Archief ‘blogt over’

Zonder woorden

Gisteravond was ik vroeg naar bed gegaan. Omdat ik moe was van een lange week werken. Ik had mijn twee kinderen in bed gestopt, zelf nog met een kopje thee op de bank een halve film gekeken en was daarna heerlijk onder de wol gekropen. Warm, veilig, geborgen. Alleen maar om vanmorgen wakker te worden en te ontdekken dat Parijs in brand stond. Alweer. Terwijl mijn kinderen in hun pyjamaatjes aan hun eerste Lego bouwwerk begonnen, stond ik met mijn bek vol tanden en de i-Pad in mijn handen ongelovig voor het aanrecht. Goedemorgen wereld, another day, another day. Voor mij althans. Godzijdank. Maar voor een hele hoop mensen plotseling niet meer.

Als er dit soort dingen gebeuren, is mijn eerste gedachte: ik moet erover schrijven. Dat zal het journalistenbloed wel zijn, dat je niet echt anders kan dan je verontwaardiging en je afschuw per direct zwart op wit te zetten. Dus ook nu was mijn eerste impuls mijn laptop open te klappen en me op papier af te vragen waar het in godsnaam heen moet met de wereld. Maar toen dacht ik: wat moet ik in vredesnaam nog zeggen? Ik weet niet of ik overdrijf, maar het lijkt wel alsof dit soort gruwelijkheden tegenwoordig aan de lopende band gebeuren. En wat moet je op een gegeven moment nog meer zeggen dan: in vredesnaam, hou op? Wat voor nieuws kun je nog meer zeggen over dingen die je gewoon echt nooit zult kunnen begrijpen? Wat moet je nog méér zeggen over het zoveelste bloedvergieten, behalve: gatverdamme. Want, waar het heen moet met de wereld? Ik kan mijn kop wel in het zand steken, echter, zo langzamerhand bekruipt mij een gevoel van dat ik dat eigenlijk wel weet.

Ik wilde deze ochtend opstaan en mijn twee kinderen vertellen dat Sinterklaas vandaag aankomt in ons land. Dat het een leuke dag is, een dag van vrolijkheid en verwachting. Samen kijken naar de intocht op tv met een bakje pepernoten en daarna naar het plaatselijke onthaal van de Goedheiligman. Natuurlijk heb ik alsnog die Sinterklaasliedjes opgezet en ze verteld dat ze vanavond hun schoentjes mogen zetten. Want voor de kinderen blijft vandaag gewoon de dag dat het leukste kinderfeest van Nederland begonnen is. Maar voor mij en waarschijnlijk voor alle ouders die straks bij de intocht staan, voelt het toch dubbel. Omdat er in Parijs ouders zijn die vandaag opeens moesten opstaan zonder hun kinderen. Mensen die niet meer samen met hun geliefden ooit nog wat dan ook voor feest zullen kunnen vieren. Omdat hun geliefden er plotsklaps niet meer zijn.

Ik schrijf er weer over, maar eigenlijk weet ik echt niet meer wat ik moet zeggen. Nog een reden waarom dat mij angst inboezemt is dat alles over dit soort dingen blijkbaar al gezegd is. En dat is heel erg vreselijk, want betekent dat dan niet dat dergelijke gruwelijkheden zo langzamerhand ‘normaal’ zijn geworden? Dat dit blijkbaar de wereld is geworden waarin we moeten leven, dat er ieder half jaar talloze mensen het loodje moeten leggen, simpelweg omdat we zo ver van elkaar verwijderd zijn geraakt dat we elkaar het licht in de ogen niet meer gunnen? Dat de ene helft van de wereld zodanig tegenover de andere helft is komen te staan, dat we elkaar niet langer meer de hand reiken, maar slechts nog de kalashnikov?

