Archief ‘blogt over’

Beter een goede buur, dan een verre vriend

Een tijdje geleden reageerde er iemand op dit blog, die vertelde binnenkort met zijn gezin naar de Achterhoek te gaan verhuizen. Hij was zich gedegen aan het voorbereiden op de komende cultuurshock en vroeg hoe wij het hadden aangepakt met ‘buurt maken’. Tot mijn grote schaamte moet ik bekennen dat ik moest Googlen wat dat betekent, om er vervolgens achter te komen dat wij dat dus helemaal niet gedaan hebben en hoe verschrikkelijk fout dat eigenlijk is. In de Achterhoek heb je namelijk het ‘Naoberschap’, wat vrij vertaald zoiets betekent als ‘buurthulp’. In een kleine, sociale, overwegend agrarische, gemeenschap is het de bedoeling dat je elkaar als ‘naobers’, buren dus, bijstaat met raad en daad. Neem je je intrek op een oude Achterhoekse hoeve, dan is het eerste wat je doet naar de dichtstbijzijnde buurtsuper rijden, een krat pils halen en die buiten op je erf voor het grijpen zetten. Inmiddels wonen we al bijna een jaar op de boerderij en hebben we zelfs nog nooit een bakje koffie uitgedeeld. Ik vrees dus dat we op weinig steun kunnen rekenen als de nood een keer aan de man is.

NaobersMijn moeder heeft nog wel de tegenwoordigheid van geest gehad om ons lid te maken van de buurtvereniging, toen we hier net woonden. Volgens mij voornamelijk omdat ze tijdens het buurtfeest, afgelopen zomer, door een peloton ‘naobers’ met een collectebus in een hoekje gedrukt werd en je als Amsterdammer altijd geleerd wordt dat je, als je bedreigd wordt, gewoon maar beter meteen al je geld kunt afstaan, wil je er levend vanaf komen. Aangezien we dus wel braaf contributie betalen om ons binnen de grenzen van deze weilanden te mogen ophouden, denk ik dat we in principe van rechtswege wel aanspraak zouden kunnen maken op de ‘raad en daad’ die ons als bewoners van deze Achterhoekse enclave ten deel zou moeten vallen, maar ik heb zo’n donkerbruin vermoeden dat we er zo makkelijk niet vanaf komen. Die boeren zijn tenslotte niet voor één gat te vangen.

Toen er daarom een tijd geleden een uitnodiging op de mat viel voor een avondje ‘bowlen met de buurtvereniging’, leek het ons verstandig dit keer over onze stadse principes heen te stappen en wél sociaal te doen. Het kostte nog wel een avond discussiëren en lootjes trekken om te bepalen wie de lul was, maar uiteindelijk toog er op de bewuste avond een ex-Amsterdamse natuurkundige met hangende schouders naar het enige partycentrum in de wijde omgeving, om ons bij de ballotagecommissie te vertegenwoordigen. Pas rond middernacht was hij weer terug, enigszins draaierig van alle pijpjes Grolsch die hij in hoog Achterhoeks tempo achterover had moeten slaan. Hij lust geen bier, dus dat alleen al was genoeg om hem een klein trauma te bezorgen, maar daarnaast had hij naar eigen zeggen ook nog de hele avond moeten praten over de verschillende rassen hobby-schapen en het hoe en waarom van de verzorging daarvan. Nou is hij sowieso geen ster in het praten over koetjes en kalfjes, maar converseren over schápen is voor hem wel echt een brug te ver. Hij wilde er na die avond dan ook voor pleiten ons af te scheiden van de ‘noabers’ en als eerste in de buurt onafhankelijk te worden.

