“Denk jij dat dit normaal is?”. Met mijn vingers in mijn oren sta ik vertwijfeld boven de radiator in de bijkeuken. Een oorverdovend geratel stijgt op uit de verwarmingsbuizen. Manlief draait verwoed aan de knop. “Nee, natuurlijk is dit niet normaal!” briest hij en fronst zijn wenkbrauwen. “Geen wonder dat het hier binnen zowat vriest, dat ding staat op ontploffen”. Het is inderdaad wel koud geweest in huis de laatste tijd. Maar goed, als je zeven jaar op een lekkende bovenwoning in Amsterdam-Oost hebt gewoond, ben je wel wat gewend. Zolang er nog geen ijsbloemen op de ruiten staan, trek ik gewoon een extra fleecevest aan. Manlief denkt daar echter anders over. Hij had in Amsterdam dubbele beglazing. Hij is niks gewend.
Inmiddels is het hartje winter en blijkt er steeds meer mis met de boerderij. Niet zelden sta ik ‘s morgens onder een koude douche. Dat is geen pretje als de badkamer grenst aan het open veld, waar de ijzige wind overheen giert. Mijn bloedsomloop is inmiddels uitstekend, maar echt relaxed haren wassen is het niet. Op zolder blijkt het te lekken en bovendien zijn er sporen van houtworm. Muizen zijn er ook en die weigeren hardnekkig zich te laten onthoofden in manliefs strategisch gepositioneerde vallen. ‘s Nachts kunnen we dus genieten van het getrippel van kleine pootjes tussen de muren. Of gewoon over het dekbed, want mijn ouders hebben ze zelfs al eens midden in de nacht in bed gehad. Nou zijn we natuurlijk wel in de Achterhoek gaan wonen om wat dichterbij de natuur te staan, maar dan wel het liefst gewoon tijdens kantooruren en op gepaste afstand.
Manlief overweegt de vorige bewoners aan te klagen wegens het achterhouden van cruciale informatie over het pand. Persoonlijk gaat het mij wat ver om twee Achterhoekse bejaarden van ver over de tachtig voor het gerecht te slepen en bovendien denk ik dat dat niet heel goed is voor onze reputatie in de buurt, maar inmiddels begin ik me wel ernstig af te vragen of we onze eerste winter op het platteland heelhuids zullen overleven. Iedere morgen moeten manlief en ik met een dweil door alle kamers, aangezien er zich in de vensterbanken grote plassen ijskoud water hebben gevormd. Waar dat water vandaan komt, is ons vooralsnog onduidelijk, maar dat de kozijnen ondertussen onder onze handen vandaan rotten is een feit. Als we heel stil zijn kunnen we de houtworm zich op zolder gestaag een weg door de 16e eeuwse balken horen knagen, dus ik verwacht dat de eerste dragende muur wel naar beneden komt voor het ingaan van de zomertijd.
Recent bleek de voordeur opeens ruim vijf centimeter te zijn uitgezet en dus niet meer dicht te kunnen. Nou is het in de Achterhoek inderdaad zo dat je altijd gewoon bij iedereen binnen kunt lopen, maar als de sneeuw rechtstreeks je woonkamer in wordt geblazen, wil je je toch wat minder gastvrij op kunnen stellen. Een paar dagen geleden stortte de radiator in het toilet midden in de nacht spontaan van de muur. Het geraas was oorverdovend. Manlief heeft urenlang in zijn boxershort onder de stortbak gelegen met teiltjes en handdoeken om een kleine overstroming te voorkomen. En laatst kwam hij erachter dat de ontluchtingspijpen van de boerderij recht tegen het dak aan gemonteerd zitten. Wat dus betekent dat alle condens van de keuken en de badkamer rechtstreeks het huis weer ín stroomt, in plaats van eruit. Volgens de buurman van een boerderij verderop is dat niet direct een probleem, maar kunnen we wel verwachten dat het dak binnen afzienbare tijd instort als gevolg van schimmelontwikkeling en houtrot. Ik hoop dan maar dat dat in de zomer gebeurt, want met al die weeralarmen van de laatste tijd heb ik niet zo heel veel behoefte aan ‘glamping’ in mijn eigen huis.
Vandaag stond er al voor de zon goed en wel op was weer een man met een goed gevulde gereedschapskist op mijn erf. Inmiddels komen de Achterhoekse ruwe bolsters al gewoon zonder aan te bellen door de achterdeur naar binnen en noemen de Terroristen hen bij hun voornaam. “Het water moet er weer af, hoor” riep de installateur van vandaag vrolijk, terwijl hij op zijn stoffige kisten over mijn pas gedweilde keukenvloer kloste. “Dat wordt weer een dagje niet douchen”. Ik haalde mijn schouders op. Inmiddels boeit het me niet meer dat half mannelijk Achterhoek mij in mijn pyjama en met vet haar heeft gezien. Want na de zoveelste ochtend zonder koffie, kan het je gewoon niet zoveel meer schelen.
Inmiddels is het bijna middag en heb ik nog steeds niet gedoucht. Manlief zit boven met drie truien aan vloekend op de studeerkamer te werken. De Terroristen komen ondertussen om van de dorst, want we hebben alleen een fles limonadesiroop in de koelkast staan en zonder water zet dat nou eenmaal weinig zoden aan de dijk. Hopelijk wordt het snel weer lente, zodat we geen verwarming of een dak boven ons hoofd meer nodig hebben. Het water in de put is dan ook niet meer bevroren, dus dan kan ik tenminste nog koffie zetten op een Butagasstelletje. Maar gezien de witte laag die vannacht opnieuw het erf bedekt heeft en de alarmerende berichten van het KNMI, denk ik dat het voorlopig nog even afzien wordt op de boerderij. Nee, het leven is niet makkelijk, op het platteland.
Je moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.