Straks sta ik met mijn kinderen bij de Sinterklaasintocht. Want gelukkig zijn die twee nu nog te jong om te begrijpen in welke wereld zij helaas moeten opgroeien. We zullen strooigoed vangen en vanavond zingen we een liedje bij de kachel. En gaan mijn kinderen slapen in de veronderstelling dat alles goed en mooi is. Stop ik een chocoladeletter in hun schoentjes en kruip zelf dan ook weer onder de wol. Warm, veilig en geborgen. Toch kan ik dan waarschijnlijk niet anders dan me afvragen hoe lang dat nog zal duren. Want als het zo doorgaat met de wereld, vrees ik dat het slechts een kwestie van tijd is totdat de bommen overal ontploffen. Terwijl we toch echt hadden afgesproken, dat zoiets nooit meer zou gebeuren.

Share

Helicopterouders, ga eens landen!

In de Westerse samenleving van dit moment zijn we heel erg gericht op onze kinderen en hun welbevinden. De opvoedmethodieken schieten als paddenstoelen uit de grond, de discussies over verantwoord ouderschap zijn niet van de lucht en we geven ontzettend veel geld uit aan ons nageslacht. Omdat we een goede toekomst voor ze willen, maximale ontplooiing proberen na te streven en ze alle kansen willen geven. Logisch, toch? Nou, eigenlijk is dat maar de vraag. Want, gaan we zo langzamerhand niet een beetje te ver in het faciliteren van de kindertijd van onze kinderen? Is onze ‘ouderbetutteling’ eigenlijk wel zo heilzaam? Het tegengeluid rukt langzaam op.

De Amerikaanse antropoloog David Lancy lanceerde onlangs zijn boek ‘The Anthropology of Childhood’. Hoewel nu al omstreden, wordt het door The New York Times geclassificeerd als ‘het enige babyboek dat ertoe doet’, aangezien het tegenwicht biedt voor de hedendaagse hysterie rondom kinderen en opvoeding. En dat er sprake is van ouderschapshysterie, dat kun je, mijns inziens in ieder geval, wel zeggen. In zijn boek stelt Lancy dat wij in het Westen een nogal romantische kijk hebben op kinderen, die eigenlijk uniek is ten opzichte van de rest van de wereld. De antropoloog hamert al heel lang op hetzelfde stokpaardje: Westerse kinderen worden veel teveel verwend. Niet alleen in materieel, maar ook, en eigenlijk vooral, in emotioneel-pedagogisch opzicht.

In de Verenigde Staten krijgen steeds meer kinderen (en zelfs babies!) anti-depressiva voorgeschreven. Een peuter aan de Prozac, dat is echt niet meer ongewoon. Maar liefst vijf procent van de Amerikaanse kinderen draait momenteel mee op de wieken van de psychiatrische molen. De reden? Ouders van nu accepteren niet meer dat hun kroost pijn, verdriet en/of frustratie ervaart. Terwijl dergelijke emoties onderdeel zijn van een normale kindertijd. Tegenwoordig vinden we het echter onaanvaardbaar dat een kind ‘ongelukkig’ is. Maar waarom eigenlijk? En daarnaast, wat verstaan we onder ongelukkig zijn? Is het een ramp als een kind een tijdje wat minder lekker in z’n vel zit, bijvoorbeeld omdat er iets (nog) niet lukt, het misschien een beetje buiten de gebaande sociale paden loopt , of het iets ontzegd wordt dat het graag zou willen hebben? Want, is dat niet gewoon het leven? En dus iets waar iedereen mee moet leren omgaan, om zich later, als papa en mama je veters niet meer voor je strikken, staande te kunnen houden in de maatschappij?

De manier waarop wij onze kinderen beschermen en aan de hand nemen, is lang niet zo normaal als wij hier denken. In de meeste andere culturen zijn kinderen heel erg op zichzelf en op elkaar aangewezen. Ze moeten hun plaats in de samenleving verdienen, onder andere door actief mee te helpen in het gezinsleven en daarnaast het spreekwoordelijke wiel op eigen houtje uit te vinden. Sowieso is de ‘kindertijd’ zoals wij die in de huidige Westerse maatschappij kennen en actief proberen vorm te geven een relatief nieuw fenomeen, afkomstig uit de Nederlandse Gouden Eeuw. Dankzij de welvarende economie in de 17e eeuw was de noodzaak tot puur overleven minder groot en kreeg men dus tijd voor andere dingen. Hun kinderen verwennen bijvoorbeeld en hen de autonomie van en de verantwoordelijkheid voor hun ontwikkeling uit handen nemen. Resultaat: anno 2015 zitten we met een stel verwende snotapen, die geen poot meer uitsteken. Om maar even kort door de bocht te gaan.