Ik vrees echter dat er weinig anders op zit dan ons beste beentje voor te zetten, willen we nog een beetje in de gratie raken. Want aangezien we sinds onze verhuizing naar het platteland opeens een heleboel verre vrienden hebben, maar we onze goede buren nog steeds maar mondjesmaat spreken, denk ik dat er werk aan de winkel is. Tenslotte hebben we niet alleen de etiquette aan onze laars gelapt door niet voor koek en zopie te zorgen, voor we zelf goed en wel een stap over de drempel van onze boerderij hadden gezet, in de loop der maanden zijn er wel meer tradities geweest waaraan we ons onttrokken hebben. Zo had ik niks in huis, toen op er op 1 januari opeens een groep boerenjeugd in mijn bijkeuken stond, die op nieuwjaarsdag blijkbaar altijd bij iedereen snoep komen ophalen. Toen de plaatselijke muziekvereniging soep kwam verkopen verkondigde mijn vader bot dat hij al boodschappen had gedaan en we zijn ook nog steeds niet wezen ‘kroamschudd’n’ bij de boerderij verderop, terwijl er bijna een half jaar geleden een baby is geboren. Het is eigenlijk een wonder dat er nog geen petitie is opgesteld om ons uit de buurt te ontzetten.

Feit blijft dat er nog 30 jaar hypotheek op deze boerderij zit en ook wij af en toe ergens een kopje suiker zullen moeten lenen. Misschien is het dus toch tijd dat we die inburgeringscursus eens gaan doen. Mijn vader is daarom een tijdje geleden braaf naar de eerste buurtvergadering van dit jaar gegaan. Mijn ouders hebben zich ingeschreven voor het volgende bowlingtoernooi en zijn alvast maar begonnen met indrinken. Waarschijnlijk heel onorthodox, maar ik hoop dat we met terugwerkende kracht nog buurt kunnen maken. Misschien dat we de schade dan toch nog een beetje kunnen herstellen. Want de toorn van de ‘naobers’, die wil je niet over je afroepen.

Share

Ouders van tegenwoordig

Onlangs berichtte Zembla dat wij het niet goed doen. Wij, de ouders van tegenwoordig. Ik dus ook niet, want ik ben ook een ouder. Ik voel mij dus persoonlijk aangesproken. Schijnbaar voed ik mijn Terroristen op tot kleine narcisten. Ik ben bezig een zogenaamde ‘achterbankgeneratie’ richting de volwassenheid te helpen en dat kan volgens de dames en heren pedagogen en onderzoekers niet de bedoeling zijn. De achterbankgeneratie is de lichting kinderen die door hun ouders stelselmatig in de watten gelegd wordt. Die iedere morgen in de bolide van hun moeder voor de deur van school wordt afgezet, in plaats van zelf met een colonne klasgenootjes door de polder naar het eerste uur Aardrijkskunde te trappen. De generatie van prinsjes en prinsesjes. Die drie meisjes op Huis ten Bosch kunnen er blijkbaar nog een puntje aan zuigen.

Het is dus ook niet zo vreemd dat al die kinderen van tegenwoordig aan de Ritalin en aan de pictogrammenborden zijn. Van verwend zijn krijg je namelijk gedragsstoornissen. Ja, dat was voor mij ook nieuw, maar de experts in het torentje zeggen het, dus dan moet het wel waar zijn. ADHD, autisme, al dat soort dingen zijn simpelweg gevolgen van falend ouderschap. Heel logisch inderdaad ook, als je erover nadenkt. Want ja, als je twee keer in de week door je moeder naar karate gechauffeurd wordt, is het natuurlijk niet gek dat je spontaan die achterbank afstuitert. Dat zit helemaal niet in je hoofd, dat komt door je moeder zonder ruggengraat. En als alle prikkels van je omgeving kortsluiting in je bovenkamer veroorzaken en je daardoor driftig wordt, dan is dat helemaal geen autisme. Nee joh, dat komt dan simpelweg omdat je ouders thuis gewoon niet eens even lekker consequent durven zijn. Wat is het leven toch eigenlijk makkelijk. Op het pluche in ieder geval wel.

June4_2014_5Ik word van dit soort dingen altijd een beetje kwaad. Om het maar eens even zacht uit te drukken. Want na het zien van zo’n soort uitzending, denken weer een beetje meer mensen dat ik een slechte moeder ben. En ik moet me al zo vaak verdedigen. “Ik was vroeger ook een driftig kind” merkte iemand laatst terloops op, nadat ze hoorde dat mijn zoon autistisch was, “en met mij is het helemaal goed gekomen”. De opmerking dat ik me dat ernstig afvroeg, aangezien ze tijdens het maken van deze opmerking niet verblikte of verbloosde, rolde bijna over mijn lippen, maar ik heb me kunnen inhouden. Een sterk staaltje discipline, al zeg ik het zelf. Toch knap, aangezien ik daar, gezien mijn onaangepaste, gedragsgestoorde zoon, blijkbaar niet over zou beschikken. Ik mag dan schijnbaar wel een inconsequente softie zijn, je kunt in ieder geval niet zeggen dat ik de fatsoensnormen aan mijn laars lap. En dat lijkt me voor kinderen eigenlijk ook best een aardig leermomentje.

