Soms word ik heel erg moe van mijn leven. Ik zak ‘s avonds naast manlief op de bank en staar uitgeblust voor me uit. De nasleep van die week in het ziekenhuis met Terrorist nr. 2 hakt erin. Zoals altijd. Ik heb het gevoel dat ik wel drie jaar kan slapen, mijn lijf voelt zwaar en oud. De afgelopen dagen zijn niet de makkelijkste geweest. Een meisje dat langzaam weer overeind krabbelt, maar alle ziekenhuis-ellende nog lang niet achter zich gelaten heeft, een jongetje dat extatisch blij is dat zijn zusje en zijn moeder weer gewoon thuis zijn, maar van pure opwinding in totale autistenmodus is geschoten. En twee volwassenen die werk en huishouden weer op proberen te pakken, de boel weer op de rit proberen te krijgen. Tijd om even adem te halen is er niet. De volgende bijeenkomst over het Passend Onderwijs en het lot van onze zoon in de huidige participatiemaatschappij staat al op de agenda. De kinderarts is ondertussen een reeks nieuwe onderzoeken aan het plannen voor onze dochter. Ik wrijf over mijn handen, vraag me even af of de zenuwpijn van de MS de laatste dagen erger is geworden. Maar ik spreek het niet uit, want anders moet ik van manlief de neuroloog bellen. En daar heb ik geen tijd voor.
Oneerlijk. Dat vind ik het soms. Mijn leven. Hoewel ik een Nederlander ben en klagen me dus in het bloed zit, weet ik ook dat zaniken bepaald niet aantrekkelijk is en doe ik het liever niet. Maar, om maar even met Brigitte Kaandorp te spreken, soms denk ik het stiekem toch: ‘wat heb ik een zwaar leven’. Ik kijk om me heen en zie vooral mensen met een makkelijk leven. Die mensen hebben normale kinderen. Die mensen hebben geen MS. Ze komen alleen bij de dokter om af en toe eens een eksteroog te laten verwijderen, of omdat hun kind een knikker in zijn neus heeft gepropt (wat me trouwens behoorlijk eng lijkt, daar niet van). Ze hebben nog nooit van een orthopedagogisch centrum gehoord en het begrip ‘Autisme Spectrum Stoornis’ moeten ze opzoeken in de Dikke van Dale. Na hun werk hoeven ze niet naar een ellenlange vergadering van de provinciale Zorg Sektor Raad, om tegen een stel wethouders met torenhoge ego’s te fulmineren over hun weinig sociale beleidsvoering. Nee, die mensen kunnen na zich na het avondeten het hoofd breken over de intriges in ‘Wie is de Mol’ en genieten van de nervous breakdown van Chris Zegers in plaats van die van de juffen van hun kind, die ook één voor één naar huis gestuurd worden.
Waarom ik? Waarom wij? Het is verschrikkelijk en ik schaam me ervoor, maar soms schiet het wel door me heen. Vijf jaar geleden was er nog niks aan de hand, zat ik met een groeiende buik prinsheerlijk in de Californische zon, geen flauw benul van wat me te wachten stond. Mijn leven bestond uit bruin worden, met manlief langs het strand wandelen en luchtkastelen bouwen. Als ik nu naar foto’s van mezelf uit die tijd kijk, vind ik het onvoorstelbaar hoe groot het verschil is. De onschuld, de naïviteit spat gewoon van het scherm als ik naar mijn eigen gezicht kijk op de laptop. Leg er een foto naast van nu en ik lijk wel twintig jaar ouder. Wijzer, dat wel. Maar ook: zorgelijker. Vermoeider. Ik schrik er best een beetje van. Waarom kan ik er niet uitzien zoals al die andere moeders, die rimpelloos en op hippe sneakers een bakfiets met vier gezonde kinderen door Amsterdam sturen? Wat heb ik het universum in vredesnaam aangedaan dat ik deze bak met ellende over me uitgestort krijg? Soms denk ik dat in een vorig leven wel minstens Jack the Ripper geweest moet zijn om te verdienen wat ik de laatste jaren gekregen heb. En, om dan nog maar een beroemdheid van eigen bodem te quoten: houdt het dan nooit op?
