Schaamteloos

Laatst zei iemand tegen mij dat ik misschien maar beter op kan houden met schrijven over onze zoon en zijn autisme. Omdat je zulke persoonlijke dingen niet in de openbaarheid zou moeten brengen. En omdat het zielig voor hem is. Want wat als hij straks kan lezen en hij ontdekt zijn moeders blog? Dacht ik soms dat hij het leuk zal vinden om zijn hele ziel en zaligheid op het internet te hebben staan? Dat iedereen al wist dat hij niet ‘normaal’ is (wat dat ook mag betekenen), voordat hij dat zelf goed en wel door had? Dat hij niet gekwetst zal zijn als hij moet lezen dat zijn moeder soms blij was als ze hem op school kon afleveren, omdat ze gek werd van zijn autistische buien? Dat ik nou de behoefte heb om mijn emoties van me af te schrijven, daar hoeft hij toch zeker niet de dupe van te worden? Want wat zal hij zich later schamen, alleen maar omdat zijn moeder zo schaamteloos de vuile was gewoon maar buiten hing. Harde woorden. Confronterend ook. Want ja, deze persoon had natuurlijk wel een punt.

Ik schrijf veel over mijn zoon. Over zijn autisme. De afgelopen tijd heb ik me zelf ook afgevraagd waarom zoveel van mijn blogs over hem gaan. Deze website is begonnen als een vrolijke optekening van ons plattelands-avontuur. Over kippen, grasmaaien en verbouwen. Maar nu, bijna een jaar verder, is de toon toch regelmatig anders. Waarom is dat? Dit blog is een bloemlezing van mijn gevoelens geworden. Een uitlaatklep, een digitaal dagboek. En aan een dagboek vertrouw je je zieleroerselen toe, vertel je je gevoelens, je stort je hart uit. Mijn zoon zit in mijn hoofd. In mijn hart. Dat jongetje met zijn mooie blauwe kijkers kruipt onder mijn huid. Met zijn vrolijkheid, zijn pijn, zijn verdriet, zijn worsteling met de wereld. Met zijn autisme. Omdat het ongrijpbaar is, ik altijd het gevoel heb tekort te schieten als zijn moeder. Omdat ik over dat autisme geen controle heb, terwijl ik mijn zoon zo graag wil helpen. Maar ook omdat ik soms niet kan geloven dat ik zoiets schitterends op deze wereld heb gezet. En waar het hart vol van is, daarover schrijf je in je dagboek.

Ik schrijf over mijn zoon, juist omdat ik de wereld wil laten zien wie hij echt is. Dat hij meer is dan alleen dat autisme. Hem juist uit dat hokje wil bevrijden. Omdat ik wil dat iedereen kan zien, wat ik ook zie. Omdat ik nu weet hoe moeilijk het is om om te gaan met vooroordelen, onbegrip, onwetendheid. Ik zie om me heen hoe ouders van kinderen zoals mijn zoon worstelen met hun gevoelens. Hun gevoelens van boosheid, teleurstelling, verdriet. Maar ook: hoe extatisch blij je kunt zijn met de kleinste ontwikkeling, de miniemste mijlpaal. Omdat het voor jouw kind iets groots is. Omdat iedere genomen hobbel weer een monsterzege is. Voor je kind, maar ook voor jou. Hoe je als ouder keihard met jezelf geconfronteerd wordt en hoe ontzettend pijnlijk dat kan zijn. Maar ook: hoe je op een ongekende manier boven jezelf uit kunt stijgen en een kracht ontdekt waarvan je nooit geweten hebt dat je die bezat. En hoe ongelooflijk veel je van zo’n kind kunt houden.