Wat moet het toch heerlijk zijn, om zo maar in het rond te oordelen, als je ergens stiekem helemaal geen verstand van hebt. Wat simpel moet het leven zijn, als je van mening bent overal een mening over te kunnen hebben, zonder dat die ook maar ergens op gebaseerd is. Wat heb je dan een zorgeloos bestaan. Als je geen stapels dikke pillen hoeft te lezen, over gedragspsychologie bij kinderen. Je niet door psychiatrisch rapporten over je eigen vlees en bloed hoeft heen te worstelen, waarin staat dat je lieve kind voor het leven getekend is. En je je dan vervolgens nog steeds moet verantwoorden als datzelfde kind in de speeltuin een enorme driftbui krijgt en niet naar je wil luisteren. Misschien als ik voortaan standaard de DSM V in mijn handtas heb zitten en daarvan handouts uitdeel, dan het dan wat scheve ogen richting mijn opvoedkundige capaciteiten scheelt. Of ik kaffer mijn zoon gewoon even uit. Want volgens de experts is dat wat er zo mist in de opvoeding van tegenwoordig, een lekker ‘stukje angst’.

Alweer een tijd geleden zat ik met andere ouders in een restaurant. Die ouders hebben een ‘normaal’ kind. Zo’n kind dat meestal braaf is, goed luistert en lief blijft zitten. Soms schaam ik mij, als ik die ouders zie. Omdat mijn zoon dat niet doet, zich soms vreemd gedraagt en druk is. Maar toen hadden we het over hem, op die bewuste avond, als ouders onder elkaar. “Het is een geweldig mannetje” zeiden zij, met oprechtheid in hun ogen. “En weet je hoe dat komt? Dat komt door jou. Jij hebt dat gedaan. Omdat je van hem houdt. En hem geeft wat hij nodig heeft”. Ik moest echt even slikken. Want er zijn zo weinig mensen die dat zeggen. Die dat zien. Die in staat zijn door zijn gefladder en zijn drukte en zijn buien heen te kijken. En vooral: daar helemaal geen oordeel over hebben. Ook niet stiekem, als ik weg ben. Maar gelukkig, dat soort mensen zijn er dus toch ook nog.

Ouders van tegenwoordig, u doet het prima. Geloof me maar, ik kan het weten. Ouders van normale kinderen en ouders van speciale kinderen, zoals die van mij. We doen allemaal ons best en dat is goed genoeg. Wat wie dan ook daarvan te zeggen heeft. Ik heb dan nog wel geen rijbewijs, maar mocht ik toch ooit nog mijn examen halen, dan breng ik de Terroristen met de auto naar de sportclub. En dan krijgen ze daarna een lekker shotje Ritalin. Gewoon, omdat het kan. Dat is tenslotte ook heel consequent, toch? Nou dan.

Share

In liefde en oorlog

Het allermooiste aan ouder wordende kinderen is dat ze op een gegeven moment naar school gaan en dus meestentijds niet meer thuis zijn. Dat klinkt bijzonder onaardig, maar de lezers van dit blog weten ondertussen toch al dat ik een redelijk ontaarde moeder ben, dus ik kan inmiddels net zo goed mijn laatste restje waardigheid ook wel aan de wilgen hangen. Mijn oudste Terrorist is inmiddels ruim vier jaar en gaat vier dagen in de week naar school. Ik vind het de hemel op aarde. Laat ik voorop stellen: ik hou zielsveel van mijn kleine jongetje (ja, ik moet toch een kleine disclaimer inbouwen, voor ik straks het AMK op de drempel van de boerderij heb staan), maar de rust is werkelijk zaligmakend, nu er zes uur per dag iemand anders planeten en dinosaurusboeken met hem leest. En dat komt niet eens zozeer omdat mijn zoon een lastig kind zou zijn. Want ondanks zijn autisme is het een ongekend lief joch. De voornaamste reden dat ik zo geniet van zijn afwezigheid is dat ik nu niet meer dagelijks live de Eerste Wereldoorlog hoef mee te maken. Want zijn zuster en hij liggen, als het even kan, namelijk de hele dag tegenover elkaar in de loopgraven.