Soms ben ik boos. Omdat niks, gewoon helemaal niks, in mijn, ons, leven makkelijk lijkt te gaan. Omdat we het ene probleem nog niet te boven zijn, als het andere zich alweer aandient. Zo langzamerhand durf ik mensen bijna niet eens meer te vertellen wat er bij ons allemaal aan de hand is, omdat het een beetje belachelijk wordt. Als iemand anders mij hetzelfde zou vertellen, zou ik denken dat diegene het verzint, of in ieder geval overdrijft. Dus niet alleen vind ik het allemaal een rotstreek, eigenlijk vind ik het ook nogal beschamend. Want, kan het nóg gemankeerder? Zo langzamerhand niet meer, nee. Artsen, psychologen, ambtenaren. Weer dertig formulieren invullen om je kind bij Gods gratie ergens op een school geplaatst te krijgen. Weer een week leven uit een koffer in het ziekenhuis. Weer hopen dat je na een periode van heftige stress geen schub krijgt en opnieuw de MRI-scanner ingeschoven wordt. Soms heb ik er zo genoeg van.
Maar dan is het maandagochtend. Ik stap op de fiets, met Terrorist nr. 1 achterop. We rijden het erf af, de weilanden in. De Achterhoek ontwaakt, achter ons ligt de boerderij te glimmen in de ochtendzon. Het wordt lente, je kunt het voelen, ruiken, horen. Terrorist nr. 2 zwaait ons uit, weliswaar nog wat bleek rondom de neus, maar wel vrolijk en iedere dag weer een klein stukje meer aangesterkt. Overal in de berm staan paarse krokusjes en mijn zoon zingt een vrolijk zelf verzonnen liedje, terwijl ik ons door de polder trap. Ik kijk om me heen en kan mezelf wel voor mijn kop slaan. Hoezo, zwaar leven? Wat een verwend kreng ben ik. Hoeveel mensen wonen er zoals ik? Op een boerderij met een tuin waarin je kunt verdwalen? Op één van de meest idyllische plekjes van het land? Ik heb twee kinderen die weliswaar niet helemaal doorsnee zijn, maar wel de mooisten van de hele wereld. Er zijn veel erger ziektes dan MS en bovendien gaat het al best een tijd heel goed. En lang niet iedereen heeft werk dat gelukkig maakt, terwijl ik van mijn schrijfpassie mijn beroep heb kunnen maken. Dus wat heb ik nou eigenlijk te klagen?
Die bakfietsende sneakermoeders in Amsterdam, waar ik zo jaloers op ben? Ik weet helemaal niet of die het wel zo makkelijk hebben. Waarschijnlijk niet. Want hoezo is mijn ellende groter of vervelender dan die van een ander? Waarom ga ik er van uit dat er achter hun vrolijke rimpelloze glimlachen niet net zo goed een aantal worstelingen schuil gaan? Amerika kent een gevleugelde uitspraak: ‘Life throws you curveballs’, waarmee de yanks zoveel willen zeggen als dat het leven nou eenmaal meestal niet loopt zoals je dat bedacht had. En ik vrees dat dat één van de weinige dingen is waarin de Amerikanen gelijk hebben. Waarschijnlijk zijn we allemaal verbaasd over de onschuld in onze ogen op die foto van vijf jaar geleden. Omdat de realiteit van het leven ons op een bepaald moment allemaal keihard inhaalt. Maar als je op een boerderij in de Achterhoek woont en je hebt ‘s ochtends de hertjes in je tuin staan, dan moet je ook je zegeningen tellen. Count your blessings, zouden diezelfde Amerikanen zeggen. En er valt behoorlijk wat te tellen. Life throws you curveballs, ja, zeg dat wel. Maar als je erop voorbereid bent, kun je nog steeds die homerun scoren. It’s just a matter of catching them.
Je moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.