februari 2015

Met de vlam in de pijp (deel 3)

Het is een koude ochtend in februari als ik theorie-examen moet doen. Ik klem mijn boek met verkeersregels tegen me aan als ik bij mijn vader in de auto stap, die me naar het examencentrum moet brengen. Hoe treurig is dat, ik ben 33 jaar en moet door pappie naar mijn proefwerk gereden worden. Ik voel me opeens weer 16. Dat gevoel verdwijnt echter direct zodra we de parkeerplaats van het examencentrum oprijden. Dat is namelijk gevuld met scooters en rokende pubers. Allemaal met hetzelfde boek onder hun arm als ik. Alleen hebben ze niet dezelfde rimpels als ik en hebben ze de komende tien jaar waarschijnlijk nog helemaal geen auto nodig, omdat je met de fiets namelijk ook prima naar school kunt. Waarschijnlijk passen ze met een beetje proppen zelfs nog in de autostoeltjes van de Terroristen. Sinds wanneer mogen jongetjes met het babydons nog op hun wangen achter het stuur kruipen? Of ben ik nu gewoon echt over the hill? Dat zal het wel zijn, want om me heen zie ik menig tiener denken: “Wat moet die ouwe taart hier?”.

Examen_1In een groezelig zaaltje met geplastificeerde banken krijgen we een donderpreek van een examinator die lijkt op een corpulente versie van Morticia Adams, gehuld in een zwart met goud gewaad dat vervaarlijk achter haar aan fladdert wanneer ze met grootse armgebaren de procedure uit de doeken doet. “Mobieltjes uit!” brult ze voordat iedereen goed en wel zit. “Laat ik niet merken dat er gefraudeerd wordt, want dan bel ik de politie!”. Achter haar zwarte varifocusbril glijden haar ogen achterdochtig langs de rijen. Ik weet zeker dat ik mijn telefoon heb uitgezet, maar toch doe ik een paniekerige graai in mijn handtas, want ik rijd nog liever drie rondjes op de snelweg in een sneeuwstorm, dan dat ik het aan de stok krijg met deze dame. De slungelige puber naast mij staart me spottend aan en rolt met zijn ogen. Hij is duidelijk niet bang. Maar ja, hij is 16. Hij heeft ‘swag’.

Het eerste deel van het examen gaat van start. Er verschijnen foto’s met gevaarlijke situaties op televisieschermen boven mijn hoofd. Naast iedere foto loopt een tijdbalkje in duizelingwekkend tempo leeg. Een troep ganzen op de weg, wat doe je? Remmen, gas loslaten, of niets? Ik begin licht te zweten. Ik weet het niet. Remmen, denk ik. Ik wil die beesten tenslotte niet vermoorden. Of zou je voet van het gaspedaal halen voldoende zijn om te voorkomen dat je de paté uit je profielen moet schrapen? Een voetbal rolt de straat op. Wat doe je? Remmen, gas loslaten, of niets? Een bal onder je auto is niet zo erg, maar een plotseling opdoemende kleuter platrijden levert waarschijnlijk een punt in de min op. Keuzestress schijnt een kwaal te zijn waar menig dertiger last van heeft in het leven. Ik kon daar nooit zo over meepraten, maar nu begrijp ik het: de meeste van mijn generatiegenoten hebben natuurlijk al jaren geleden theorie-examen gedaan en zijn door de multiple choice vragen en de tikkende tijdbalkjes van het CBR voor de rest van hun leven getraumatiseerd geraakt.

“Rechtop zitten!” galmt de stem van de examinator opeens in mijn oor. Ik schiet een halve meter de lucht in en kijk verschrikt achterom. Ik zit toch rechtop? De waarschuwing blijkt niet voor mij bestemd te zijn, maar mijn, in bomberjack met bontkraag gestoken, achterbuurman ten deel te vallen, die kauwgom kauwend onderuit gezakt zijn antwoordkastje bedient. Bibberend ga ik voor de zekerheid toch maar helemaal kaarsrecht op mijn wiebelende stoeltje zitten en maak me klaar voor het tweede deel van het examen. Veertig inzichtvragen. Tot mijn grote opluchting loopt het zenuwenbalkje nu minder snel leeg en kan ik daadwerkelijk nádenken over de vragen. Drie keer werkt mijn antwoordkastje niet. Driftig druk ik op de knopjes, maar er verschijnt geen antwoord in het display. En geen antwoord is fout antwoord, dus dat zijn al drie strafpunten met de complimenten van het CBR. Ik overweeg mijn vinger op te steken om er een vraag over te stellen, maar de aanblik van het in zwart met goud gehulde gevaarte op het spreekgestoelte voorin het lokaal doet mij besluiten mijn ziel in lijdzaamheid te bezitten en dan maar te hopen dat ik de rest van het examen cum laude heb afgelegd.

