Dit blog is inmiddels zo’n anderhalf jaar oud. Het begon als een soort hobby-projectje voor mezelf, een uitlaatklep voor alles wat ik als vrouw, moeder en, helaas, patiënt, de afgelopen tijd had meegemaakt. Een dagboek. Omdat het nogal veel was wat mijn gezin en mij was overkomen in korte tijd en het mij hielp om alles op papier te zetten. Omdat ik altijd heb geschreven en ik daar blij van wordt. Nu, anderhalf jaar later, is het veel meer geworden dan een hobby. Is het nog steeds een dagboek, maar dan eentje waarin in plotseling heel veel mensen blijken mee te lezen. Eigenlijk meer een open boek.
Deze week stond er plotseling een journalist in mijn huis en een fotograaf. Omdat ineens heel moederend Nederland mijn dagboek bleek te lezen en een deel daarvan dat eigenlijk het liefst wilde verbranden. En die journalist wilde eigenlijk weleens weten waarom dat nou zo was. Terwijl ik met hem aan tafel zat, mijn verhaal vertelde met een kopje thee erbij, mijn kinderen drentelend op de achtergrond, begon ik mij diezelfde vraag te stellen. Want inderdaad: waarom? Wat is nou eigenlijk echt de reden dat wij, als moeders, het elkaar nou zo vaak zo moeilijk maken? “Is het soms gewoon des vrouws?” opperde de journalist verbijsterd (want: van het mannelijk geslacht) dat wij, kijvende wijven, elkaar gewoon by default het licht in de ogen niet gunnen? Ik moest een beetje lachen, want hij had natuurlijk best een punt. Vrouwen zijn ook gewoon collectief sekreten, die elkaar met argusogen bekijken. We zijn wandelende vaten vol kritiek, pikken elkaars vriendjes af en roddelen ons drie slagen in de rondte. Is dat des vrouws? Ja, ik vrees het wel een beetje.
Maar, mijns inziens is er toch meer aan de hand. Want, hoewel ik ook in mijn jeugd, mijn studententijd en mijn twintiger kinderloze jaren best wel te maken heb gehad met vrouwelijk gekift (en, laten we eerlijk zijn, mij ook zelf weleens als een eersteklas bitch heb opgesteld), was dat niks vergeleken met de haat en nijd waar je mee te maken krijgt als je eenmaal toetreedt tot het moedergilde. Hoe komt het toch dat we, eenmaal herboren als moeder, verworden tot giftige sekreten, die elkaar zonder scrupules het spreekwoordelijke mes heel diep in de rug steken? Ik heb erover nagedacht en ik kom tot de volgende conclusie: wordt een vrouw eenmaal moeder, dan is dat niet slechts één van de vele dingen die zij is, nee, het wordt haar hele identiteit. En daar komt dan wederom om de hoek kijken wat, vrees ik, toch enigszins mijn stokpaardje aan het worden is: de nog steeds falende Nederlandse emancipatie.
Want: waarom woedt er alleen een moeder-oorlog en geen vader-oorlog? Waarom slaan de mannen elkaar niet de hersens in met de pakken Pampers? Simpelweg: omdat wij, als maatschappij, hun waarde niet ontlenen aan hoe goed zij vaderen. Natuurlijk, de vader van tegenwoordig komt niet meer weg met slechts het snijden van het vlees. De papa 2.0 zou betrokken moeten zijn. Als dat enigszins kan, dan graag. Maar vaders moeten vooral ‘leuk’ zijn en daar zit een belangrijk verschil. Een leuke vader is namelijk heel wat anders dan een goede moeder. Het moederschap is bijna het hoogst haalbare wat een vrouw kan bereiken. Althans, zo wordt dat maatschappelijk toch nog steeds gezien. Maar dan moet je wel een góede zijn. Eentje die alleen de ‘juiste’ keuzes maakt, zichzelf totaal opzij zet voor haar kroost. Allemaal, wij als vrouwen collectief, zijn we naarstig op zoek naar die heilige graal. Omdat dat het enige is dat ons eigenlijk echt definieert. Waar de man meestentijds beoordeeld wordt op zijn (financieel en maatschappelijk) succes, bestaat de vrouw nog steeds eigenlijk voornamelijk bij de gratie van haar baarmoeder.
