Laatst zei iemand tegen mij dat ik misschien maar beter op kan houden met schrijven over onze zoon en zijn autisme. Omdat je zulke persoonlijke dingen niet in de openbaarheid zou moeten brengen. En omdat het zielig voor hem is. Want wat als hij straks kan lezen en hij ontdekt zijn moeders blog? Dacht ik soms dat hij het leuk zal vinden om zijn hele ziel en zaligheid op het internet te hebben staan? Dat iedereen al wist dat hij niet ‘normaal’ is (wat dat ook mag betekenen), voordat hij dat zelf goed en wel door had? Dat hij niet gekwetst zal zijn als hij moet lezen dat zijn moeder soms blij was als ze hem op school kon afleveren, omdat ze gek werd van zijn autistische buien? Dat ik nou de behoefte heb om mijn emoties van me af te schrijven, daar hoeft hij toch zeker niet de dupe van te worden? Want wat zal hij zich later schamen, alleen maar omdat zijn moeder zo schaamteloos de vuile was gewoon maar buiten hing. Harde woorden. Confronterend ook. Want ja, deze persoon had natuurlijk wel een punt.
Ik schrijf veel over mijn zoon. Over zijn autisme. De afgelopen tijd heb ik me zelf ook afgevraagd waarom zoveel van mijn blogs over hem gaan. Deze website is begonnen als een vrolijke optekening van ons plattelands-avontuur. Over kippen, grasmaaien en verbouwen. Maar nu, bijna een jaar verder, is de toon toch regelmatig anders. Waarom is dat? Dit blog is een bloemlezing van mijn gevoelens geworden. Een uitlaatklep, een digitaal dagboek. En aan een dagboek vertrouw je je zieleroerselen toe, vertel je je gevoelens, je stort je hart uit. Mijn zoon zit in mijn hoofd. In mijn hart. Dat jongetje met zijn mooie blauwe kijkers kruipt onder mijn huid. Met zijn vrolijkheid, zijn pijn, zijn verdriet, zijn worsteling met de wereld. Met zijn autisme. Omdat het ongrijpbaar is, ik altijd het gevoel heb tekort te schieten als zijn moeder. Omdat ik over dat autisme geen controle heb, terwijl ik mijn zoon zo graag wil helpen. Maar ook omdat ik soms niet kan geloven dat ik zoiets schitterends op deze wereld heb gezet. En waar het hart vol van is, daarover schrijf je in je dagboek.
Ik schrijf over mijn zoon, juist omdat ik de wereld wil laten zien wie hij echt is. Dat hij meer is dan alleen dat autisme. Hem juist uit dat hokje wil bevrijden. Omdat ik wil dat iedereen kan zien, wat ik ook zie. Omdat ik nu weet hoe moeilijk het is om om te gaan met vooroordelen, onbegrip, onwetendheid. Ik zie om me heen hoe ouders van kinderen zoals mijn zoon worstelen met hun gevoelens. Hun gevoelens van boosheid, teleurstelling, verdriet. Maar ook: hoe extatisch blij je kunt zijn met de kleinste ontwikkeling, de miniemste mijlpaal. Omdat het voor jouw kind iets groots is. Omdat iedere genomen hobbel weer een monsterzege is. Voor je kind, maar ook voor jou. Hoe je als ouder keihard met jezelf geconfronteerd wordt en hoe ontzettend pijnlijk dat kan zijn. Maar ook: hoe je op een ongekende manier boven jezelf uit kunt stijgen en een kracht ontdekt waarvan je nooit geweten hebt dat je die bezat. En hoe ongelooflijk veel je van zo’n kind kunt houden.
Als ik naar mijn zoon kijk, zie ik schoonheid. Zoveel dat ik soms moet wegkijken. Iedere dag wens ik dat ik voor hem een betere moeder kon zijn. Een geduldiger moeder, een zachtere moeder, een moeder die hem beter begrijpt. En iedere dag zie ik hem groeien. Boven zijn autisme uit. Boven de vooroordelen uit en vooral ook: boven de weinige verwachtingen die menigeen en misschien ook zelfs ik zelf wel, altijd van hem had. En ik hoop dat ik met mijn schrijven over hem later aan hem kan laten lezen hoe trots ik op hem ben. En aan de wereld kan laten zien dat een kind met een beperking meer is dan datgene wat het soms in de weg zit. Maar doe ik dat misschien verkeerd? Zullen mijn stukjes hem straks beschadigen, in plaats van aanmoedigen? Zal hij denken dat ik niet van hem gehouden heb? Heb ik hem met dit blog dan echt publiekelijk aan de schandpaal genageld? Een schuldgevoel bekruipt mij.
En dan komt er opeens een pakje. Van een onbekende afzender. Bij het uitpakken zie ik een boek. Een boek over een jongetje dat ‘anders’ is. Een jongetje zoals mijn zoon. Uit het boek valt een brief. Geschreven door een vrouw uit Amsterdam. Iemand die mijn stukjes leest en mij wil vertellen dat ze er steun en kracht uit ervaart. Die dit boek zag liggen, aan mij en mijn geschrijf moest denken en het aan mij wilde geven. Ik staar naar het papier, de handgeschreven woorden van een totale vreemde. Ik voel een traan over mijn wang glijden. Want dit is dus de reden. De reden waarom ik schrijf. Schrijf over mijn zoon. Mijn mooie, bijzondere, lastige, ongrijpbare zoon. Omdat er meer mensen zijn zoals ik. Mensen die zich voelen zoals ik. Die vallen en weer opstaan, samen met hun kind. En daarmee worstelen. Omdat er zoveel meer kinderen zijn zoals mijn zoon. Autistisch, ziek, of wat dan ook. En hun ouders, verzorgers, familie. Ik heb soms steun nodig, kracht, herkenning en ik weet dus dat ik niet de enige ben. En daarom schrijf ik. Want wat ik nodig heb, dat wil ik ook graag een ander geven.
Met heel mijn hart hoop ik dat ik mijn zoon mij mijn stukjes straks niet kwalijk neemt. Maar ik kan niet stoppen met over hem te schrijven. Als ik ooit nog eens een boek zal schrijven, draag ik het op aan hem. Ik heb altijd wel geschreven, maar dankzij hem kan ik eindelijk doordringen tot die plek heel diep van binnen, waar de zinnen zich al die tijd verborgen hebben. Mijn zoon geeft mij mijn woorden en daarvoor ben ik hem eeuwig dankbaar. Ik hoop dat hij zich later realiseert dat hij mijn grootste inspiratie is. Dat hij niet alleen een bijzonder mens is, maar ook van mij een beter mens maakt. Dus ik blijf maar over hem schrijven, ook al is het dan misschien schaamteloos. Omdat ik hoop dat het vereeuwigt hoeveel ik van hem houd, hem bereikt op de momenten dat mijn stem door zijn autisme overstemd wordt. Omdat mijn zoon van mij de schrijver maakt die ik altijd al heb willen zijn. En daar hoeft hij zich echt helemaal niet voor te schamen.
Je moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.