december 2015

Lieve Terroristen,

Lieve Terroristen,

Another year, another year, ik kan bijna niet geloven dat 2015 alweer bijna voorbij is. Want wat is het een bizar en hectisch jaar geweest. Wat hebben we veel meegemaakt samen. En daarom schrijf ik jullie deze brief. Als afsluiter van een moeilijke en emotionele periode en als begin van wat hopelijk een mooier, beter en vooral ook, stabieler, jaar gaat worden. En vooral ook: als lofzang. Voor jullie, mijn twee lieve, mooie, bijzondere en dappere kinderen. Omdat jullie het zo verschrikkelijk goed gedaan hebben allebei. En ik zo ongelooflijk trots op jullie ben.

Een paar dagen geleden stond ik nog ‘s avonds onder het Noorderlicht. Zag ik boven mijn hoofd, met onder mijn voeten de sneeuw, dat magische groene gordijn aan de horizon bewegen. Jullie waren thuis, bij papa. Dat was een raar gevoel, zonder mijn twee liefsten zoiets moois te zien. Iets wat maar zo weinig mensen in hun leven zullen meemaken. Ik miste jullie heel erg op dat moment, had gewild dat we het samen konden zien. Maar zo’n reis naar de poolcirkel, daar zijn jullie toch nog iets te klein voor. Het was een magische reis voor mij, op vele fronten, een gedenkwaardige afsluiter van dit turbulente jaar. Maar wat miste ik jullie vreselijk. Wat mis ik jullie altijd vreselijk in die weken dat we plotseling niet meer samen zijn.

2015 Was het jaar dat de grond onder jullie kleine voetjes weg geslagen werd. Door mij en door jullie vader. Daarvoor bied ik mijn excuses aan, want we hadden het zo niet bedoeld, ook al was het onvermijdelijk. Nog iedere dag heb ik gewetenswroeging, omdat wij jullie levens zo veranderd hebben. Terwijl jullie niks te kiezen hadden. Ik kan me maar moeilijk voorstellen wat een chaos het in jullie lieve hoofdjes geweest moet zijn, de afgelopen maanden. En hoe jullie met jullie zieltjes onder je arm hebben gelopen. Omdat jullie nu opeens twee huizen hebben. Terwijl ieder kind er eigenlijk gewoon het liefst maar eentje heeft.

En nu is het dan bijna 2016 en gaan we maar proberen opnieuw op te bouwen. Niet meer in de Achterhoek, maar ergens anders. Ook niet in de stad, dus dat platteland, dat blijft wel een klein beetje. En zo ontzettend dichtbij papa, dat we uit het raam zijn huisje bijna kunnen zien. Zodat we toch nog een beetje met z’n allen bij elkaar zijn. Omdat we, ondanks alles, gewoon ook nog steeds heel veel van elkaar houden en dat altijd zullen blijven doen.

Mijn lieve Terroristen, wat ben ik trots op jullie. En op jullie papa en ook best wel een beetje op mezelf. Want wat was het een zwaar en vaak ook wel heel verdrietig jaar. Wat ben ik blij dat het nu eindelijk voorbij is. Een schone lei, nieuwe ronde, nieuwe kansen, dus laten we die met z’n allen goed benutten. En ik weet zeker dat dat gaat lukken, want inmiddels zijn we sterker dan we ooit geweest zijn.

Mijn lieve Terrorist nr. 1, wat ben ik trots op jou. Omdat je je zo goed staande hebt gehouden tijdens alle veranderingen. Die voor jou, juist voor jou, zo ontzettend moeilijk zijn. Je bent verhuisd, twee keer zelfs, naar een nieuwe school gegaan en zo gegroeid dat we het nauwelijks kunnen geloven. Chapeau voor jou, want je bent jezelf ontstegen.

Mijn lieve Terrorist nr. 2, wat ben ik trots op jou. Omdat je ondanks alles gewoon altijd vrolijk bent gebleven. Omdat je je niet uit het veld hebt laten slaan, ook als je het soms toch wel even heel stom vond, dat papa en ik niet meer in hetzelfde huisje wonen. Omdat je opeens drie dagen per week naar het kinderdagverblijf gaat en het daar zo leuk vindt, dat je eigenlijk niet kunt wachten tot je naar de ‘grote school’ mag. En je ondanks alles, toch altijd die mooie lach op je gezicht houdt.