Als ik naar mijn zoon kijk, zie ik schoonheid. Zoveel dat ik soms moet wegkijken. Iedere dag wens ik dat ik voor hem een betere moeder kon zijn. Een geduldiger moeder, een zachtere moeder, een moeder die hem beter begrijpt. En iedere dag zie ik hem groeien. Boven zijn autisme uit. Boven de vooroordelen uit en vooral ook: boven de weinige verwachtingen die menigeen en misschien ook zelfs ik zelf wel, altijd van hem had. En ik hoop dat ik met mijn schrijven over hem later aan hem kan laten lezen hoe trots ik op hem ben. En aan de wereld kan laten zien dat een kind met een beperking meer is dan datgene wat het soms in de weg zit. Maar doe ik dat misschien verkeerd? Zullen mijn stukjes hem straks beschadigen, in plaats van aanmoedigen? Zal hij denken dat ik niet van hem gehouden heb? Heb ik hem met dit blog dan echt publiekelijk aan de schandpaal genageld? Een schuldgevoel bekruipt mij.

SchaamteloosEn dan komt er opeens een pakje. Van een onbekende afzender. Bij het uitpakken zie ik een boek. Een boek over een jongetje dat ‘anders’ is. Een jongetje zoals mijn zoon. Uit het boek valt een brief. Geschreven door een vrouw uit Amsterdam. Iemand die mijn stukjes leest en mij wil vertellen dat ze er steun en kracht uit ervaart. Die dit boek zag liggen, aan mij en mijn geschrijf moest denken en het aan mij wilde geven. Ik staar naar het papier, de handgeschreven woorden van een totale vreemde. Ik voel een traan over mijn wang glijden. Want dit is dus de reden. De reden waarom ik schrijf. Schrijf over mijn zoon. Mijn mooie, bijzondere, lastige, ongrijpbare zoon. Omdat er meer mensen zijn zoals ik. Mensen die zich voelen zoals ik. Die vallen en weer opstaan, samen met hun kind. En daarmee worstelen. Omdat er zoveel meer kinderen zijn zoals mijn zoon. Autistisch, ziek, of wat dan ook. En hun ouders, verzorgers, familie. Ik heb soms steun nodig, kracht, herkenning en ik weet dus dat ik niet de enige ben. En daarom schrijf ik. Want wat ik nodig heb, dat wil ik ook graag een ander geven.

Met heel mijn hart hoop ik dat ik mijn zoon mij mijn stukjes straks niet kwalijk neemt. Maar ik kan niet stoppen met over hem te schrijven. Als ik ooit nog eens een boek zal schrijven, draag ik het op aan hem. Ik heb altijd wel geschreven, maar dankzij hem kan ik eindelijk doordringen tot die plek heel diep van binnen, waar de zinnen zich al die tijd verborgen hebben. Mijn zoon geeft mij mijn woorden en daarvoor ben ik hem eeuwig dankbaar. Ik hoop dat hij zich later realiseert dat hij mijn grootste inspiratie is. Dat hij niet alleen een bijzonder mens is, maar ook van mij een beter mens maakt. Dus ik blijf maar over hem schrijven, ook al is het dan misschien schaamteloos. Omdat ik hoop dat het vereeuwigt hoeveel ik van hem houd, hem bereikt op de momenten dat mijn stem door zijn autisme overstemd wordt. Omdat mijn zoon van mij de schrijver maakt die ik altijd al heb willen zijn. En daar hoeft hij zich echt helemaal niet voor te schamen.

Share

Hand in hand

Staatssecretaris Martin van Rijn van Volksgezondheid vond het nodig om afgelopen week hoog van de toren te blazen over het succes van zijn decentralisatiebeleid van de zorg. Volgens Van Rijn is de overgang namelijk gladjes verlopen en zijn er geen noemenswaardige problemen. De enige juiste conclusie die hieruit te trekken valt, is dat ons aller Martin waarschijnlijk doof en blind is, gewoon gek, of simpelweg geen geweten heeft. Want als je het feit dat er 110.000 hulpbehoevenden in Nederland zijn, die sinds 1 januari van dit jaar tussen wal en schip zijn komen te vallen omdat zij geen zorguitkering meer ontvangen, geen ‘noemenswaardig probleem’ vindt, dan moet er toch wel iets ernstig mis met je zijn. Ik zou in ieder geval ’s nachts niet meer echt lekker op mijn kapitale Auping liggen, als ik zou weten dat er om me heen mensen zitten te kreperen, omdat ik mijn werk niet goed gedaan heb. Maar goed, empathie is ook niet meer van deze tijd natuurlijk, medeleven is zo 2014.