Helaas blijkt dat niet het geval. De strenge ogen kijken me afkeurend aan als ik mijn vonnis overhandigd krijg. NIET GESLAAGD staat er in capitalen op mijn papiertje. Terwijl de pubers gezamenlijk juichend het lokaal verlaten, kom ik met hangende schouders bij mijn vader terug, die in het aangrenzende café de gemiddelde leeftijd van de wachtende ouders behoorlijk omhoog heeft gehaald. Het voelt alsof ik thuis kom met een slecht rapport. Ik overhandig hem mijn betreurenswaardig resultaat met neergeslagen ogen en loop snel naar de auto. Mijn vader volgt grijnzend en grapt dat hij de autosleutels waarschijnlijk nog eerder aan de Terroristen zal kunnen overhandigen dan aan mij. Ik bijt hem toe dat mijn falen zijn schuld is, aangezien hij ook vijf keer gezakt is. Ik ben genetisch belast.

Een uur later heb ik rijles. Mijn instructeur blijft akelig stil als ik achter het stuur kruip. Beschaamd stuur ik de auto het erf af en rijd vervolgens een compleet foutloze les. Het boerenvertrouwen is moeilijk terug te winnen, dus ik vrees dat zijn Achterhoekse silent treatment nog wel een paar lessen gaat duren. Over anderhalve week moet ik opnieuw examen doen. Ik ben maar vast begonnen met spiekbriefjes maken. Als ik betrapt wordt, riskeer ik waarschijnlijk wel 50 stokslagen van de horror-examinator, in de kelders van het CBR, maar nóg een keer zakken is mijn eer te na. Als een klas vol puisterige pubers de weg op mag, moet een ouwe taart als ik het toch ook kunnen.

Share

Hysteria

“Rot op met je Chia zaad!” las ik vorige week in de LINDA. Terwijl ik het kartonnen NS-bekertje met fabriekscappuccino aan mijn lippen zetten, verkneukelde ik me al bij het lezen van die woorden op de omslag van het blad en toen waren we Utrecht Centraal nog niet eens uit. Ik word namelijk zielsgelukkig bij het zien van Linda de Mol die een zak vette Vlaamse frieten staat te eten en doodmoe van alle voedselterreur die ons tegenwoordig ten deel valt. Je kunt geen magazine openslaan of je wordt om de oren geslagen met macrobiotisch rechtsgedraaide tarwegrasrecepten, die ons van onder tot boven zullen zuiveren en, met een beetje geluk en de juiste ‘mindset’, zullen leiden tot het eeuwige leven. Gatverdamme. Ik lust geen tarwegras. Ik heb het nog nooit gegeten, maar toch lust ik het niet. Tar-we-gras. Het woord alleen al is wat mij betreft zum kotsen. Dat ga je toch niet eten? Dat eten de koeien in het weiland naast mijn boerderij. En trouwens, die koeien zijn geen lang leven beschoren. Just saying…

HysteriaNou lijkt dit uit mijn mond waarschijnlijk nogal hypocriet, aangezien ik een biologisch-dynamisch glutenvrij, zuivelloos huishouden bestier op een rechtsgedraaide geitenwollensokkenboerderij in de Achterhoek, waarop ik mijn eigen groenten verbouw, aan mijn autistische zoon sensorische integratietherapie geef en onze hyperallergische dochter volstop met quinoa uit het Zuid-Amerikaanse Andes-gebergte. Dus. Ja. Ik begrijp dat ik de schijn tegen mij heb. Maar echt: dit alles is dus niet persé uit overtuiging. Het is een samenloop van omstandigheden. Als je gezin namelijk zo gemankeerd is als dat van mij, moet je rare capriolen uithalen om de boel bij elkaar te houden. Daar ga je in een prikkelarme omgeving zelf superfoods van kweken. Maar dus alleen omdat het moet. Ik was namelijk ook heel gelukkig geweest, drie hoog achter in de Amsterdamse Pijp, met een kast vol glutenrijke spaghetti en af en toe een scheut volle melk in de koffie, ipv een wolkje grijzig amandelvocht. Want: kunnen we met z’n allen niet eens gewoon een beetje minder hysterisch gaan doen?