Another year, another year, wat zal 2016 ons gaan brengen? Ik weet het nog niet helemaal, maar onder een klein tipje van de sluier heb ik wel al kunnen kijken. En weten jullie, daar liggen hele mooie dingen onder. Met recht een nieuw begin. Op vele fronten. Maar daarover vertel ik jullie naarmate dit jaar vordert, nog wel meer…

Share

Leuker kunnen we het niet maken…

“Goedemiddag met de Belastingdienst, waarmee kan ik u helpen?”
“Ja goedemiddag, met Vala van den Boomen. Ik heb een vraag over de kinderopvangtoeslag.”
“Ja, zegt u het maar, mevrouw.”
“Nou, die probeer ik dus nu al een half jaar aan te vragen, maar ik krijg nog steeds niks.”
“Oh, nou, dat is wel vervelend, mevrouw.”
“Ja, gezien het feit dat het geld helaas nog steeds niet op mijn rug groeit, kunt u dat wel zeggen.”
“Mevrouw, ik ga even voor u kijken.”

… *Liftmuziek*…
… *Drie kwartier later* …

“Ja mevrouw van den Boomen, bedankt voor het wachten. Weet u wat het is, u heeft helemaal geen kinderen.”
“Nou, dat lijkt me een vergissing. Ik heb er namelijk twee.”
“Nee hoor, er staat hier dat er geen kinderen bij u geregistreerd staan.”
“Beste meneer, ik kan u verzekeren dat er wel degelijk twee kinderen hier in huis wonen.”
“Nou mevrouw, het systeem zegt van niet.”
“Goh en heeft uw systeem misschien 50 uur ontsluitingsweeën weggepuft, of denkt u dat ik dat misschien zelf geweest ben?”
“Pardon mevrouw?”
“Ja, het kan aan mij liggen hoor, maar ik kan me die bevallingen toch echt nog levendig herinneren. Dus als ik u vertel dat ik er twee kinderen uit geperst hebt, dan lijkt het me dat ik dat zelf beter weet dan uw ‘systeem’.”

… Stilte …

“Ja, ik vind het werkelijk heel vervelend, mevrouw…”
“Ik ook. Vooral aangezien ik inmiddels al zés maanden bezig ben jullie aan het verstand te peuteren dat ik dus wel degelijk twee kinderen op de wereld heb gezet en ik het toch echt heel vervelend zou vinden om deze Kerst met die kinderen naar de Voedselbank te moeten, omdat ik mijn hele salaris op de stoep van de kinderopvang heb kunnen neerleggen.”
“Ja mevrouw, dat zou inderdaad onfortuinlijk zijn. Ik ga nog even voor u kijken.”

… *Liftmuziek* …
… *Drie kwartier later* …

“Ja, mevrouw van den Boomen, bedankt voor het wachten. Ik ben net tot de ontdekking gekomen dat u gescheiden bent.”
“Ja.”
“Ja, maar dat maakt het allemaal wel weer heel anders natuurlijk!”
“Want?”

… Stilte …

“Weet u wat mevrouw van den Boomen. Ik maak wel even een case aan. Dan wordt u binnenkort terug gebeld. Zullen we dat doen?”
“Met dat makkelijker maken schiet het niet echt op, hè?”
“Hoe bedoelt u?”
“Weet je wat, ga jij even lekker een case aanmaken.”

Al zes maanden ben ik bezig kinderopvangtoeslag aan te vragen. En al zes maanden hoor ik dat ik geen kinderen heb. Het concept van gescheiden ouders met co-ouderschap is voor de Belastingdienst namelijk te ingewikkeld. Mijn ex-manlief krijgt wel toeslag, gewoon omdat hij toevallig vijf minuten eerder was met de aanvraag (die hebben we namelijk, zoals het moderne vredelievende co-ouders betaamt, gezamenlijk gedaan, geheel volgens de regels van de Belastingdienst, die ons opdroeg allebei voor onze eigen helft van de opvanguren toeslag aan te vragen). Maar ja, zich aan hun eigen regels houden, dat is voor onze blauwe vrienden natuurlijk een beetje teveel gevraagd en dus mag ik nu al een half jaar heel diep in mijn alleenstaande buidel tasten om mijn Terroristen van opvang te voorzien. Lang leve Nederland emancipatieland, waar de carrière van de single moeder nog altijd lekker Calvinistisch duur betaald wordt.