Hands-273x300Zo langzamerhand ga ik maar gewoon achterover zitten om toe te kijken hoe de hele boel voor mijn ogen als een kaartenhuis in elkaar stort. Want dat gaat gebeuren. We zijn nog maar nauwelijks het eerste kwartaal van 2015 door en de PGB-alarmen en thuiszittende autistische jongeren vliegen je om de oren. Maar nee hoor, het loopt allemaal hartstikke lekker daar bij die gemeentes. Geen centje pijn. Komt hé-le-maal goed. Zeg je dat ook tegen de ouders van kinderen die bij iedere schooldeur geweigerd worden, beste Martin? Zeg je dat ook tegen de mensen die geen zorg meer kunnen inkopen voor hun oude moeder, voor wie zij onder dwang van het kabinet zo lekker moeten mantelzorgen, omdat hun bankrekening opeens akelig leeg blijft aangezien de Sociale Verzekerings Bank het allemaal niet kan bolwerken? Of loop je die mensen gewoon maar gauw voorbij zonder ze echt aan te kijken, als je ze op straat tegenkomt? Hoe heet dat ook alweer? Struisvogelpolitiek, toch?

Beste Martin, mag ik je iets vragen? Wat is straks jouw beleid, als over vijf jaar blijkt dat die hele participatiemaatschappij tragisch ten onder is gegaan? Of eigenlijk misschien gewoon nooit bestaan heeft? Ga jij dan zelf de rokende puinhopen bij elkaar rapen? Of pak je dan je biezen en laat je de brokstukken liggen voor een ander? Ik ben altijd van mening, wie zich brandt, moet op de blaren zitten. En ik kan me zo voorstellen, dat het onder jouw kont inmiddels al behoorlijk heet begint te worden. Wist je dat mensen inmiddels al zo wanhopig zijn, dat ze de kantoorklerken van het SVB met de dood bedreigen? Dat is natuurlijk niet zo netjes, maar ja, je kunt je wellicht voorstellen dat je, als jij geen medicijnen meer kunt kopen omdat het de mensen aan het roer niet zoveel kan schelen als jij vijf jaar eerder in je kist ligt, dan een beetje chagrijnig wordt. Wist je al, Martin, dat ik zelf Multiple Sclerose heb? Gelukkig valt het vooralsnog wel mee, maar het zou zomaar kunnen dat ik over vijf jaar in een rolstoel zit. Of een beursje euro’s nodig heb om Prednison van te kopen. Dat ik dan bij jou kom voor een PGB. Omdat ik anders niet meer kan lopen. Of misschien zelfs dood ga. En dat is niet zo’n goed idee, want ik heb een hypotheek. En ook twee kleine kindjes. Weet je wat het kost als ik de ziektewet in moet, omdat ik van jou geen medicijnen meer mag kopen? Weet je wat het kost als ik mijn zoon straks niet meer naar een speciale school kan sturen, omdat de gemeente misschien liever nieuwe straatlantaarns koopt? Want die geven nu misschien mooi licht, maar als al die autisten straks schuimbekkend door de gangen van de reguliere scholen lopen, geloof me maar, dan is er weinig licht meer in de duisternis.

Hoe hard moeten mensen roepen, beste Martin, voordat jij ze hoort? Of ben je misschien gewoon Oost-Indisch doof? Want naar het schijnt negeer jij wel vaker dingen die je niet wilt horen. Dat doet mijn zoon ook heel vaak, wist je dat? Ik vind dat best wel irritant, want ik houd er niet zo van mijn stem te moeten verheffen. Dan voel ik me zo’n viswijf. Maar ja, onder kleuters schijnt het een chronische aandoening te zijn, Oost-Indische doofheid, dus waarschijnlijk kan hij er niks aan doen. Ik heb overwogen er een PGB voor aan te vragen, maar ik denk niet dat het uitspuiten van zijn oren tegenwoordig nog betaald zal worden. En, anders dan met zijn autisme, hier groeit hij vast wel overheen. Mijn zoon is vier trouwens. Hoe oud was jij ook alweer?