Hysterisch, ja. Dat zijn wij, dertigers van deze wereld, geworden. Niet alleen als het gaat om eten, maar eigenlijk gewoon met alles. “We moeten een personal trainer” appte ik laatst aan een vriendin. Dat is namelijk een trend onder vrouwen van onze leeftijd, heb ik gehoord. Schijnbaar is zo’n persoonlijk stukje man-candy niet alleen de sleutel tot een superstrak lijf, maar schijn je tussen de push-ups door ook je ziel en zaligheid aan zijn treadmill te kunnen hangen. Had je in je twintiger jaren friends with benefits, eenmaal de dertig gepasseerd heb je een afgetrainde shrink with benefits. Andersoortige benefits weliswaar, maar beide varianten zorgen voor het vrijkomen van zweet en endorfines. De tweede variant is alleen wat minder goed voor de portemonnee. Maar als mijn vriendinnen deze zomer allemaal hun sixpack kunnen showen in bikini, wil ik natuurlijk niet achterblijven. Ik ken iemand die doet aan ‘yogalates’. Voor degenen onder ons die het tempo van de hysterische wereld niet kunnen bijbenen, dat is een combinatie tussen yoga en pilates. Ik moest ook even Googlen toen mijn kennis haar nieuw verworven hobby met een zalige zen-glimlach uit de doeken deed. Ik houd het zelf nog steeds heel ouderwets bij wandelen. Maar dat durfde ik uit pure schaamte niet te zeggen. Misschien als ik het voortaan ‘hiken’ noem, dat ik er dan nog mee weg kom.

“Ik ben tegenwoordig suikervrij”, “Ik voed mijn kind onvoorwaardelijk op”, “Ik brei mijn eigen kleren van wol van vrije uitloopschapen”. De uiterst verantwoorde trends vliegen je om de oren. En iedereen moet erin mee, want niemand wil tenslotte in synthetische H&M’tjes eenzaam en alleen witte bolletjes blijven kopen bij de Appie, terwijl de rest van Nederland met hun in drie keer gerecycled organisch katoen gehulde kinderen gojibessen staat te smikkelen bij Marqt. Ik ben blij dat ik naar de middle of nowhere ben verhuisd, want ik zou het in de bewoonde wereld heden ten dage gewoon niet lang meer volhouden. Toen Terrorist nr. 2 allergisch bleek voor gluten, heb ik er drie weken over gedaan om te leren hoe ik ‘quinoa’ moest uitspreken. “Ja, wij eten heel vaak kwienowaaa” kwetterde ik tegen wie het ook maar wilde horen. Uiteindelijk was het mijn moeder die niet langer kon aanzien hoe ik mezelf publiekelijk voor lul zette en me vertelde dat de juiste uitspraak ‘kien-wah’ is. Mijn moeder is 66. Mijn moeder is hipper dan ik. Ik geef het op, de wereld is mij voorbij gestreefd.

Op dit moment draag ik een vest dat voor minstens de helft uit polyester bestaat. Ik heb gelezen dat vrouwen spontaan dood neervallen van koemelk (mannen mogen wél aan de Campina blijven) en dat zuivel dus echt zó 2014 is, maar ik vind dat grijze amandelschuim op mijn koffie zo onappetijtelijk. En ik roep heel vaak “Goed zo!” tegen de Terroristen, ook al is dat volgens de opvoedgoeroe’s echt hé-le-maal fout en kweek ik daar gedragsgestoorde kinderen met geldingsdrang mee. Ik doe het lekker toch. Mág ik alsjeblieft? Ik meen me namelijk te herinneren dat ik zelf ook groot geworden ben op ontbijtkoek, kleren van de C&A en complimentjes van mijn ouders en ik leef nog steeds. Ik wil mijn tanden niet poetsen met kokosolie, want ik vind een likje Prodent veel lekkerder. Van hennepzaad krijg ik vast een ijzersterk geheugen, maar zolang ik zelf geen snavel heb, mogen de vogeltjes mijn portie hebben. Echt, ik wil met liefde heel gezond en maatschappelijk verantwoord doen, maar overdrijven blijft ook een vak.

