“Mama, zijn er bij het nieuwe huis ook wolven?”. Terrorist nr. 1 kijkt me vragend aan. “Wolven? Nee joh, hoe kom je daar nou bij?” roep ik geruststellend. “Nou, die zitten misschien wel in ons bos” zegt de Terrorist.
Wij hebben namelijk een bos. Een eigen bos. Met bomen en alles. Dat kan nog in de Achterhoek. Dat je een groep bomen hebt en dat je dan kunt zeggen: “Die zijn van mij”. In Amsterdam zijn alle bomen van de gemeente. En ze staan op de monumentenlijst, dus je mag er niet aan komen. Als je in Amsterdam een boom in je tuin hebt staan kun je je huis voor een ton méér verkopen. Want dat geldt als een uniek historisch element. En als je dan een schommel aan die boom wilt hangen, moet je schriftelijk, in drievoud, toestemming vragen aan de burgemeester.
Tegenwoordig ben ik permanent licht in mijn hoofd. Dat komt door alle bomen die ik nu bezit. Daar krijg je een zuurstofoverschot van. Ik vrees ook dat ik daarom dit huis gekocht heb: waarschijnlijk was ik high en dus ontoerekeningsvatbaar. Het is net als met dorpsmensen die voor het eerst in de stad komen, dan slaan ze een beetje door.
“Ik hak ze wel even om” zegt manlief. Verbijsterd staar ik hem aan. Hebben we aan het eind van de wereld een ingezakte boerderij gekocht zodat we dichtbij de natuur kunnen staan, gaat hij die natuur vervolgens vakkundig om zeep helpen. De logica ontgaat me. Bovendien brak hij gisteren tijdens het schilderen luid jammerend een nagel, dus ik zie het nog niet zo gebeuren met dat omhakken.
Maar ja, die wolven, hè… Ik gluur tussen de takken van ons bos door. Het zonlicht valt in stralen tussen de dennentakken. Geheimzinnige schaduwen glijden voorbij en ik hoor geritsel. Stond er laatst niet een artikel in de krant, dat de wolf weer terug was? Vooral rond de Duitse grens, waar nog veel bossen zijn?
Het is niet dat ik niet aan wildlife gewend ben, hoor. Op mijn balkon in Amsterdam-Oost had je heel veel duiven. Levensgevaarlijk, alleen al in hygiënisch opzicht. Toen er eens eentje mijn appartement wist binnen te dringen, heb ik die onverschrokken met mijn blote handen gevangen. Waarmee ik dus maar wil zeggen: ik ben echt geen mietje. Er is echter een grens. Op het platteland wonen met een eigen bos is nog tot daaraan toe, maar als het loslopend wild groter wordt dan een volgevreten Amsterdamse duif, moet ik maatregelen nemen. Als manlief alvast begint met bomen omhakken, dan ga ik even een geweer kopen.