Dat wordt een karige Kerst dit jaar, als ik mijn Terroristen straks een exquise diner van doperwten met ketchup en een plakje Smac moet voorzetten. Misschien dat we maar gewoon een stukje kalkoen een stoofpeer bij ex-manlief gaan bietsen. Dat is tenslotte dan weer het voordeel van co-ouderschap: eerlijk zullen we alles delen. Scheiden: leuker hebben ook wij het niet kunnen maken, wel makkelijker. Misschien dat de Belastingdienst daar nog een voorbeeld aan kan nemen.

Share

Onhandelbaar

Op een donderdagmiddag stap ik over de drempel van de buitenschoolse opvang. Ik struikel bijna over de kluwen kinderen die langs mijn voeten voorbij rolt en kan nog net wegduiken voor een vilten voetbal die door twee jongens wordt overgegooid. Zoekend laat ik mijn blik door de ruimte glijden, want ik kan mijn zoon in alle hectiek niet meteen vinden. Maar dan zie ik hem, op de bank, opgekruld met een boekje. Rustig, lief. Ik loop naar hem toe, omhels hem en begin zijn jas aan te trekken. Opeens staat één van de leidsters naast me. Ik zet me schrap, want ik weet al hoe laat het is. “Nou, ik hoop dat jij thuis een beetje liever gaat zijn.” klinkt het pinnig, “Want het was weer niks vandaag, hè?” Verbijsterd staar ik haar aan. Heb ik deze zin zojuist werkelijk uit haar mond horen komen? Tegen een kleuter van 5 jaar? Met zijn jas nog maar half aan, til ik mijn jongetje op en zet hem op mijn heup. Hij legt zijn blonde hoofd op mijn schouder, een handje in mijn nek. Even overweeg ik uit mijn slof te schieten. Maar dan bedenk ik me, draai me om en loop weg. Van buiten kalm. Maar van binnen kook ik.

Dit is geen incident, dit is routine. Want deze leidster houdt niet van kinderen die autistisch zijn. Of anders, op wat voor manier dan ook. Drie dagen in de week krijg ik, of mijn ex-manlief, te horen dat onze zoon ‘onhandelbaar’ is. En of we soms niet weten dat zij ‘nog meer kinderen heeft om voor te zorgen’. En dat ze dat ‘toch maar even gezegd wil hebben’. Nou, we hebben haar gehoord. En onze zoon ook trouwens. Want hij is dan weliswaar autistisch, maar toch beslist niet doof.

Mijn zoon heeft een Autisme Spectrum Stoornis. Hij gaat daarom naar een speciale school. Echter, die school is om 15.00 uur afgelopen. En mijn werk helaas niet. Hij gaat daarom dus naar de BSO. Een reguliere BSO. Niet omdat wij dat zelf graag willen, maar omdat het niet anders kan. We mogen namelijk al blij zijn dat ons door de autoriteiten de gratie van een indicatie voor Speciaal Onderwijs verleend is. Maar daarmee houdt het dan ook wel op. Voor de rest moeten we het zelf maar uitzoeken. In het kader van de ‘participatiemaatschappij’, die tegenwoordig zo verheerlijkt wordt. Want geld of mogelijkheid voor speciale naschoolse opvang, dat is er niet. Het moet tenslotte niet veel gekker worden. We hebben er nou eenmaal zelf voor gekozen een autist de wereld in te helpen en je moet de consequenties van je daden accepteren. Bovendien moeten alle zorgleerlingen aan het Passend Onderwijs, omdat het de bedoeling is dat ze zo ‘normaal’ mogelijk gaan doen. Dus dat autisme, of die ADHD, dat is allemaal leuk en aardig, maar weet je, je kunt beter maar normaal doen, want dan doe je tenslotte al gek genoeg.