Natuurlijk, we weten nu dat geraffineerde suiker eigenlijk gewoon verkapte cocaïne is. Uiteraard kun je beter kleding kopen die niet door uitgebuite kindertjes uit ontwikkelingslanden in elkaar gezet wordt. En oke, ik geef het toe, ik heb ook stiekem drie jaar aan zweverige Hatha Flow Yoga gedaan. We weten meer, kunnen meer en gelukkig is er tegenwoordig meer te koop dan alleen t-shirts van uiterst vlambare kunststof en pastasaus uit een potje. Maar kan het allemaal niet wat minder extreem? Af en toe een gojibes door de koeienyoghurt, maar ook één keer in de maand dat zo gewraakte patatje? Met een beetje extra mayonaise? Dan heb ik tenminste nog een reden voor het inhuren van zo’n fijne gespierde sportleraar aan huis, die me crunches laat doen op mijn eigen erf. Want dat is dan een trend waar ik stiekem wel aan mee wil doen. En een béétje hysterisch mag wel. Gewoon lekker met mate. Toch?

Binnenkort: Stadsmeisje doet ook hysterisch!
Omdat ik al een keer beticht ben van om me heen roeptoeteren zonder dat ik er echt verstand van of ervaring mee heb (lees: ‘Veel geblaat en weinig wol’), ga ik vanaf 1 Maart een maand lang zo’n ‘hysterische trend’ van dit moment aan den lijve ondervinden: het Paleo-dieet. Niet om af te vallen, maar om net zo ‘gezond’ te worden als de rest van mijn generatie. Menig MS-patiënt schijnt er spontaan van te genezen, dus dat wil ik zelf ook weleens meemaken. Bovendien heb ik me laten vertellen dat je met dit dieet de hele dag biefstuk mag eten. Aanlokkelijk, voor een carnivoor zoals ik. In de maand Maart zal ik op dit blog regelmatig updates geven over mijn ‘Paleo Challenge’.

Disclaimer: de stukjes op dit blog kunnen van toon veranderen, ivm groeiend chagrijn bij de schrijfster door gemis aan koolhydraten en kaas.

NB: Manlief en de Terroristen zullen niet deelnemen aan de ‘challenge’. Manlief heeft al aangegeven een maand lang bij McDonalds te gaan eten en ik ben van mening dat mijn kinderen niet het slachtoffer hoeven te worden van mijn hysterie. Bovendien lust Terrorist nr. 1 geen vlees, dus die zou ik met Paleo waarschijnlijk voor het leven traumatiseren.

Share

Mooie dromen

Laatst las ik een bericht van een verdrietige moeder. Zij had kort geleden een kind gekregen en dat bleek na de geboorte zwaar gehandicapt. Het jongetje had een syndroom, wat hem zowel geestelijk als lichamelijk totaal beperkte. Dit kind zou waarschijnlijk nooit kunnen lopen, praten en zou bovendien verstandelijk gehandicapt zijn. En zijn moeder baalde. Om het maar even zacht uit te drukken. Want daar zat ze nu, pas bevallen, met een kind aan allerlei medische apparatuur, een logge, hulpbehoevende baby, die na een paar maanden nog steeds geen contact maakte. Geen lachje, geen kraaitje, geen knuistje dat haar vinger vastgreep. Niks. Alleen maar zorgen. Tranen. En een toekomstbeeld in duigen. “Ik heb hier helemaal geen zin in” schreef ze, “Ik ben jaloers op al die moeders met gezonde kinderen. Maar zo mag ik me niet voelen”. Wat eerlijk, wat ontzettend eerlijk, dacht ik. Want dat is inderdaad wat je voelt, als moeder van een kind dat niet normaal is. Als het leven dat je had, voor je ogen als een kaartenhuis in elkaar stort.

Ik zat laatst met de Terroristen in de wachtkamer van de dokter. Het was druk, de halve Achterhoek zat in de lappenmand. Terrorist nr. 2 ging lief spelen aan de Lego tafel, maar haar grote broer natuurlijk niet. Die draaide, al fladderend met zijn handen, om zijn eigen as en gooide alle torens van zijn zusje om, iedere keer als ze er het laatste steentje op wilde zetten. Hij ging liggend op een speelgoedvrachtwagen, luidkeels toeterend de hele wachtruimte rond. Sprak volslagen onbekenden aan en vroeg ze, met zijn gezicht op millimeters van het hunne, hoe deze mensen dachten over het wel of niet bestaan van reuzen en andere sprookjesfiguren. Uit verschillende ooghoeken werd er afkeurend naar mij gekeken, wenkbrauwen schoten omhoog toen mijn zoon ook na de derde waarschuwing nog steeds niet luisterde. Er werd geïrriteerd gezucht als hij weer op vol volume een vreemde vraag aan iemand stelde, of iemand zomaar aanraakte. En ik, ik wilde het liefst opstaan en de deur uitlopen. Of tenminste doen alsof dat kind bij mij niet hoorde. Op dat moment dacht ik ook: “Ik heb hier helemaal geen zin in. Waarom kan mijn kind niet, zoals al die andere kinderen, even lief gaan zitten spelen?”. Mijn zoon is autistisch. Dus gaat niks zoals het ‘hoort’. Zoals ik eigenlijk had gewild. En jemig, wat baal ik daar soms van.