Nou kunnen we de Amerikaanse maatschappij gelukkig (nog) niet parellel trekken met de Nederlandse, dus als je je 3-jarige hier bij het kinderdagverblijf aflevert met een potje Xanax in haar rugzakje omdat Fleurtje het leven niet meer zo goed aan kan, krijg je toch ietwat scheve ogen. Maar, we buigen wel steeds meer in de hysterische richting af. Attachment Parenting, Natuurlijk Ouderschap, co-sleepen, Hatha Flow Yoga voor babies, we wringen ons in allerlei bochten om het onze kinderen zo makkelijk en gerieflijk mogelijk te maken en vechten elkaar bovendien de opvoedtent uit over welke stroming er met de verantwoorde ouderschapsprijs naar huis gaat. Een beetje over the top is het allemaal wel, wat mij betreft.

Daarmee wil ik niet beweren dat we terug moeten naar de tijd van de kinderarbeid, of dat we een voorbeeld moeten nemen aan ouderschap uit donker Afrika, waar de kindertjes worden ingezet om, enorm zelfstandig, loodzware ploegen te trekken op de oogstvelden. Natuurlijk niet. Maar, ik vind wel dat de blijkbaar ontaarde antropoloog Lancy een punt heeft. Als je het mij vraagt hoeven kinderen niet maximaal gefaciliteerd te worden in alles wat ze willen. Als ze later groot zijn, kunnen ze dat namelijk ook gewoon wel vergeten. Ik doe niet overdreven mijn best om zogenaamde ‘jeugdtrauma’s’ te voorkomen (en laten we even realistisch zijn, een kind krijgt een trauma als het door zijn ouders mishandeld, verwaarloosd of vernederd wordt, niet als het geen vijf jaar in de echtelijke sponde mag slapen, of met de fles gevoed wordt). Die krijgen de Terroristen namelijk toch wel. Net zoals jij en ik die hebben. Want dat is hoe het werkt: uiteindelijk krijg je van je kinderen toch de schuld van alles. Je kunt het nog zo goed doen als ouder, kritiek en onvrede over hun jeugd zal het nageslacht toch hebben. Dat is namelijk de generatiekloof. En daar kun je je eigenlijk niet omheen ouderen.

We zijn een generatie van zogenaamde ‘helicopterouders’ geworden, altijd maar rond cirkelend boven onze kinderen, hen verstikkend met zorg, aandacht en geld. Omdat we denken dat dat goed is, dat onze kinderen daar recht op hebben. Maar hoewel Teuntje ongetwijfeld graag het nieuwste NERF-pistool wil hebben, wil dat niet zeggen dat hij dat dan dús ook maar moet krijgen. Dat het erg is als de ouders van Catootje haar niet aan de lopende band vermaken in het weekend omdat ze zich daardoor wellicht ‘niet gezien’ gaat voelen. Of dat we gelijk een blik kinderpsychiaters open moeten trekken als onze pubers zich opsluiten op hun kamers om wekenlang te luisteren naar deprimerende muziek van één of andere getergde emo-band.

Teleurstelling, frustratie en hartzeer horen bij het leven. Het is een package deal en je hebt het er maar mee te doen. Ja, ook als je nog onder moeders vleugels past. Ruimte krijgen om ongelukkig te zijn, boosheid te voelen of te zwelgen, juist dat soort dingen horen bij verantwoord en succesvol opgroeien. Ze net dat duwtje in het diepe geven en laten zwemmen zonder bandjes. Terwijl je zelf, natuurlijk, klaar staat met een handdoek om ze droog te wrijven na het watertrappelen. Maar wel op afstand, aan de kant. Want daarmee doe je een kind op de lange termijn hoogstwaarschijnlijk meer plezier dan met een van biologische oerossenwol geweven draagdoek, of een cursus mindfulness voor kleuters.