Bijna een jaar geleden schreef ik op dit blog al over het ineen slaan van de handen, omdat we alleen samen een verschil kunnen maken. Maar als degenen die voor ons zouden moeten zorgen ons de hand dan weigeren te reiken, moeten we elkaar maar vasthouden. Want alleen samen staan we sterk. Dus pak mijn hand en die van degene naast je. Want, ik zei het al eens eerder, één voor allen, allen voor één.

Ook liever hand in hand, dan alleen en Oost-Indisch doof? Laat het merken via Twitter: #handinhand #samensterk #pgbalarm.

Share

Gekonkel in het kippenhok

Op scholen wordt tegenwoordig van alles gedaan om pesten tegen te gaan. Kanjertraining, Alles Kidzzz, Sta Sterk, de anti-pestprogramma’s schieten als paddenstoelen uit de grond. En terecht, want kinderen zijn meedogenloos en de mens is een wreed wezen. Bijna iedereen is in zijn leven weleens het pispaaltje geweest, slachtoffer van spot, geroddel en andere narigheid. We maken elkaar zonder blikken of blozen met de grond gelijk en dan het liefst ook nog met zoveel mogelijk tegen één. Nee, dan de dierenwereld, daar maken ze zich tenminste niet schuldig aan dergelijke primitieve praktijken. Dieren co-existeren binnen hun eigen groep tenminste in harmonie, daar zouden wij als zogenaamd hoog-geëvolueerde soort weleens een voorbeeld aan mogen nemen. Althans, die mening was ik tot voor kort nog toegedaan. Ga je echter op het platteland wonen, dan merk je al snel dat ook in het rijk der dieren vuile spelletjes worden gespeeld. Ja, niet alleen het schoolplein, maar ook het erf kent zijn intriges.

GekonkelinhetkippenhokEén van onze kippen wordt gepest. Niet door de Terroristen, of door de buurkinderen. Nee, door haar mede-hennen. We hadden het niet gelijk door, want bij kippen gaat treiteren blijkbaar net zoals bij mensen: stiekem. Bovendien scharrelen de dames sinds enige tijd vrij rond in de tuin, dus we hebben wat minder supervisie dan toen ze nog veilig binnen de perken van hun eigen ren zaten. Maar goed, meestentijds liepen de gezusters met z’n allen over het landgoed, als een soort mobiel, kakelend dameskransje. Ze vielen je met z’n allen aan als je het waagde één voet over je eigen drempel te zetten, legden collectief al maanden geen eieren meer, dus de eensgezindheid leek op het eerste gezicht groot. Wellicht hadden we verder moeten kijken dan onze neus lang is, maar je kunt het ons niet kwalijk nemen. Amsterdammers zijn nou eenmaal niet gewend aan pestend pluimvee.

“Die kip, die ziet een beetje pips” zei mijn vader op een ochtend. En inderdaad, de veertjes waren wat gerafeld, op sommige plekken was ze kaal. “Vreemd” zei ik, “Misschien een ziekte?”. Vogelgriep of SARS ofzo, meer vogelziekten kon ik niet verzinnen. Maar dat leek toch onwaarschijnlijk, vooral ook omdat de andere kippen er blakend van gezondheid bij liepen. Een tijdje hebben we het maar op een winterdepressie gehouden, je moet de psyche van een kip tenslotte niet onderschatten, zoveel hebben we inmiddels wel geleerd. De waarheid kwam echter onlangs aan het licht, toen mijn vader op een ochtend nietsvermoedend naar de schuur liep. Achter de boerderij hadden de vijf pestkoppen zich verzameld, nummer zes angstig in een hoekje drukkend. Zachtjes sloop mijn vader naderbij en was getuige van een goedgemikte pik, recht in de flank van het arme slachtoffer. Kakelend lachten de vijf plaaggeesten en toen regende het scherpe snaveltjes tegen een weerloos verenpak. Mijn vader was geschokt. Zo meedogenloos zijn zelfs bovenbouwers in het fietsenhok nog niet.