MooiedromenToen onze zoon zijn diagnose kreeg, toen onze dochter niet gezond bleek, voelde het alsof ik levenslang kreeg. Ja, ook vóór het stellen van de diagnoses wisten we eigenlijk al wat er aan de hand was. Maar als iemand dan opeens recht in je gezicht zegt dat je kind Asperger heeft of chronisch ziek is en dus niets meer is wat het ooit leek, zakt die grond toch even weg onder je voeten. Want al je dromen, al je verwachtingen, die worden in één klap van je afgepakt. Als je een gezin sticht, heb je daar een beeld bij. En natuurlijk is dat een romantisch beeld. Zo mooi als in je dromen wordt het hoogstwaarschijnlijk niet, maar dat je droom verandert in een nachtmerrie, dat had je gewoonweg niet kunnen voorzien. Je leven zoals je je dat had voorgesteld blijkt opeens een lachwekkende illusie. In plaats van tripjes naar babyzwemmen en peutergym, gaan je uitstapjes meestal naar ziekenhuis, of orthopedagogisch centrum. Je werk, dat moet je opgeven, want plotseling ben je omgeschoold tot privé-verpleegster. In plaats van cappuccino’s tappen bij de koffie-automaat met je collega’s, sta je ‘s ochtends met je man de sonde van je baby door te spoelen. In plaats van ‘s avonds op de bank een leuke film te kijken, zit je opeens een pictogrammenbord te maken voor je autistische kleuter. Wat is er in vredesnaam gebeurd, hoe ben je hier terecht gekomen? Van een toekomst vol geluk, naar leven wat je niet langer meer herkent. Nee, zo had je je het niet voorgesteld.

Mag je daar dan niet van balen? Is het slecht om je af en toe enorm genaaid te voelen? Ben je een ontaarde moeder als je de schurft erover in hebt dat je niet meer op vakantie kunt, omdat je kind de verandering niet trekt? Of dat je dus die droombaan niet zult krijgen, simpelweg omdat het niet te combineren valt met je gemankeerd gezin? Omdat je voor een eenvoudig middagje speeltuin een hele santekraam aan spullen mee moet slepen voor je zieke kind, terwijl andere moeders een mandarijn en een luier in een tas mikken en gewoon deur achter zich kunnen dicht trekken? Ik vind dat je daar zeker van mag balen. Want zoiets is toch ook gewoon niet leuk? Ben je opeens een soort serene heilige, alleen maar omdat je een kind hebt gebaard? Nou, ik in ieder geval niet. Verdwijnen, samen met de placenta, ook je eigen behoeftes in de prullenbak? Die van mij dus niet. Mijn Terroristen zijn me alles waard en ik zou ze nooit meer willen missen, maar wat voel ik me soms voor lul gezet door het leven.

Mijn kinderen zijn inmiddels 4 en 2, dus de scherpe randjes zijn er bij mij inmiddels wel een beetje af. Je groeit erin, het gaat bij je horen. Verwachtingen kun je bijstellen, dromen kun je aanpassen. Maar dat gaat niet zonder slag of stoot. Het loslaten van het leven dat je voor ogen had is simpelweg een rouwproces. En nieuwe dromen komen gewoon niet zo vanzelf. Daarvoor moet je eerst de oude kunnen loslaten en opnieuw achter je eigen oogleden kijken, naar andere dingen die daar sluimerend verborgen liggen. Want ze zijn er wel, die mogelijkheden, perspectieven en verlangens, maar helaas niet op stel en sprong. Tijd heelt alle wonden, zegt het spreekwoord en daar zit echt een kern van waarheid in. Misschien gaat die wond nooit meer helemaal dicht, maar het ergste bloeden kun je stelpen. Maar tot die tijd raakt het verband af en toe los en allemachtig, wat doet dat iedere keer weer pijn.