Ik ben opgegroeid als enig kind. Weliswaar had ik een ‘buurzusje’, drie jaar jonger en een verdieping onder mij woonachtig, dus helemaal alleen was ik toch niet. Maar het was the best of both worlds: altijd iemand om mee te spelen, samen te spannen tegen onze ouders en om rond te commanderen. Maar ook de mogelijkheid om gewoon weg te lopen als ik er genoeg van had. Mijn ‘zusje’ en ik hebben welgeteld één keer ruzie gehad. Het werd een memorabel moment in ons beider leven en dat van onze ouders, die er nog graag met smaak over verhalen. “Lieve Vala” schreef mijn ‘zusje’ in een brief, die zij onder onze voordeur bovenaan de trap door schoof, “Als ik boos ben, moet je mij gewoon maar even laten. Ik kom vanzelf wel weer terug”. De beste meid was misschien vijf jaar oud, ikzelf acht. Inmiddels is zij afgestudeerd Amsterdams arts en ik een Achterhoekse provinciaal. Maar zusjes zijn we nog altijd.

Inliefdeenoorlog_2Het leek mij dan ook bijzonder gezellig om niet één, maar twee kinderen te baren. De warme herinneringen aan de logeerpartijtjes en toneelstukjes met mijn buurzusje stonden me tenslotte nog vers in het geheugen en wat had ik daar toch altijd van genoten. Zoiets gunde ik mijn eigen kroost ook. De vader in kwestie was minder enthousiast over het dupliceren van ons nageslacht. Hij heeft namelijk een officieel zusje en volgens hem was het in het echt wat minder idyllisch dan in de Amsterdamse hippie grachtengordel commune waarin ik ben opgegroeid. Zijn verhalen over rondvliegende afstandsbedieningen en venijnige peuternageltjes in zijn arm konden mij echter niet afschrikken en dus streek hij met zijn hand over zijn hart en schopte mij een tweede maal met kind.

Inmiddels maak ik mij al ernstig zorgen over hoe dat moet als we over een tijd de pijp uitgaan. Dat wordt namelijk geheid vechten om de erfenis. Niks logeerpartijtjes, toneelstukjes en koekjes bakken, de Terroristen hebben áltijd ruzie. Altijd. Ik snap werkelijk niet hoe het kan. ‘s Ochtends vroeg begint het al. De eerste klap valt meestal met een knuffel, goedgemikt en doelgericht. Dat ontaardt dan in een klopjacht rond de koffietafel, tot het eerste slachtoffer valt, zo tegen de tijd dat de zon langzaam oprijst boven het tarweveld. Krijsend gaat er één ten onder, meestal toch wel Terrorist nr. 2. De blauwe plekken zijn haast niet meer tellen, maar leren van hun oorlogswonden zit er helaas niet in. Ze moeten hebben wat de ander heeft, ook als ze er nog nooit naar om hebben gekeken. Alleen al de aanraking van de opponent maakt het betreffende voorwerp onweerstaanbaar. Ik overweeg inmiddels van alles twee te kopen. Want na vier jaar oorlog ga je voor de lieve vrede graag failliet.

Soms kan ik, na een dag gegil, mijn eigen gedachten niet eens meer horen. Mijn oren suizen nog lang na kinderbedtijd. Papa is blij dat hij ruim drie uur per dag in de auto zit, het geraas van de snelweg verbloemt namelijk het permanente gepiep in zijn trommelvliezen nog een beetje. Hoe kunnen twee zulke kleine mensen, elkaar zo groots naar het leven staan? Het is mij echt een raadsel. Laatst waren allebei de Terroristen ziek, nr. 1 geveld door keelontsteking, nr. 2 door Rode Hond (want ja, dat bestaat nog in de Achterhoek). Na drie dagen vredesonderhandelingen heb ik mezelf bijna gewurgd met mijn eigen witte vlag. Ik had me de moeite van het vrede stichten eigenlijk beter kunnen besparen. Een Ajax en een Feyenoord hooligan met elkaar verzoenen is waarschijnlijk nog eenvoudiger dan mijn twee Terroristen bij elkaar brengen.