Snel daarna werd duidelijk dat het arme beest al veel langer niet meer met haar collega’s op stok gaat. Eenzaam en alleen wordt ze bij het vallen van de avond verbannen naar het donkerste plekje van het kippenhok. Terwijl de gezusters met zijn vijven lekker warm tegen elkaar aan kruipen, moet nummer zes in het verdomhoekje haar veertjes bij elkaar zoeken. Eten krijgt ze bijna niet, want de alfa-vrouwtjes verschansen zich gezamenlijk voor de bak met korrels als het voedertijd is. De muur van dikke kippenkonten is vrijwel ondoordringbaar en als ze het toch waagt dichterbij te komen, klapwieken de vleugels dreigend. Dus moet ze het doen met af en toe het afgekloven klokhuis van een appeltje dat Terrorist nr. 1 haar barmhartig toewerpt of de schalen van legbatterijeieren uit de supermarkt, die mijn vader op de composthoop gooit. Alsof je een moeder vraagt andervrouws placenta op te eten. Hoe barbaars is dat? Niet de mens is het meest meedogenloze wezen, de kip steekt er met kop en schouders bovenuit.

We doen ons best de gemoederen in het kippenhok te kalmeren, maar vooralsnog zonder resultaat. De Katrientjes zijn niet voor rede vatbaar. Nuffig keren ze ons de rug toe, als we weer eens proberen hen de les te lezen over harmonie en verdraagzaamheid. Hun scherpe snavels boren zich hardhandig in je kuiten als je het waagt de voederbak richting nummer zes te schuiven. Treurig en zienderogen vermagerend sjokt zij in hun kielzog dan de hele dag maar mee, hopend op de gratie van een verloren korrel maïs. Inmiddels overweeg ik om nummer zes dan maar te adopteren en er een huiskip van te maken. Ik denk wel dat het eerst even vechten wordt met de katten, maar na maandenlang klappen met een tiental slagpennen, draai je voor een paar kattenklauwen je vleugel niet meer om.

Ik denk overigens wel dat ik door het gepest van de Katrientjes een gat in de markt heb gevonden. Kanjertraining voor Kippen. Het wordt een daverend succes, let maar op. Nooit meer gekonkel in het kippenhok. Het platteland zal me dankbaar zijn.

Share

Overwinning

Een klein jaar geleden was onze zoon nog reddeloos verloren. Dat zeiden althans de testen die de verschillende behandelaars bij hem hadden afgenomen. Ik zie ons nog zitten, manlief en ik, in een grijzig kamertje op een nog veel grijzere ochtend in april, met tegenover ons een kinderpsychiater met ernstige ogen en een duimendik dossier op haar schoot. “Wat denken jullie zelf?” was haar vraag en ik voelde manliefs hand over de mijne schuiven. De uitslag kwam als een mokerslag. Autistisch. Zwakbegaafd. Waarschijnlijk niet in staat te leren. Ik voel de tranen opwellen, sla mijn ogen neer. Manlief zegt niks, staart voor zich uit. Terwijl ik de brok in mijn keel wegslik, herpak ik mezelf, kijk de psychiater aan en zeg: “Nee. Het klopt niet. Ik weet dat het niet klopt”. Ze kijkt me aan, ik lees medelijden in haar blik. Maar dat dossier kan me gestolen worden. Autistisch? Ja. Zwakbegaafd? Nee. Ik ken mijn zoon, weet wat er in zijn hoofd, in zijn hart zit. En dat is veel. Wat de rapporten ook zeggen.