En dat brengt ons als moeders in een heel lastig parket, want met je kind wordt ook je grootste kwetsbaarheid geboren. Ik kan me nog levendig het gevoel herinneren dat ik had toen ik mijn zoon voor het eerst in mijn armen had. Alsof iemand me met een hamer op mijn hoofd sloeg, zo hard kwam het verantwoordelijkheidsgevoel aan. Jij, als moeder, hebt dit kind gemaakt, de keus gemaakt het op deze wereld neer te zetten. En dus doe je alles wat maar in je macht ligt om dat kind het allerbeste te kunnen geven. De keuzes van een moeder zijn zelden ondoordacht. Want alles over hebben voor je kind, dat is inherent aan het moederschap, op welke manier je dat ook vormgeeft. Het idee alleen al dat je een keus of een beslissing maakt die niet goed uit zou pakken, die je kind potentieel zou kunnen beschadigen of benadelen, is voor een moeder onacceptabel. Want dat kind, dat wezentje waar je meer dan wat dan ook van houdt, dat is ontsproten uit jouw schoot en dus voor altijd deel van jou en jouw verantwoordelijkheid.
En dus doet het pijn, veel pijn, als iemand tegen jouw keuzes ingaat. Of zelfs misschien niet eens er tegenin gaat of jou als persoon bekritiseert, maar alleen maar een nuance of een kanttekening plaatst bij waar jij rotsvast in gelooft. Omdat het je raakt, rechtstreeks in die diepgewortelde onzekerheid die je als moeder toch al hebt. Omdat we als moeders allemaal stiekem altijd bang zijn dat we het tóch fout doen, ondanks dat we zo hard werken om het goed te doen. Want een goede moeder zijn is voor de vrouw blijkbaar nog steeds de hoogste status in het leven. Dat wordt ons door de Nederlandse maatschappij heel duidelijk te verstaan gegeven. Die vader, die is best heel leuk voor gewoon, erbij. Maar de móeder, daar komt het écht op aan. ‘Mislukte’ kinderen (wat dat ook mag betekenen) worden geschreven op het conto van de moeder, want dan zal zij dus wel gefaald hebben. De vader, die blijft buiten schot, want de vrouw, die is tenslotte eindverantwoordelijk. Het is de moeder die het kind maakt. En dat zwaard van Damocles, dat hangt altijd boven des moeders hoofd.
Ik denk dat wij elkaar als moeders eigenlijk helemaal niet zo naar het leven willen staan. Ik denk dat we allemaal op zoek zijn naar herkenning, érkenning, begrip en gewoon, een beetje steun. Omdat we allemaal bang zijn dat we de plank misslaan met die kinderen, want niemand weet tenslotte écht hoe het moet, een kind opvoeden. Jij, ik en alle moeders voor en na ons, wij doen allemaal gewoon maar wat. Maar we doen het wel met heel ons hart. En allemachtig, wat is het eigenlijk eng. Daarom roepen we dus stiekem diep van binnen om het hardst: vertel me alsjeblieft dat ik het goed doe, dat ik me straks niet schuldig hoef te voelen. Maar in plaats van dat eerlijk uit te spreken naar elkaar, elkaar de hand te reiken, gaan we die onzekerheid maar overschreeuwen en beginnen we om ons heen te slaan. Staan we lijnrecht tegenover elkaar in plaats van naast elkaar en vallen we elkáár aan, in plaats van die maatschappelijke norm waar wij vrouwen, moeders, ongewild de dupe van worden.
Terwijl ik met mijn kinderen voor het eerst dit jaar op ‘All I want for Christmas’ dans (weer zo’n slechte keus, want foei, het is nog niet eens Sinterklaas geweest), zeg ik daarom: vrouwen, moeders, laten we nu samen opstaan en de maatschappij de spreekwoordelijke dikke vinger geven. Zeggen dat we er niet langer meer aan meedoen, dat het eens tijd wordt voor een rondje moeder-emancipatie. Laten we het voortaan aanpakken zoals die kerels, elkaar op de schouders slaan en samen de kroeg induiken als de kinderen op bed liggen en ze al hun ledematen nog steeds hebben. Want dames, dat is elke dag weer een topprestatie en laten we daar met z’n allen nou gewoon eens ongegeneerd trots op zijn. Mama, jij die meeleest in mijn open boek: je doet het goed vrouw, echt. Want Goede Moeders, dat zijn we eigenlijk gewoon allemaal. Maar weet je wat, we zijn ook nog zoveel méér.