In een ideale wereld, zo eentje waarin iedereen elkaar lief vindt en er kabouters en elfjes bestaan, zou het moeten kunnen. Dat je mensen in alle soorten en maten en met verschillende gebruiksaanwijzingen, samen bij elkaar zet en dat iedereen dan nog lang en heel gelukkig leeft. Dat er niet gepest wordt, geen vooroordelen zijn en dat er geen verschil is. Maar die wereld, die bestaat niet. Nee, ook niet als minister Dekker om het hardst roept van wel. Zeker niet voor mijn zoon. Want wie hij is, dat wordt door de maatschappij vaker niet dan wel geaccepteerd. Hij is namelijk niet ‘onhandelbaar’, verre van eigenlijk zelfs. Maar hij heeft wel een gebruiksaanwijzing. Die wij aanbieden, overal waar we hem (soms dus noodgedwongen) naartoe moeten brengen. Maar die je dan wel moet willen lezen. En daar heeft menigeen geen zin in. Waardoor onze zoon verwordt tot een mislukt product. Iets dat niet werkt, dat lastig is. En dus maar afgeschreven wordt. Want tegenwoordig hebben we geen tijd of zin meer om de kleine lettertjes te lezen.

Laatst toen ik hem ophaalde van diezelfde BSO, trof ik mijn kind huilend in een hoekje aan, zijn shirt besmeurd met bloed. Twee jongetjes van drie jaar ouder hadden hem namelijk buiten heel hard tegen de grond geduwd, omdat ze niet met hem hadden willen spelen. Ze vonden hem maar irritant en raar en dit leek hen wel een goede manier om dat over het voetlicht te brengen. Mijn zoons twee voortanden zaten los en het arme kind was volledig in paniek. Inderdaad wel onfortuinlijk, zeiden toen de leidsters, maar ja, wat hadden ze er nou aan kunnen doen? Het is voor de andere kinderen namelijk ook best wel irritant dat mijn zoon anders is, dat moest ik toch begrijpen? Ach natuurlijk, inderdaad, een beetje verdraagzaamheid is ook wel veel gevraagd. Doordat mijn kind wat anders in elkaar zit is hij ‘onhandelbaar’, maar een ‘normaal’ kind dat de tanden van een ander uit zijn bek slaat, daar doen we natuurlijk vooral niet moeilijk over.

Dat Zwaard van Damocles hangt duidelijk boven onze hoofden te bungelen: niet lang meer of de BSO sluit haar poorten voor mijn zoon. Misschien maar beter ook, want ik wil hem niet eens hebben op een plek waar hij niet gewenst is, dus vanuit dat oogpunt moeten we misschien maar blij zijn dat het doek valt voor zijn korte acte de présence in het reguliere leven. Maar toch, het is een tragisch einde van de voorstelling en vooral: de grande finale waar iedere ouder van een zorgintensief kind altijd bang voor is. Want ja, straks heb ik er dan ook één, ook al is het dan parttime: mijn zoon, de ‘Thuiszitter’. Omdat hij buiten niet mag meedoen.

Dames en heren, mag ik u aanbieden: het Passend Onderwijs en de Participatiemaatschappij. Waarin zorg,- en onderwijsprofessionals van toeten noch van blazen weten, kwetsbare kinderen bloedend tussen wal en schip vallen en hun ouders hen geen reddingsboeien meer kunnen toewerpen. Waarin ouders leerkrachten en andere professionals moeten onderwijzen en hun kinderen een wereld moeten insturen die helemaal niet op ze zit te wachten. Omdat het een illusie is om te denken dat iedereen zijn steentje bij wil dragen en beschikt over open ogen die verder kijken dan de veelal opgetrokken neuzen lang zijn. Dames en heren, mag ik u aanbieden: de realiteit van een autistisch kind zoals mijn lieve zoon, die niet ‘onhandelbaar’ is, maar gewoon een beetje anders. En altijd zal moeten boeten voor zijn wandelen buiten die gebaande paden. Terwijl hij zelf die weg niet eens gekozen heeft.

Mijn zoon is 5 jaar en autistisch, maar achterlijk is hij toch echt niet. Dus als hij ‘s avonds dan weer aan mij vraagt of hij echt ‘raar’ is, bloedt mijn moederhart voor hem. En weer kan ik weinig anders dan zijn handje vasthouden en zeggen dat al die andere mensen gek zijn, maar hij toch echt helemaal niet. En ik hoop maar dat hij me gelooft, dat mijn woord zwaarder weegt dan dat van die wereld die hem afwijst. Maar ik heb er een hard hoofd in. Want wie maar vaak genoeg hoort dat hij er niet mag zijn, gaat daar uiteindelijk in geloven.