Inliefdeenoorlog_3Maar, alhoewel ik met het oeuvre zelf verzonnen scheldwoorden inmiddels een encyclopedie zou kunnen vullen, is het toch niet alleen maar haat en nijd. Want zónder elkaar, dat is toch ook geen optie. “Waar is mijn broer?” vraagt dan het zusje, als haar aartsvijand naar school toe is. Bij thuiskomst vliegen ze stralend op elkaar af. Kusje hier, omhelzing daar en dan natuurlijk weer de eerste ruzie. Haat en liefde, het lijntje is blijkbaar flinterdun. Laatst gaf ik ze een stuk papier, ‘schreven’ ze elkaar een brief. “Lief broertje” citeerde toen mijn dochter haar epistel, “Ik hou heel veel van jou. Kusjes en een knuffel”. Broer nam toen zijn brief ter hand en las heel stellig voor: “Lief zusje, ik wens jou altijd avontuur. En ook nog heel veel liefde”. Ik moest heel even stiekem snikken, want blijkbaar kruipt het bloed toch wel waar het niet gaan kan. Misschien herinneren mijn kinderen zich later weliswaar geen toneelstukjes, geen middagen harmonieus koekjes bakken. Maar ‘liefdesbriefjes’ zijn er gelukkig wel. En daar winnen we ook de oorlog wel mee.

Share

Happy birthday

Vandaag vier ik een heel klein feestje. Want vandaag, precies een jaar geleden, plaatste ik mijn eerste stukje op dit blog. Vandaag ben ik dus een heel klein beetje jarig. Of nou ja, Stadsmeisje is jarig. Mijn alter ego mag een kaarsje uitblazen.

May3_2014_2Ik klik eens door al die pagina’s met blogs, die deze site inmiddels telt. En begin ze terug te lezen. Waar het begon met een vrolijk stukje over een pas gekochte boerderij, eindigt het met een emotioneel verhaal over mijn zieke dochter. Van klussen en een pas ingezaaide moestuin, naar ziekenhuizen en autisme. Het contrast is groot. Maar wat mooi en ergens best bizar ook wel, hoe snel een mensenleven kan veranderen in slechts 365 dagen. Want zo lang is dat eigenlijk niet.

Waar ik toen stond en waar ik nu sta, het is een totaal andere wereld. Is het alleen mijn leven dat zulke wendingen neemt, of is het bestaan voor iedereen eigenlijk gewoon een achtbaan? Waarschijnlijk dat laatste. Het leven rent voorbij en voor je het weet ben je een jaar verder. En ziet alles er heel anders uit. Word je wakker en kun je je niet eens meer voorstellen dat je zo kort geleden nog niet wist hoe je aardbeien moest planten. Dat je met je handen in het haar zat over je autistische zoon, terwijl hij het nu zo verschrikkelijk goed doet. Of dat je toen gaspedaal nog niet van rem kon onderscheiden, maar nu met 130 over de snelweg gaat. Gillend en nog steeds met rij-instructeur weliswaar, maar dat vergeten we voor het gemak maar even.

Een jaar geleden begon ik dit blog, eigenlijk gewoon een beetje voor de lol. Omdat ik heel graag schrijf en die Achterhoek me wel een geinig onderwerp leek. En tja, als je dan toch in de middle of nowhere kippen en konijnen gaat houden en gaat grasmaaien op je blote voeten, dan kun je net zo goed jezelf een beetje te kakken zetten op internet, zodat je stadse vrienden ook nog eens wat te lachen hebben. Maar gaandeweg werd het meer dan kippen en konijnen, dan onkruid trekken in de moestuin en het plagen van de Achterhoekse boeren. Want, hoe mooi en idyllisch die Achterhoek ook is, op een gegeven moment is die moestuin ingezaaid. En ken je die boeren inmiddels zo goed, dat het niet meer comme-il-faut is om grappen over ze te maken. Je wilt tenslotte toch nog weleens een kopje suiker kunnen lenen.