Tegen die lieve onbekende moeder wil ik daarom zeggen: ja hoor, jij mag je best zo voelen. Dat je dit helemaal niet wilt, dat lijkt me niet meer dan normaal. Geef jezelf de tijd en voel je toch vooral niet schuldig. Rouw rustig om het leven dat je opeens verloren bent, want alleen dan kun je ruimte maken voor de nieuwe toekomst die je in je schoot geworpen is. En baal gewoon maar even flink, vloek en huil en voel gewoon maar alles wat je voelt. Straks ben je in staat dat nieuwe leven te omarmen, droom je ‘s nachts weer nieuwe dromen. En ook al zijn die nieuwe dromen zo ontzettend anders dan je had gedacht, dat maakt ze nog niet minder mooi.

Share

De horrormaanden

Ergens halverwege februari begin ik erg chagrijnig te worden. Het is voor mijn gevoel al drie jaar winter, de lucht is permanent bedekt met een dikke grijze deken en iedere morgen als ik opsta is het nog stééds donker. Als ik in de spiegel kijk, ben ik niet blij. Mijn huid heeft de kleur van afwaswater dat te lang gestaan heeft en dat combineert niet heel fraai met mijn permanent ingesleten blauw-paarse wallen. Ik heb het al weken koud, ondanks dat de kachel overal in huis op 25 graden staat. De winter kruipt onder mijn huid en in mijn botten en zorgt ervoor dat ik me tien jaar ouder voel dan ik ben. Winter op het platteland is helemaal een verzoeking, want het is hier namelijk altijd minstens vijf graden kouder dan in de stad. Probeerde ik ‘s winters in Amsterdam al zo min mogelijk naar buiten te gaan om de medemens de schok van mijn aangezicht te besparen, in de Achterhoek kan ik beter echt een winterslaap gaan houden. Want zelfs mijn eigen gezin probeert direct oogcontact al geruime tijd te vermijden.

Tot en met december red ik het allemaal nog wel. Met een beetje geluk is het redelijk weer tot in november en daarna krijg je genoeg artificieel licht door dagelijks een uur voor de kerstboom te gaan staan. Bovendien kan ik me dan nog gelukkig eten aan chocoladesinterklazen en musketkransen, dat ondervangt ook weer een paar weken wintermineur. Maar is het nieuwe jaar eenmaal een paar weken oud, dan is de koek, letterlijk en figuurlijk, toch wel op. Wat mij betreft mogen we januari en februari wel gewoon overslaan. En als we dan toch bezig zijn, hoeft maart voor mij eigenlijk ook niet. Dan denk je namelijk dat we het gehaald hebben, maar dan staat het stiekem gewoon nog vier weken te zeiken van de regen. Ieder jaar op 21 maart doe ik ‘s ochtends een klein vreugdedansje, meestal direct gevolgd door een hysterische huilbui bij het opentrekken van de gordijnen en het zien van het aanhoudende watergordijn dat naar beneden stroomt. Wat een deceptie.

Het helpt ook niet mee dat manlief lijdt aan een ernstige winterdepressie. Ik ben dan weliswaar geen fan van de koude maanden, maar, in vergelijking met mijn echtgenoot, ben ik ‘s winters het zonnetje in huis. De Terroristen en ik mogen van januari tot april tot ‘s ochtends 10 uur niet meer tegen hem praten. Hij heeft minstens een liter koffie nodig om überhaupt de deur uit te komen en dan nog zit hij tot aan de Randstad huilend in de auto. Nou is hij nooit een ochtendmens geweest. Toen we nog kinderloos en datend waren, presteerde hij het regelmatig om mij, rond het middaguur, op mijn werk te bellen. Hij was dan enorm verontwaardigd, omdat ik hem naar eigen zeggen die ochtend helemaal geen gedag had gezegd. Dat hij me, weliswaar met dichtgeplakte ogen, bij de voordeur eigenhandig gedag had gekust, kon hij zich niet meer herinneren. Ja, mijn lief is ‘s ochtends altijd ontoerekeningsvatbaar geweest. Maar in de winter is het bijna een wonder dat hij zijn eigen naam nog weet.

