weten als je het begrip niet kent?
Armande
7 juli 2015 at 07:27 (9 jaar ago)Ik woon in Duitsland, net over de grens, en noaberschap is hier ook de riguer. Maar het is altijd optioneel, niet verplicht. Het is ons ook uitgelegd hoe het werkt, dat was wel praktisch.
Ik heb ook aan gene zijde van de grens gewoond en daar was het veel dwingender. En niemand die wat zei inderdaad. Maar achteraf noaberen, dat kan altijd volgens mij.