Share

Slaap kindje, slaap (deel 5)

Krakend gaat de deur op de eerste verdieping open. Ik open één oog en kijk op mijn telefoon. Vier uur ‘s nachts. Zuchtend trek ik mijn kussen over mijn hoofd, in een poging te doen alsof de buitenwereld niet bestaat. Ik sluit mijn ogen en doe hardnekkig alsof ik slaap. Met een klap hoor ik de toiletbril tegen de wandtegels van de badkamer slaan. Luid neuriënd begint Terrorist nr. 1 te plassen. “Ik-slaap-ik-slaap-ik-slaap” fluister ik tegen mezelf en trek het kussen met twee handen nog wat strakker over mijn oren. Het toilet wordt doorgetrokken en ik hoor kleine voetjes schuifelend over de gang gaan. KLAP! Zijn slaapkamerdeur trilt in de sponningen (net als de rest van het huis) als mijn zoon hem dicht trekt. Ik krimp in elkaar onder het dekbed en blijf doodstil wachten op wat komen gaat. Het blijft stil. Opgelucht haal ik adem en ontspan. Langzaam voel ik mezelf weer afglijden in de slaap.

“MAMAAA!” Verwilderd schiet ik overeind en val bijna uit bed. In onderbroek en met chaoshaar stort ik mezelf de trap af en vind mijn zoon in tranen in zijn bed. Hij huilt met gierende uithalen. “Wat is er?! Wat is er?!” vraag ik verschrikt, al rondjes draaiend om mijn as om te zien waar de brand is, of waar zijn ledematen die hij, af te leiden aan het gegil, op z’n minst kwijt moet zijn, verspreid liggen. “Mijn Woefieieieieie!!!” brult hij. “Woefie is weeeeg!”. “Wat? Wie?” vraag ik. Dit is teveel informatie voor een dergelijk onchristelijk tijdstip. “Woehoefie ligt nog in de badkaaameeer!”. Met een trillend vingertje wijst mijn 5-jarige naar de deur. Even duizelt het me. Dan marcheer ik naar de badkamer, waar het vermaledijde pluchen beest inderdaad moederziel alleen in de wasbak ligt te kreperen. Binnensmonds grommend werp ik de hond in het bed van mijn zoon en strompel terug naar boven. Ik slaap al voor mijn hoofd het kussen raakt.

Opnieuw dat krakende geluid. Maar nu van de andere kant van de overloop. “Mama?” klinkt een klein stemmetje, “Ik moet plassen.” Terrorist nr. 2 heeft weliswaar nog een luier aan, maar ze is hard op weg zindelijk te worden. Vanuit pedagogisch oogpunt kan ik dit dus niet negeren. In de badkamer moet ik haar eerst uit drie lagen, pyjama, romper, en katoenen nachtluier pellen. Mijn dochter klimt op de toiletpot, die veel te groot voor haar is en waarop ik haar dus moet vasthouden. Terwijl we vol spanning wachten, val ik met mijn hoofd in haar schoot in slaap. “Jaaa! Gelukt!” juicht mijn dochter als de plas de pot in tinkelt. “Hoera” mompel ik, maar zo makkelijk kom ik er niet mee weg. “Nee mama! Klappen! Goed van mij, hè?!” Dreigend kijkt ze me aan. Gehoorzaam doe ik in de badkamer een dansje, onderwijl enthousiast klappend. Terrorist nr. 2 knikt goedkeurend en laat zich terug in bed leggen. Inmiddels is het kwart voor vijf. Ik trek het dekbed over me heen en hoop op nog minstens drie uur slaap.