HorrormaandenIn een poging dit jaar ons seratoninelevel om de tuin te leiden, hebben we recent een Wake Up Light aangeschaft. Volgens de overlevering is dit namelijk hét wondermiddel tegen winterse crisis. Inmiddels is mijn humeur echter gedaald tot diep onder het vriespunt en ben ik in staat het ding het naburige tarweveld in te gooien. Drie kwartier voor we daadwerkelijk op moeten, begint deze hypermodern vormgegeven wekker namelijk al licht te verspreiden. Het is de bedoeling dat je daardoor ‘s ochtends langzaam en zachtaardig naar het land der levenden gehaald wordt, maar blijkbaar reageert mijn brein anders dan dat van de gemiddelde reviewer op Bol.com. Bij het eerste straaltje licht zit ik rechtop in mijn bed, verschrikt en met een humeur om op te schieten. Als er dan na een half uur ook nog een troep mechanische vogeltjes begint te kwinkeleren, is het wat mij betreft al een verloren dag, voor hij goed en wel begonnen is. Manlief beweert dat hij, sinds de Wake Up Light op zijn nachtkastje prijkt, de wereld veel beter aan kan. Afgezien van het feit dat enig positief effect van deze magische lamp wat mij betreft sowieso al psychosomatisch zou zijn geweest en de Terroristen en ik bovendien geheel en al niks merken van zijn nieuw verworven zogenaamde goedgemutstheid, heeft de klok mij inmiddels de ergste winter van mijn leven bezorgd. Niet alleen moet ik moeite doen mij heelhuids door de horrormaanden heen te worstelen en daarbij dit jaar voor het eerst de ontberingen van het plattelandsklimaat doorstaan, daarnaast bevind ik mij nu ook nog in een huwelijkscrisis, omdat mijn echtgenoot zijn wekker boven het welzijn van zijn vrouw verkiest.

Nee, de winter is niet aan mij besteed. Ik tel de dagen af tot ik weer in bikini mijn erf op kan en slaap tegenwoordig met een maskertje op, zodat manlief zich dagelijks kan laven aan zijn zonnelamp. Dan komt er in ieder geval nog één van ons ongeschonden uit de eerste Achterhoekse winter en het is voor de Terroristen toch wel prettig als ze bij het ingaan van de zomertijd niet beide ouders hoeven in te checken bij de kliniek voor lichttherapie. Ik overweeg terug te gaan naar Californië en daar een pied-à-terre aan te schaffen. Dan steek ik voortaan bij het vallen van de bladeren de grote plas over en ga overwinteren in zo’n ommuurde ouden van dagen community in the golden state. Een beetje zoals bejaarden doen in Benidorm. Moet niet al te ingewikkeld zijn om een seniorenwoning in San Francisco te bemachtigen. Ik zie er ‘s winters tenslotte toch al uit als 65.

Share

Shake it off

ShakeitoffHet is drie uur ‘s middags en ik heb net mijn zoon van school gehaald. We lopen het gebouw uit, richting de fiets. Op het plein van de aangrenzende basisschool zijn een paar kinderen aan het voetballen. Terrorist nr. 1 blijft staan kijken naar de spelende jongetjes. Iemand mist een bal, hij rolt naar ons toe. Terrorist nr. 1 moet erom lachen, fladdert met zijn armen van enthousiasme. Eén van de jongetjes komt naar ons toe gerend om de bal te halen. Mijn zoon kijkt hem stralend aan. “Ik wil ook voetballen, mama”, zegt hij, “ Mag ik met die jongens meedoen?”. Ik strijk hem over zijn haar en zeg dat ik het goed vind. Hij zet een stap richting het jongetje, dat inmiddels de bal tegen zich aan geklemd heeft. “Hij mag niet meedoen!” zegt het jongetje dan op luide toon, “Hij is raar”. Terwijl het jongetje er vandoor gaat met zijn bal, zie ik mijn zoon aan de grond genageld staan. “Mama, ik ben niet raar!” roept hij. Hij doet kwaad, maar ik zie dat hij eigenlijk wil huilen. Ik moet moeite doen om mijn eigen tranen tegen te houden. ‘Raar’. Dat begint dus nu al.

Mijn zoon is vier jaar. Een heel klein jongetje nog. Een kleuter. Hij is autistisch, maar tot nu toe deed dat er weinig toe voor zijn leeftijdsgenootjes. Hij was een kindje, net als ieder ander. Kleine kinderen zien geen verschillen of afwijkingen. Of misschien zien ze ze wel, maar doen ze er gewoon niet toe. Of iemand nou blank, zwart, gehandicapt of ziek is, kinderen hangen er geen waarde-oordeel aan. Je speelt met elkaar, omdat je toevallig allebei op dezelfde tijd op dezelfde plaats bent. Natuurlijk, je vindt niet iedereen even aardig, maar dat is niet omdat Jantje in een rolstoel zit, of omdat Karima toevallig uit Marokko komt. Soms klikt het gewoon niet zo. Dan trap je een balletje met een ander en verder niks. Case closed. Maar zo simpel is het leven blijkbaar al niet meer als je de gedistingeerde leeftijd van vier jaar bereikt. Hoe hard moet het leven nog worden, als je zelfs door een mede-kleuter al in het verdomhoekje gezet wordt?