Iedere ouder vindt zijn kind bijzonder. Slim. Mooi. De beste. Maar mijn zoon is het echt. Ik heb het altijd geweten, vanaf het allereerste moment dat ik hem in mijn armen had. Nog steeds kan ik me het moment herinneren dat hij me voor het eerst aankeek. Ik heb me nooit sterker met iemand verbonden gevoeld, geweten dat ik goud in handen had. Blauwe ogen in een klein, ernstig gezichtje. Niet slaperig, zoals de meeste pasgeboren babies. Nee, helder, verwonderd, opmerkzaam. Geen baby zoals alle andere. Dat hij autistisch was, dat was voor mij al snel duidelijk. Met twee maanden stond ik over zijn wiegje gebogen, kijkend naar de hysterisch maaiende armpjes, zijn totale paniek van alle prikkels die op hem af kwamen. Angst en chaos in diezelfde blauwe oogjes. Pas kalm als ik hem tegen mijn blote huid aan legde, hij rust kon vinden in de regelmaat van mijn hartslag. Maar daarnaast was hij ook het kind dat met vijf maanden al weg tijgerde om de wereld te ontdekken, met anderhalf jaar al alle kleuren wist. Alle vormpjes moeiteloos in de goede gaatjes drukte en het daarna weigerde, omdat hij het nu tenslotte toch al kon. De peuter die in de speeltuin een perfect glad steentje tegen de zon in hield om de weerkaatsende kleuren te kunnen zien, terwijl de rest van de kinderen elkaar van de glijbaan duwde. Anders? Ja. Dom? Allesbehalve dat.

Maar wat heb je aan die wetenschap, als de rest van de wereld zegt dat je kind een debiel is?  Als ze komen met grafiekjes in rapporten, die met strenge zwarte lijnen laten zien dat je 3-jarige zoon het ontwikkelingsniveau heeft van een baby van 8 maanden? Wat heb je aan verhalen over een klein jochie dat je alles kan vertellen over het sterrenstelsel en vragen stelt die zelfs zijn ontzettend intelligente vader niet kan beantwoorden, als toch niemand je gelooft? De cijfers liegen tenslotte niet. Empirisch bewijs. En een bloedend moederhart. Want dan ga je het geloven, denken dat je zelf wel gek zult zijn. Misschien werkt het echt zo, dat je als ouder in je kind alleen het goede ziet. Een beetje blind bent voor de werkelijkheid. Omdat het anders simpelweg te pijnlijk is. Want ergens voelt het toch als falen, als de wereld zegt dat je kind niet degene is op jouw netvlies staat.

Kort geleden deed het orthopedagogisch centrum, waar onze ‘zwakbegaafde’ zoon nu al bijna een jaar naartoe gaat, een nieuwe intelligentietest. Over niet al te lange tijd moet hij namelijk ergens anders heen en zonder nieuwe zwarte grafieken is ons jochie vogelvrij. Manlief en ik houden die dag onze adem in, pakken net zoals een half jaar geleden even elkaars hand. Het gaat zoveel beter met onze zoon, de afgelopen tijd. De school heeft wonderen gedaan. Hij is gegroeid, een ander kind geworden. Het kind dat wij altijd al in hem zagen. Dat autisme, dat hoort bij hem, zit gewoonweg in zijn bloed. Dat hoeft echter nog niks af te doen, aan wat er in zijn hoofd zit. Daar zijn wij nog steeds van overtuigd. Maar wat als ook deze test, onze overtuiging weer niet deelt?

OverwinningEn laatst kwam dan de uitslag, dit keer op een zonnige dag. Zo’n dag waarop je de lente echt kunt voelen. Zo’n dag waarop er opeens overal sneeuwklokjes staan en er gouden plassen zonlicht op de velden liggen. Ik haalde mijn zoon op van school en hij sprong uitgelaten in mijn armen. De juf kwam naar me toe, legde haar hand even op mijn arm. “Het is zo goed gegaan”, zei ze en vertelde me glimlachend de resultaten. Weer moest ik moeite doen om niet te huilen. Maar dit keer van geluk en opluchting. Ik kan nu iedereen om de oren slaan met wat ik altijd al heb gezegd, want nu staat het zwart op wit. Autistisch? Ja. Dom? Zwakbegaafd? Nee. Nee, natuurlijk niet. Hoezo ‘niet leerbaar’? Hoezo ‘problematisch’? Doe die hokjes nu voor eens en altijd maar gewoon dicht, want niemand kan mijn zoon daar nog in opsluiten.