“Opstaan iedereen! Het is ooochtend!!!” Ik probeer mezelf knock out te slaan met mijn mobiele telefoon, die een genadeloze 05.15 uur aangeeft. Vanuit mijn ooghoek zie ik flitsen wit licht door het trapgat gaan. Even denk ik dat het, na vijf jaar slaapgebrek, dan eindelijk zo ver is: ik heb een delirium. Maar dan realiseer ik me dat Terrorist. nr 1 op de overloop met zijn zaklampje staat te zwaaien. Het zaklampje dat hij heeft gekregen om ‘s nachts, stil en geruisloos dus, mee te nemen naar de wc als hij moet plassen. Rillend van de kou en het slaapgebrek gluur ik om een hoekje van de trap naar beneden. Daar staan de Terroristen een showtje weg te geven. Mijn dochter staat wild dansend in de spotlights van haar grote broer, die haar vakkundig bijschijnt en onderwijl een zelfverzonnen lied zingt. Buiten is het nog pikdonker en doodstil. Zelfs de kippen zitten nog op stok. Ik heb al eerder overwogen de Terroristen in het kippenhok te laten slapen. Op het kinderdagverblijf van Terrorist nr. 2 slapen de babies ook buiten in houten hokjes. Daar kan ik dan altijd mee schermen als de buren de kinderbescherming bellen.

Al vijf jaar lijd ik aan chronisch slaaptekort. Vijf jaar. Het is dus een klein wonder dat ik nog niet aan het hallucineren ben geslagen (hee, is dat een roze olifant…?). Slaaponthouding is tenslotte een beproefde martelmethode in oorlogssituaties, maar nog steeds ben ik niet geknapt. Dat bewijst dus maar: het moederschap heeft een commando van mij gemaakt en als het met het schrijven niet meer lukt, kan ik me altijd nog laten omscholen tot Navy Seal. Ik vind dat ik inmiddels op z’n minst een lintje verdien. Of een jaar gratis Nespresso. Vooral als ik George Clooney daar dan bij geleverd krijg. Want dan zit je op zondagochtend op 06.00 uur toch wat lekkerder aan de koffie.

De eerdere delen uit de niet-slapen-saga gemist? Lees het vanaf het begin:

Slaap kindje, slaap (deel 1)
Slaap kindje, slaap (deel 2)
Slaap kindje, slaap (deel 3)
Slaap kindje, slaap (deel 4)

Share

Lustrum

Het is dinsdagochtend, 06.15 uur. De wekker is net gegaan, maar ik sta nog niet op. Stil blijf ik in mijn bed liggen, mijn ogen gericht op het plafond, in het donker. Ik sluit ze weer en laat me overspoelen door herinneringen. De herinneringen van vijf jaar geleden. Want toen, precies op dat moment, werd mijn zoon, mijn Terrorist nr. 1 op mijn buik gelegd. Sloeg hij die hele blauwe ogen naar mij op en zagen we elkaar voor het eerst. Werd ik zijn moeder en hij mijn zoon. En wist ik dat ik goud in handen had. Vandaag vier ik vijf jaar moederschap. Vandaag vier ik het bestaan van het allermooiste jongetje van de hele wereld. Mijn lieve zoon is jarig.

We hebben het al gevierd, afgelopen weekend. Met chocoladetaart en heel veel Lego, want daar is hij sinds kort helemaal verzot op. Het liefst iets met heel veel lichtzwaarden, of duister uitziende slangenninja’s, hoe gevaarlijker en met hoe meer dodelijke wapens, hoe beter (heel wat anders dan de Lego uit ‘mijn tijd’, toen je nog slechts drie kleuren blokjes had en ninja’s nog niet bestonden). Met familie en met vrienden, die hij stralend en heel enthousiast ontving, want mijn Terrorist, die houdt wel van een feestje. Omdat hij dan lekker chips mag eten en hij een huis vol mensen zo gezellig vindt. En natuurlijk omdat er dan ballonnen zijn, waarmee hij mij de stuipen op het lijf kan jagen, omdat ik altijd bang ben dat die dingen knappen.