En daarnaast kruipt het bloed bovendien waar het niet gaan kan en blijf ik toch een beetje een journalist en misschien, hoop ik, ook wel een beetje een schrijver. Die op papier zet wat er in haar hoofd en hart zit en daar eigenlijk meer mee bezig is dan peultjes planten in die moestuin. Inmiddels weten meer mensen dan ik had kunnen zien aankomen dat ik een autistisch en een ziek kind heb en zelf ook niet de gezondste ben gebleken. Heeft iedereen kunnen lezen hoe ik mijn woede en frustratie er in een veld met koeien uit heb staan schreeuwen. Hoe erg ik er soms van baal dat mijn zoon niet ‘normaal’ is, maar hoe ontzettend veel ik ook van hem houd. Hoe ik mijn eigen dochter in de houdgreep moet nemen tijdens onderzoeken. En hoe ik zelf de MRI-scanner in verdwijn, als ik weer eens drie weken heb staan tollen op mijn benen. Best een raar idee. Mijn leven ligt een klein beetje op straat en ik heb het daar zelf neergelegd. Maar ik had van tevoren eigenlijk nooit verwacht dat er iemand zou zijn die stil zou staan en ernaar zou kijken.

Maar hoe mooi is het, om mailtjes te krijgen van mensen die je helemaal niet kent en die zeggen dat ze soms wat hebben aan jouw geschrijf? Dat ze met je meelachen, met je meehuilen en met je meeleven? Ik ben daar echt heel dankbaar voor. Want er is niks anders dat ik ooit heb willen doen dan schrijven en alleen maar door de mensen die mij lezen zit ik nu, een jaar later, nog steeds hier. Achter mijn laptop, te doen waar ik altijd van gedroomd heb en waar ik zoveel energie uit haal.  Ondanks al het autisme, de ziekenhuizen, de MS en de mislukte sperziebonen-oogst. Dit blog heeft me meer gebracht dan ik tijdens het publiceren van dat eerste stukje ooit had kunnen denken.

Dus ik blaas vandaag mijn allereerste kaarsje uit en hoop dat er nog vele verjaardagstaarten zullen volgen. Lang zal ze leven, mijn Stadsmeisje. Happy birthday.

Share

Door de mangel

Het was ochtend, ik had Terrorist nr. 1 naar school gebracht en stond samen met Terrorist nr. 2 onder de douche. Dat doen we op de dagen dat ik thuis ben. Ik ben bezweet en plakkerig van het fietsen door de polder en mijn dochter vindt samen douchen gezellig. We hebben er een klein ritueel van gemaakt. Op deze bewuste ochtend waren we al een tijdje terug uit het ziekenhuis, waar Terrorist nr. 2 weer ruim een week opgenomen is geweest, omdat ze plotseling weer heel erg ziek werd. Het was een nare week vol onderzoeken, naalden, pijn en verdriet. We zijn dus ook heel blij om weer thuis te zijn en weer samen onder onze eigen douche te staan. Terwijl het water ruisend over mijn lichaam stroomt, haal ik opgelucht adem. Het is weer voorbij, ook dit keer hebben we het overleefd. We kunnen het weer achter ons laten. Maar dat het zo makkelijk niet is, blijkt als ik me sta af te drogen.

TijdbomIk strek mijn armen naar mijn dochter uit om haar uit de douche te tillen. Ze kijkt me aan met vlammende oogjes, schreeuwt opeens heel hard “Nee!” en “Ik wil niet!”. Ik zeg dat ik de kraan uit ga zetten en dat ze eruit moet komen. Ze slaat naar me met haar natte handje. Ik word ongeduldig, zeg dat ik dit niet leuk vindt en dat ze dan maar moet blijven zitten, maar dat ik naar beneden ga. Trillende woede maakt zich van haar meester en tegelijkertijd wordt mijn dochter overmand door intens verdriet. Het blote lijfje schokt van het huilen in de nog dampende douchebak en tegelijkertijd smijt ze uit pure woede de shampooflessen van het plankje af. Heel even ben ik uit het veld geslagen. Als bevroren sta ik, in een handdoek gewikkeld, naar mijn dochter te kijken, naar dat woedende hoopje kind dat ik helemaal niet herken. Natuurlijk, ze is 2.5 jaar oud, dus ook onze dochter kan bij tijd en wijle een flink staaltje peuterpuberitis ten toon spreiden. Maar dit, dit is iets anders. Dit is pijn. Niet fysiek, maar in wel in haar hart en in haar ziel.