“Mama, ben ik raar?” vraagt mijn zoon ‘s avonds, als hij in zijn bedje ligt. Wat zeg je tegen een klein, autistisch jongetje, dat niet begrijpt waarom hij opeens niet meer mee mag spelen, simpelweg omdat hij niet helemaal is zoals de rest? Ik ga naast hem liggen, druk mijn neus zachtjes tegen die van hem. “Kijk me aan” zeg ik tegen hem en neem zijn handje in de mijne. “Nee, jij bent niet raar. Jij bent helemaal niet raar. Dat mag je nooit meer denken”. Hij knikt, maar ik zie dat lieve hoofdje toch nog malen. Want waarom zei dat jongetje dat dan tegen hem? Waarom mocht hij dan niet mee doen? Mijn moeder-expertise laat me in de steek, ik weet niet goed wat ik moet doen. Hoe leer ik mijn kind dat hij er zijn mag, ook als anderen hem niet willen hebben? Hoe leer ik mijn kind sterker te zijn dan de wereld, die hem nu blijkbaar soms al uitlacht? Mijn zoon is nog zo klein. Moet hij zich dan echt nu al wapenen, terwijl hij zich helemaal voor niks zou hoeven te verdedigen? Ik wilde dat het wat langer had geduurd, dat hem wat langer respijt was gegund. Nog heel even zonder oordelen. Maar blijkbaar is die tijd voorbij.

Mijn zoon is niet raar. Hij is gewoon een beetje anders. Eigenlijk wil ik dat kleine etterbakje met zijn bal zijn nek omdraaien, want hoe durft hij mijn kind zo te kakken te zetten? Moet ik hem soms even vertellen dat mijn ‘rare’ jongetje waarschijnlijk drie keer slimmer is dan hij? Dat hij je precies kan vertellen hoe ons melkwegstelsel in elkaar zit, verder kan tellen dan menig bovenbouwer en bovendien nu al weet dat hij later bioloog in Afrika wordt? Mijn zoon is allesbehalve raar, thank you very much. Daar kan jij nog een puntje aan zuigen, vervelend voetbalventje. Maar nee, dat slaat natuurlijk nergens op. Dit jongetje heeft heus niet opzettelijk geprobeerd mijn zoon te kwetsen. Weliswaar kan hij misschien een lesje kleuter-etiquette gebruiken, maar kleine kinderen nemen nou eenmaal geen blad voor de mond. Terrorist nr. 1 heeft weleens een oudere, ietwat gezette dame, in een overvolle winkelstraat een ‘hele dikke meneer’ genoemd. Ook geen onverdeeld succes.

Ja, Terrorist nr. 1 is anders. Dat is voor ons geen nieuws, wij weten simpelweg niet beter. Maar nu opeens ziet ook de wereld het en dat is toch wel even slikken. Niet omdat wij ons schamen voor wie hij is, maar omdat we het voor hem zo graag makkelijker hadden gezien. Hoe mooi, slim en bijzonder ons jochie ook is, als de wereld dat niet snapt, koop je daar weinig voor. Soms kijk ik naar mijn zoon en kan bijna niet geloven dat ik zo’n mooi kind gebaard heb. Niet alleen van buiten, maar juist vooral van binnen. Ik kijk in zijn ogen en zie achter de chaos zoveel schoonheid. Zag de wereld maar wat ik zie, want het uitzicht is zo prachtig.

Tegen mijn zoon, mijn mooie, lieve, bijzondere zoon wil ik zeggen: nee jochie, nee, jij bent niet raar. Wat de wereld ook beweert. En als je niet mee mag voetballen, haal dan maar je schouders op. Trek het je niet aan, het ligt echt niet aan jou. Jouw tijd komt nog wel. Kijk in de spiegel naar hoe mooi je bent en heb vertrouwen in jezelf. What doesn’t kill you, makes you stronger. Niet vaak zal ik de levenslessen van een pop-icoon prediken, maar in dit geval hoop ik dat je Taylor Swifts advies ter harte neemt. Want: baby, shake it off.

Share

1 2