Ik kan gewoonweg niet geloven dat mijn jochie al vijf jaar is. Vijf jaar! Dan ben je echt al een grote jongen. Heb ik dan daadwerkelijk al zo’n grote zoon, die naar school gaat en binnenkort op zwemles? Die sinds kort zonder zijwieltjes kan fietsen en, zo bleek laatst tot mijn starre verbijstering, al in het Engels tellen kan? Die opeens dingen zegt als dat hij iets ‘vet cool’ vindt en die ‘s nachts helemaal zelf in het pikkedonker naar de wc gaat? Heb ik echt een zoon die dat allemaal al kan? Blijkbaar wel, maar soms voelt het alsof ik het gemist heb. Want die tijd, die gaat, zoals de cliché’s heel gezapig zeggen, inderdaad gewoon echt veel te snel.

Hij is geen baby meer, die ik in slaap moet wiegen. Geen dreumes wiens handje ik nog vast moet houden bij het lopen. Geen peuter met driftbuien in de supermarkt waarbij ik hem met klotsende oksels bij het toetjesschap moet wegslepen. Maar vooral: geen kind meer dat overmeesterd wordt door zijn autisme. Mijn zoon is nu een kleuter die steeds beter zijn weg vindt in een wereld die voor hem behoorlijk ingewikkeld in elkaar zit. Een lief blond jongetje dat iedere dag weer een stukje beter bij zichzelf kan en zich niet meer door het leven het uit het veld laat staan. Een kleuter die zijn hakken stevig in het zand heeft gezet en de wereld aankijkt met een blik van: hier ben ik, kom maar op, ik ben niet bang meer. En wat staat het prachtig, die blik in zijn mooie blauwe ogen.

Het lijkt voor mij wel gisteren, dat mijn jongetje onder de Californische zon ter wereld kwam. Dat ik nog geen weet had van de achtbaan waar we in terecht zouden komen. Dat ik hem toen al zo prachtig vond, maar nog geen idee had van hoe ontzettend veel mooier hij vijf jaar later nog zou worden. En zijn schoonheid wordt alleen maar groter, dat weet ik nu al zeker. Wat ons de komende vijf jaar te wachten staat, ik heb er echt nog geen idee van, maar ik heb zo’n vermoeden dat de jaren niet zonder slag of stoot zullen verlopen. Maar dat geeft niet, want hij is het meer dan waard, mijn kleine grote jongen. Vandaag vier ik zijn eerste lustrum en wat ben ik trots. Hiep hiep hoera voor jou, mijn lieve Terrorist. Ik kan bijna niet wachten op de volgende vijf jaar met jou.

Share

Rubiks Kubus

Laatst schreef ik voor Me to We een column over mijn diepgewortelde hekel aan de speeltuin. Omdat daar, naast mijn eigen Terroristen nog 3000 andere kinderen zijn met plakkerige handjes en schrille stemmetjes en ik altijd bang ben dat mijn kroost spontaan de nekjes zal breken op die verrekte speelhuisjes. Maar stiekem is er nog een andere reden dat ik liever thuis blijf…

Mijn zoon van bijna vijf jaar, mijn lieve blonde jongetje, die is autistisch. Dat houdt een heleboel dingen in, heeft invloed op vele facetten van zijn leven. Eén van de belangrijkste dingen waarbij zijn autisme om de hoek komt kijken, is sociaal verkeer. Spelen met andere kinderen. Vriendjes maken. Want dat is voor mijn zoon bijna als het foutloos in elkaar draaien van de Rubiks Kubus: frustrerend en eigenlijk schier onmogelijk. Het hebben van een zogenaamde Autisme Spectrum Stoornis, betekent namelijk dat je hersens anders in elkaar zitten. Dat de wereld anders werkt. Voor jou in ieder geval. Dat je woorden anders hoort (of vaak gewoon ook helemaal niet), dat je beelden anders waarneemt. Dat wat voor een ander vanzelfsprekend gaat, het voor jou just helemaal niet is. Die wereld. En de mensen die zich daar samen met jou in bewegen. Jij spreekt Chinees en iedereen om je heen praat Nederlands. En als je elkaar niet verstaat, dan is het lastig vriendjes maken.

