Het is een koude ochtend in februari als ik theorie-examen moet doen. Ik klem mijn boek met verkeersregels tegen me aan als ik bij mijn vader in de auto stap, die me naar het examencentrum moet brengen. Hoe treurig is dat, ik ben 33 jaar en moet door pappie naar mijn proefwerk gereden worden. Ik voel me opeens weer 16. Dat gevoel verdwijnt echter direct zodra we de parkeerplaats van het examencentrum oprijden. Dat is namelijk gevuld met scooters en rokende pubers. Allemaal met hetzelfde boek onder hun arm als ik. Alleen hebben ze niet dezelfde rimpels als ik en hebben ze de komende tien jaar waarschijnlijk nog helemaal geen auto nodig, omdat je met de fiets namelijk ook prima naar school kunt. Waarschijnlijk passen ze met een beetje proppen zelfs nog in de autostoeltjes van de Terroristen. Sinds wanneer mogen jongetjes met het babydons nog op hun wangen achter het stuur kruipen? Of ben ik nu gewoon echt over the hill? Dat zal het wel zijn, want om me heen zie ik menig tiener denken: “Wat moet die ouwe taart hier?”.
In een groezelig zaaltje met geplastificeerde banken krijgen we een donderpreek van een examinator die lijkt op een corpulente versie van Morticia Adams, gehuld in een zwart met goud gewaad dat vervaarlijk achter haar aan fladdert wanneer ze met grootse armgebaren de procedure uit de doeken doet. “Mobieltjes uit!” brult ze voordat iedereen goed en wel zit. “Laat ik niet merken dat er gefraudeerd wordt, want dan bel ik de politie!”. Achter haar zwarte varifocusbril glijden haar ogen achterdochtig langs de rijen. Ik weet zeker dat ik mijn telefoon heb uitgezet, maar toch doe ik een paniekerige graai in mijn handtas, want ik rijd nog liever drie rondjes op de snelweg in een sneeuwstorm, dan dat ik het aan de stok krijg met deze dame. De slungelige puber naast mij staart me spottend aan en rolt met zijn ogen. Hij is duidelijk niet bang. Maar ja, hij is 16. Hij heeft ‘swag’.
Het eerste deel van het examen gaat van start. Er verschijnen foto’s met gevaarlijke situaties op televisieschermen boven mijn hoofd. Naast iedere foto loopt een tijdbalkje in duizelingwekkend tempo leeg. Een troep ganzen op de weg, wat doe je? Remmen, gas loslaten, of niets? Ik begin licht te zweten. Ik weet het niet. Remmen, denk ik. Ik wil die beesten tenslotte niet vermoorden. Of zou je voet van het gaspedaal halen voldoende zijn om te voorkomen dat je de paté uit je profielen moet schrapen? Een voetbal rolt de straat op. Wat doe je? Remmen, gas loslaten, of niets? Een bal onder je auto is niet zo erg, maar een plotseling opdoemende kleuter platrijden levert waarschijnlijk een punt in de min op. Keuzestress schijnt een kwaal te zijn waar menig dertiger last van heeft in het leven. Ik kon daar nooit zo over meepraten, maar nu begrijp ik het: de meeste van mijn generatiegenoten hebben natuurlijk al jaren geleden theorie-examen gedaan en zijn door de multiple choice vragen en de tikkende tijdbalkjes van het CBR voor de rest van hun leven getraumatiseerd geraakt.
“Rechtop zitten!” galmt de stem van de examinator opeens in mijn oor. Ik schiet een halve meter de lucht in en kijk verschrikt achterom. Ik zit toch rechtop? De waarschuwing blijkt niet voor mij bestemd te zijn, maar mijn, in bomberjack met bontkraag gestoken, achterbuurman ten deel te vallen, die kauwgom kauwend onderuit gezakt zijn antwoordkastje bedient. Bibberend ga ik voor de zekerheid toch maar helemaal kaarsrecht op mijn wiebelende stoeltje zitten en maak me klaar voor het tweede deel van het examen. Veertig inzichtvragen. Tot mijn grote opluchting loopt het zenuwenbalkje nu minder snel leeg en kan ik daadwerkelijk nádenken over de vragen. Drie keer werkt mijn antwoordkastje niet. Driftig druk ik op de knopjes, maar er verschijnt geen antwoord in het display. En geen antwoord is fout antwoord, dus dat zijn al drie strafpunten met de complimenten van het CBR. Ik overweeg mijn vinger op te steken om er een vraag over te stellen, maar de aanblik van het in zwart met goud gehulde gevaarte op het spreekgestoelte voorin het lokaal doet mij besluiten mijn ziel in lijdzaamheid te bezitten en dan maar te hopen dat ik de rest van het examen cum laude heb afgelegd.
Helaas blijkt dat niet het geval. De strenge ogen kijken me afkeurend aan als ik mijn vonnis overhandigd krijg. NIET GESLAAGD staat er in capitalen op mijn papiertje. Terwijl de pubers gezamenlijk juichend het lokaal verlaten, kom ik met hangende schouders bij mijn vader terug, die in het aangrenzende café de gemiddelde leeftijd van de wachtende ouders behoorlijk omhoog heeft gehaald. Het voelt alsof ik thuis kom met een slecht rapport. Ik overhandig hem mijn betreurenswaardig resultaat met neergeslagen ogen en loop snel naar de auto. Mijn vader volgt grijnzend en grapt dat hij de autosleutels waarschijnlijk nog eerder aan de Terroristen zal kunnen overhandigen dan aan mij. Ik bijt hem toe dat mijn falen zijn schuld is, aangezien hij ook vijf keer gezakt is. Ik ben genetisch belast.
Een uur later heb ik rijles. Mijn instructeur blijft akelig stil als ik achter het stuur kruip. Beschaamd stuur ik de auto het erf af en rijd vervolgens een compleet foutloze les. Het boerenvertrouwen is moeilijk terug te winnen, dus ik vrees dat zijn Achterhoekse silent treatment nog wel een paar lessen gaat duren. Over anderhalve week moet ik opnieuw examen doen. Ik ben maar vast begonnen met spiekbriefjes maken. Als ik betrapt wordt, riskeer ik waarschijnlijk wel 50 stokslagen van de horror-examinator, in de kelders van het CBR, maar nóg een keer zakken is mijn eer te na. Als een klas vol puisterige pubers de weg op mag, moet een ouwe taart als ik het toch ook kunnen.
Je moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.