Share

Heilige graal

Dit blog is inmiddels zo’n anderhalf jaar oud. Het begon als een soort hobby-projectje voor mezelf, een uitlaatklep voor alles wat ik als vrouw, moeder en, helaas, patiënt, de afgelopen tijd had meegemaakt. Een dagboek. Omdat het nogal veel was wat mijn gezin en mij was overkomen in korte tijd en het mij hielp om alles op papier te zetten. Omdat ik altijd heb geschreven en ik daar blij van wordt. Nu, anderhalf jaar later, is het veel meer geworden dan een hobby. Is het nog steeds een dagboek, maar dan eentje waarin in plotseling heel veel mensen blijken mee te lezen. Eigenlijk meer een open boek.

Deze week stond er plotseling een journalist in mijn huis en een fotograaf. Omdat ineens heel moederend Nederland mijn dagboek bleek te lezen en een deel daarvan dat eigenlijk het liefst wilde verbranden. En die journalist wilde eigenlijk weleens weten waarom dat nou zo was. Terwijl ik met hem aan tafel zat, mijn verhaal vertelde met een kopje thee erbij, mijn kinderen drentelend op de achtergrond, begon ik mij diezelfde vraag te stellen. Want inderdaad: waarom? Wat is nou eigenlijk echt de reden dat wij, als moeders, het elkaar nou zo vaak zo moeilijk maken? “Is het soms gewoon des vrouws?” opperde de journalist verbijsterd (want: van het mannelijk geslacht) dat wij, kijvende wijven, elkaar gewoon by default het licht in de ogen niet gunnen? Ik moest een beetje lachen, want hij had natuurlijk best een punt. Vrouwen zijn ook gewoon collectief sekreten, die elkaar met argusogen bekijken. We zijn wandelende vaten vol kritiek, pikken elkaars vriendjes af en roddelen ons drie slagen in de rondte. Is dat des vrouws? Ja, ik vrees het wel een beetje.

Maar, mijns inziens is er toch meer aan de hand. Want, hoewel ik ook in mijn jeugd, mijn studententijd en mijn twintiger kinderloze jaren best wel te maken heb gehad met vrouwelijk gekift (en, laten we eerlijk zijn, mij ook zelf weleens als een eersteklas bitch heb opgesteld), was dat niks vergeleken met de haat en nijd waar je mee te maken krijgt als je eenmaal toetreedt tot het moedergilde. Hoe komt het toch dat we, eenmaal herboren als moeder, verworden tot giftige sekreten, die elkaar zonder scrupules het spreekwoordelijke mes heel diep in de rug steken? Ik heb erover nagedacht en ik kom tot de volgende conclusie: wordt een vrouw eenmaal moeder, dan is dat niet slechts één van de vele dingen die zij is, nee, het wordt haar hele identiteit. En daar komt dan wederom om de hoek kijken wat, vrees ik, toch enigszins mijn stokpaardje aan het worden is: de nog steeds falende Nederlandse emancipatie.

Want: waarom woedt er alleen een moeder-oorlog en geen vader-oorlog? Waarom slaan de mannen elkaar niet de hersens in met de pakken Pampers? Simpelweg: omdat wij, als maatschappij, hun waarde niet ontlenen aan hoe goed zij vaderen. Natuurlijk, de vader van tegenwoordig komt niet meer weg met slechts het snijden van het vlees. De papa 2.0 zou betrokken moeten zijn. Als dat enigszins kan, dan graag. Maar vaders moeten vooral ‘leuk’ zijn en daar zit een belangrijk verschil. Een leuke vader is namelijk heel wat anders dan een goede moeder. Het moederschap is bijna het hoogst haalbare wat een vrouw kan bereiken. Althans, zo wordt dat maatschappelijk toch nog steeds gezien. Maar dan moet je wel een góede zijn. Eentje die alleen de ‘juiste’ keuzes maakt, zichzelf totaal opzij zet voor haar kroost. Allemaal, wij als vrouwen collectief, zijn we naarstig op zoek naar die heilige graal. Omdat dat het enige is dat ons eigenlijk echt definieert. Waar de man meestentijds beoordeeld wordt op zijn (financieel en maatschappelijk) succes, bestaat de vrouw nog steeds eigenlijk voornamelijk bij de gratie van haar baarmoeder.