Ik ben gewend aan het autisme van mijn zoon. Eigenlijk valt het me niet eens meer op. Want hij is mijn Terrorist en dat is het enige wat telt. Zijn autisme hoort bij hem. Zijn zusje is een kleine kenau, ik ben gewoon een beetje gek en ex-manlief, ach, die is natuurkundige en dat is sowieso al een gebrek op zich. Zo hebben we dus allemaal wel wat en staan we daar niet eens meer echt bij stil. Maar als ik naar de speeltuin ga met dat autistje van me, wordt opeens weer heel erg duidelijk dat hij dus echt niet ‘normaal’ is. Vooropgesteld is dat wat mij betreft een rot-term, want wat is dat eigenlijk, ‘normaal’? En waarom is dat beter dan een beetje anders zijn? Maar toch, maar toch, vind ik het confronterend, als ik mijn lieve zoontje op die speelplaats zie. Als ik zie hoe hij niet dat piratenschip op klimt, maar alleen maar met een stok uit de bosjes een beetje rond gaat lopen zwaaien. Pratend in zichzelf en zonder contact te maken met de rest van de spelende kinderen om hem heen. Hoe Terrorist nr. 2 meteen vriendschap sluit met een wildvreemd meisje op dat speelhuis en daar hand in hand mee van de glijbaan gaat, terwijl haar grote broer er een paar meter vanaf staat, als tja, hoe lullig het ook klinkt: als Leipe Loetje. Daar gaat mijn moederhart van bloeden.

Stiekem wil ik liever niet naar de speeltuin, omdat het te pijnlijk is om mijn zoon daar te zien. Omdat ik me dan ergens diep van binnen voor hem schaam. Wat is dat erg om op te schrijven, wat voel ik mij daarom een slechte moeder. Maar het is niet leuk om te moeten aanzien dat jouw kind door alle andere kleuters raar gevonden wordt. En dat dat niet eens zo gek is, omdat niemand vriendjes wil zijn met een jongetje dat soms plotseling in je gezicht begint te schreeuwen dat hij een gele ninja is, of zomaar je zandkasteel kapot maakt in de zandbak. Dat alleen maar met een stokje in de aarde zit te prikken, terwijl hij verhaaltjes vertelt waar je helemaal niks van snapt. En het is ook niet leuk om die ene moeder te moeten zijn, die moeder die continue moet blijven waarschuwen, omdat haar etterige zoontje steeds maar op de glijbaan klimt en de andere kindjes er dan dus niet meer af kunnen. Die moeder met het ‘gekke’ kind, het irritante kind, waarvan al die andere moeders stiekem liever niet willen dat hun kind ermee gaat spelen. Sorry, maar dan blijf ik liever thuis. Waar er geen scheve ogen zijn.

Natuurlijk slaat het nergens op en zou het me gewoon helemaal niks moeten kunnen schelen. Want mijn zoon, die is autistisch en dat is nou eenmaal zo. Dat maakt hem nog niet minder leuk, lief, grappig en geweldig dan welk ander kind op dat klimrek dan ook. Ook niet als hij in die speeltuin dan een beetje maf gaat lopen doen. Maar ik vind het verdrietig om zo duidelijk te moeten zien dat andere mensen hem, nu al, niet accepteren en op zulke momenten maak ik me nog meer zorgen om zijn toekomst. Omdat ik wil dat hij gelukkig is en zich dus níet die vreemde eend in de bijt voelt. En ja, omdat ik op dat soort momenten eigenlijk zou willen dat hij gewoon lekker ‘normaal’ is. Want ik ben een mens en alle mensen willen stiekem immers met de meute meelopen. De mens blijft tenslotte toch altijd nog een kudde-dier.

Maar we gaan gewoon hoor, naar die speeltuin. Want autistisch en niet zo sociaal of niet, mijn lieve Terrorist vindt het daar toch leuk. En oefening baart kunst, dus hij gaat op den duur heus wel vriendjes maken. Tenslotte is eigenlijk stiekem niemand echt normaal en kinderen al helemáál niet. Dus kom op, mijn lieve mafklapper, we gaan lekker naar de speeltuin. Dan gaat je gekke moeder samen met je van de glijbaan.

Share

1 5 6 7 8 9 35