Op weg terug naar huis, heb ik de neiging om mijn fiets opnieuw langs de kant te zetten, het weiland in te lopen en daar mijn emoties eruit te schreeuwen. Net zoals een half jaar geleden. Maar dit keer niet uit onmacht, niet uit woede en frustratie. Maar van blijdschap en verademing. Niet eens zozeer omdat mijn zoon nu opeens wel ‘intelligent’ is, want ook dat is tenslotte maar een hokje. Maar wel omdat mijn zoon heeft laten zien dat hij meer is dan alleen autisme, nu ten overstaan van iedereen heeft bewezen wie hij is en wat hij kan. Omdat hij nu niet alleen maar mijn vertrouwen heeft, maar ook de wereld niet meer om hem heen kan. Kijk maar in die hele blauwe ogen, dan zal iedereen zien wat ik altijd al zag. Een heel bijzonder jongetje. Waar het echt wel goed mee komt.

Share

Van de wal in de sloot

Onlangs zaten wij weer een avond op het orthopedagogisch centrum van Terrorist nr. 1, voor een bijeenkomst over het Passend Onderwijs. Dit keer afgedwongen door manlief, mijn moeder en mijzelf, aangezien het laatste promopraatje van de gemeente alles behalve transparant en bovendien bijzonder onlogisch was. Dit keer stonden drie dames van het Samenwerkingsverband van de scholen in de regio ons te woord. Het feit dat deze vrouwen hun verhaal daadwerkelijk hadden voorbereid en hun woorden lieten vergezellen door professioneel ogende powerpoints en gezellige illustratieve filmpjes, stemde ons in ieder geval hoopvol. Gelukkig vinden blijkbaar niet alle beleidsmakers een krabbeltje op een groezelige post-it wel voldoende om het gepeupel mee te informeren.

Dat het pijnpunt niet ligt bij de coördinatie van het Samenwerkingsverband, was al snel duidelijk. De dames in kwestie waren betrokken, goed geïnformeerd en bovenal: eerlijk. Een verademing. Wat wél opnieuw, en misschien juist nog wel erger, pijnlijk duidelijk werd, is dat ze de bedenker van het Passend Onderwijs beter ter beschikking kunnen stellen aan een instituut voor geesteszieken. Het is namelijk een totaal belachelijk initiatief, wat binnen vijf jaar niks anders zal hebben opgeleverd dan een aanzienlijk deel van de lerarenpopulatie met een burn out in de ziektewet en een heleboel gefrustreerde, wanhopige en verdrietige kinderen en ouders. Natuurlijk, onderwijs op maat voor ieder kind, in een zo gewoon mogelijk omgeving, is een prachtig idee. Of het ook realistisch is, daarbij lijkt het zetten van grote vraagtekens op zijn plaats.

VandewalindeslootWant: omdat de overheid wil dat we met z’n allen nou eindelijk weer eens gewoon lekker ‘normaal’ gaan doen, moeten alle kinderen naar het regulier onderwijs. Normaal is goed, normaal moeten we willen. Normaal is namelijk goedkoop. Het is de ultieme vorm van struisvogelpolitiek. Stop een gedragsgestoord kind in een reguliere klas en doe net alsof de problemen er niet zijn. Wat je niet ziet, bestaat niet. Dat zo’n kind dan vervolgens iedere dag thuis de boel kort en klein slaat, omdat het op school binnen de kortste keren totaal vastloopt en bovendien uitgekotst wordt door zijn eigen klasgenoten, nee, dat zien ze op het gemeentekantoor inderdaad niet. What happens at home, stays at home. Beetje jammer alleen dat er dan binnen afzienbare tijd waarschijnlijk geen thuis meer is, omdat het gehele gezin eraan onderdoor gaat.