En dat brengt ons als moeders in een heel lastig parket, want met je kind wordt ook je grootste kwetsbaarheid geboren. Ik kan me nog levendig het gevoel herinneren dat ik had toen ik mijn zoon voor het eerst in mijn armen had. Alsof iemand me met een hamer op mijn hoofd sloeg, zo hard kwam het verantwoordelijkheidsgevoel aan. Jij, als moeder, hebt dit kind gemaakt, de keus gemaakt het op deze wereld neer te zetten. En dus doe je alles wat maar in je macht ligt om dat kind het allerbeste te kunnen geven. De keuzes van een moeder zijn zelden ondoordacht. Want alles over hebben voor je kind, dat is inherent aan het moederschap, op welke manier je dat ook vormgeeft. Het idee alleen al dat je een keus of een beslissing maakt die niet goed uit zou pakken, die je kind potentieel zou kunnen beschadigen of benadelen, is voor een moeder onacceptabel. Want dat kind, dat wezentje waar je meer dan wat dan ook van houdt, dat is ontsproten uit jouw schoot en dus voor altijd deel van jou en jouw verantwoordelijkheid.

En dus doet het pijn, veel pijn, als iemand tegen jouw keuzes ingaat. Of zelfs misschien niet eens er tegenin gaat of jou als persoon bekritiseert, maar alleen maar een nuance of een kanttekening plaatst bij waar jij rotsvast in gelooft. Omdat het je raakt, rechtstreeks in die diepgewortelde onzekerheid die je als moeder toch al hebt. Omdat we als moeders allemaal stiekem altijd bang zijn dat we het tóch fout doen, ondanks dat we zo hard werken om het goed te doen. Want een goede moeder zijn is voor de vrouw blijkbaar nog steeds de hoogste status in het leven. Dat wordt ons door de Nederlandse maatschappij heel duidelijk te verstaan gegeven. Die vader, die is best heel leuk voor gewoon, erbij. Maar de móeder, daar komt het écht op aan. ‘Mislukte’ kinderen (wat dat ook mag betekenen) worden geschreven op het conto van de moeder, want dan zal zij dus wel gefaald hebben. De vader, die blijft buiten schot, want de vrouw, die is tenslotte eindverantwoordelijk. Het is de moeder die het kind maakt. En dat zwaard van Damocles, dat hangt altijd boven des moeders hoofd.

Ik denk dat wij elkaar als moeders eigenlijk helemaal niet zo naar het leven willen staan. Ik denk dat we allemaal op zoek zijn naar herkenning, érkenning, begrip en gewoon, een beetje steun. Omdat we allemaal bang zijn dat we de plank misslaan met die kinderen, want niemand weet tenslotte écht hoe het moet, een kind opvoeden. Jij, ik en alle moeders voor en na ons, wij doen allemaal gewoon maar wat. Maar we doen het wel met heel ons hart. En allemachtig, wat is het eigenlijk eng. Daarom roepen we dus stiekem diep van binnen om het hardst: vertel me alsjeblieft dat ik het goed doe, dat ik me straks niet schuldig hoef te voelen. Maar in plaats van dat eerlijk uit te spreken naar elkaar, elkaar de hand te reiken, gaan we die onzekerheid maar overschreeuwen en beginnen we om ons heen te slaan. Staan we lijnrecht tegenover elkaar in plaats van naast elkaar en vallen we elkáár aan, in plaats van die maatschappelijke norm waar wij vrouwen, moeders, ongewild de dupe van worden.

Terwijl ik met mijn kinderen voor het eerst dit jaar op ‘All I want for Christmas’ dans (weer zo’n slechte keus, want foei, het is nog niet eens Sinterklaas geweest), zeg ik daarom: vrouwen, moeders, laten we nu samen opstaan en de maatschappij de spreekwoordelijke dikke vinger geven. Zeggen dat we er niet langer meer aan meedoen, dat het eens tijd wordt voor een rondje moeder-emancipatie. Laten we het voortaan aanpakken zoals die kerels, elkaar op de schouders slaan en samen de kroeg induiken als de kinderen op bed liggen en ze al hun ledematen nog steeds hebben. Want dames, dat is elke dag weer een topprestatie en laten we daar met z’n allen nou gewoon eens ongegeneerd trots op zijn. Mama, jij die meeleest in mijn open boek: je doet het goed vrouw, echt. Want Goede Moeders, dat zijn we eigenlijk gewoon allemaal. Maar weet je wat, we zijn ook nog zoveel méér.

Share