Ik leg een warme handdoek om haar heen, ze spartelt tegen, huilt nog harder. Even weet ik niet of ik er goed aan doe, maar toch wikkel ik haar in de handdoek, druk haar als een kleine baby tegen me aan. Haar verzet breekt in mijn armen en ik draag haar naar het grote bed. “Ik houd je vast, ik ben dichtbij je” zegt ik zachtjes terwijl ik met haar onder de dekens kruip. Ze duwt haar hoofd snikkend in mijn hals. Onder het dekbed is het warm en ik voel haar verkrampte lijfje snel ontspannen. Mijn dochter is al lang geen baby meer, maar ik houd haar vast zoals toen ze net geboren was. Haar naakte huid tegen de mijne, haar hoofd tegen mijn hart. Huid op huid. Contact. Veiligheid.

Ze slaakt een diepe zucht, de opluchting is erin te horen. Een tijdje liggen we stil tegen elkaar aan. In ons coconnetje, diep onder de dekens, alleen maar samen. Ik vraag haar waarom ze zo’n verdriet heeft en ze geeft het antwoord dat ik eigenlijk al heb. “Ik wil niet meer naar de siekehhuis”, zegt ze en haar stemmetje klinkt zo hulpeloos, “Mama, ik ben boos!”. Ik kijk in die verontwaardigde oogjes en zie haar verdriet achter de boosheid. Mijn hart krimpt ineen, ik voel me ongelooflijk schuldig. Waarom kan ik mijn kind toch niet behoeden voor al deze ellende? Waarom moet ik toestaan dat ze geprikt, geknepen, beklopt en steeds maar door de mangel gehaald wordt? Hoe kan ze haar eigen moeder nog vertrouwen als die haar niet in bescherming neemt? Als die haar soms zelfs in de houdgreep neemt, zodat onbekende mensen in witte jassen dingen met haar kunnen doen die onprettig zijn en soms zelfs pijn doen? Ik geef mijn kind geen ongelijk, want zelf zou ik ook pissig zijn. Dat ze überhaupt nog in mijn armen wil liggen, vind ik een klein wonder.

Al vanaf haar geboorte ligt mijn lieve meisje steeds maar in het ziekenhuis. Het was natuurlijk onvermijdelijk dat dat uiteindelijk zijn tol zou eisen. Maar hoe help ik mijn kind, een peutertje nog maar, om te gaan met alle narigheid die haar is overkomen en die ze hoogstwaarschijnlijk in de toekomst nog zal moeten ondergaan? Ik weet het niet zo goed. Is het genoeg om haar iedere keer maar weer te wiegen, haar tranen weg te vegen en te zeggen dat ik altijd bij haar blijf? Zal ze daar wel troost uit halen en vertrouwen dat het goed komt? Ik wilde dat ik in haar oor kon fluisteren dat het dit keer echt de laatste keer was, dat ze nu echt niet meer bang hoeft te zijn. Maar over een paar weken start een nieuwe reeks onderzoeken, de lijst die de kinderarts laatst opnoemende aan de telefoon loog er niet om. En na alles wat dat kind al heeft moeten doormaken, is een liegende moeder wel het laatste dat ze kan gebruiken.

Dus streel ik maar die zachte wangetjes, kijk in haar lieve blauwe oogjes en hoop dat ze in de mijne leest dat ik er voor haar ben. Want ik kan niet anders dan haar soms naar het ziekenhuis brengen en haar vasthouden als er weer een buis bloed moet worden afgetapt, weer een onderzoek gedaan moet worden. Ik sta erbij en kijk ernaar, ik heb geen andere keus. Het is voor haar eigen bestwil, maar allemachtig, wat smaken die woorden smerig als ze over mijn lippen komen, terwijl er weer een naald in dat velletje verdwijnt. Mijn kind moet pijn lijden en ik sta het gewoon maar toe. Wat een akelige rotmoeder. Mijn hemel, wat hoop ik dat mijn dochter dat niet denkt. Maar zo voel ik me vaak wel.

Share

1 11 12 13 14 15 35