Want: er is geen enkele controle. Nee, het Passend Onderwijs is geen bezuinigingsmaatregel, roept de beleidsmaker met opgeheven vingertje. Er is namelijk nog steeds dezelfde hoeveelheid geld beschikbaar die er voorheen ook was. Maar hoe dat geld besteedt wordt, daar heeft vervolgens niemand zicht op. Kreeg iedere autist vroeger een individueel zakje geld, waaruit zijn zorgbehoeften betaald moesten worden, tegenwoordig wordt er gewoon een dikke portemonnee op de stoep van de scholen gelegd met de mededeling: geniet ervan, hè! Natuurlijk, in een ideale wereld bekostigt de onderwijsinstelling daarmee de logopedie, ergotherapie, ambulante ondersteuning en noem het allemaal maar op. Echter, of dit ook daadwerkelijk gebeurt is de vraag. Waar de euro’s aan uitgegeven worden, hoeft namelijk niet verantwoord te worden. “Volgens de school is het potje voor mijn dochter op” vertelde een moeder tijdens de bijeenkomst, “Maar zij heeft de helft van de hulp die zij voorheen had, nog niet gekregen”. Maar helaas, als de school claimt dat de potjes leeg zijn, dan heb je als ouder geen poot om op te staan. Ook als je kind helemaal niet geholpen is. Is de school van het geld voor jouw kind op bedrijfsuitje gegaan? Zou kunnen. Natuurlijk, dat is wel negatief gedacht. De meeste scholen zullen hun uiterste best doen om leerlingen goed te begeleiden. Maar helemaal onrealistisch is het niet. Want waar gefraudeerd kan worden, rolt het geld niet zelden in de verkeerde richting. En als er íets fraudegevoelig is, lijkt dat nu wel het Passend Onderwijs.

Want: alle verantwoordelijkheid komt te liggen bij de ouders. Oftewel: de leken. Hoewel de dames tijdens de bijeenkomst enorm hun best deden de boel in Jip en Janneke taal uit te leggen, blijft het ingewikkelde materie. Nou zijn manlief en ik niet op ons achterhoofd gevallen, maar zelfs met onze twee Master-titels werd het ons af toe nog even zwart voor de ogen. Gelukkig heb ik nog een moeder die zo ongeveer overal directeur is geweest en dientengevolge het nodige ambtelijk jargon weet te ontcijferen, maar niet iedereen heeft in huis een onderlegde oma die kan zorgen voor wat ondertiteling. En heb je als ouders dus geen ijzersterk verhaal over wie jouw kind is, wat het nodig heeft en vooral: waarom, dan heb je het nakijken. Natuurlijk, ik ga er met gestrekt been in. Mijn zoon, die valt niet tussen wal en schip. Maar wat als je ouderlijke bek minder groot is dan die van mij? De centen spreken dan helaas toch net iets luider dan het zorgintensieve kind.

Want: ga je eenmaal met een school in zee, dan zit je eraan vast. Er is geen weg meer terug. Blijkt een school, ondanks een mooie salespitch, en als het geld eenmaal op de rekening staat, toch opeens wat ‘handelingsverlegen’, dan kun je nergens meer verhaal halen. Het zorgloket sluit na plaatsing van het kind de deuren en ook het Samenwerkingsverband heeft geen pressiemiddelen om de scholen te beïnvloeden. Dus heeft jouw kind méér nodig dan de school wil bieden, dan mag je uit bedelen gaan bij de gemeente. En die hebben misschien wel net een optie op een paar fraaie nieuwe straatlantaarns genomen, dus dan houdt het al snel op. En daar sta je dan als ouder, met je schuimbekkende zorgleerling op het reguliere onderwijs. Om hulp roepen heeft geen zin, want niemand kan je horen. De muren van de gevangenis die Passend Onderwijs heet, zijn namelijk heel erg dik.

Zo kan ik nog wel even doorgaan. Alhoewel ik blij ben met de duidelijkheid die het Samenwerkingsverband heeft weten te scheppen, worden mijn zorgen eigenlijk alleen maar groter. Misschien was het voorheen niet ideaal geregeld, maar van de wal belanden we nu wel heel diep in de sloot. Toch rond ik nu maar af, anders komt er aan dit stukje nooit een eind. En ik heb geen tijd meer voor het schrijven van epistels, want ik moet op de barricade voor mijn zoon. Misschien als ik er zwart bij ga werken, dat ik dan het gat in zijn begroting nog gedicht krijg. Dan hoeft de gemeente straks in ieder geval niet te beknibbelen op de vrijmibo.

Share

1 12 13 14 15 16 35