Vannacht kon ik niet slapen. Ik lag wakker met de beelden van de schietpartij bij Charlie Hebdo op mijn netvlies. Het beeld van de politieagent, liggend op straat, smekend voor zijn leven, de doodsbange journalisten die over de daken probeerden weg te vluchten. Gemaskerde mannen die in koelen bloede hun geweren leeg schoten en er vandoor gingen. Beangstigend. Middeleeuws. Gisteren schreef ik dat ik niks zou zeggen over de vrijheid van meningsuiting, omdat dat nou eenmaal niet voor iedereen hetzelfde betekent, omdat niet iedereen van mening is dat je zomaar van alles kunt zeggen, schrijven, tekenen, of hoe ver je daarin kunt gaan. En wat dus een discussie op zichzelf is, een discussie die gevoerd mag, eigenlijk zelfs moet, worden, maar niet meteen, als de lichamen nog niet eens geborgen zijn. En misschien ook, heel laf, omdat ik me er niet in wilde mengen. Ik blijf namelijk liever leven.
Soms komt er iemand naar me toe, als ik een stukje heb geschreven en zegt dan dat ik dat beter niet had kunnen publiceren. Misschien beter niet had kunnen schrijven. Omdat ik niet genuanceerd genoeg ben. Ik ben het daar niet mee eens. Mijn hele leven al heb ik een mening. Eigenlijk overal over. Ik kan er niks aan doen, het zit nou eenmaal in mijn bloed. Ik ben een journalist, weliswaar op dit moment niet op een redactie, maar altijd in mijn hart. Ik schrijf, dus ik besta. Wat er gisteren in Parijs gebeurd is, maakt me bang. Want: betekent dit dan dat ik ook potentieel onder vuur lig? Ik maak weliswaar geen vlijmscherpe spotprenten over religieuze onderwerpen, doe mijn best niemand opzettelijk te kwetsen, maar ik kan mijn mening nou eenmaal niet onder stoelen of banken steken. Vind ook niet dat ik dat zou hoeven doen. Ik heb het recht te zeggen wat ik vind. En wie het daar niet mee eens is, heeft simpelweg het recht en de keus om niet naar mij te luisteren.
Gelukkig ben ik een nobody en leest slechts een handjevol mensen wat er uit mijn pen komt op dit blog. De risico’s die ik loop in naam van de vrije persvoering zijn dus minimaal. En toch kon ik vannacht niet slapen. Omdat ik dacht: zo makkelijk kan het zijn; je publiceert iets en God weet wie het leest. Wie zich aangesproken voelt en vervolgens zonder pardon de messen slijpt en die in je rug steekt. Live ben ik geen schreeuwlelijk, maar op papier heb ik een grote mond. Omdat ik vind dat dingen gezegd, becommentarieerd en aan de kaak gesteld mogen worden. Zonder communicatie is er tenslotte geen evolutie, ook als je soms een hele tijd tegen elkaar in moet schreeuwen om de ander daadwerkelijk te horen. Maar moet ik voortaan dan mijn grote bek maar houden, omdat ik anders de kans loop het zwijgen opgelegd te krijgen? Sinds wanneer is schrijver, tekenaar, artiest, een risico-beroep? Moeten we soms gevarengeld gaan vragen?
Ik ben stoer op papier, vind dat ik met mijn pen best een beetje om me heen mag slaan. Maar wat als er opeens terug geslagen wordt? Ben ik dan nog zo’n held, of druip ik af met mijn staart tussen mijn benen? Heb ik eigenlijk wel een keus? Want, wat doe je als je onder schot staat? Steek je je middelvinger op terwijl de trekker wordt overgehaald, of smeek je om vergeving, omdat kogels nou eenmaal minder makkelijk afketsen dan woorden? Angst is een slechte raadgever, maar helaas wel een hele krachtige. Wie kiest er nog voor zijn principes, als dat misschien betekent dat je die rechtstreeks mee kunt nemen naar je graf? Menig journalist zal vannacht wakker hebben gelegen, zich afvragend of hij na woensdag 7 januari nog wel durft. Want waar kies je voor: vrij zijn onder schot, of geboeid, maar in ieder geval veilig?
Kalmte alleen kan je redden, dus laten we vooral rustig blijven. Niet gaan schreeuwen, niet gaan schelden. Laten we onthouden dat we toch vooral naast elkaar staan en dus niet tegenover elkaar. Juist nu. Want niemand wil dit. Ik niet, jij niet, de Nederlander niet, de Christen niet, de Moslim niet. Ook niet als een handjevol fanatici ons wil laten geloven dat we vijanden zijn. Nee, het is geen oorlog, nee, we hoeven niet te haten, veroordelen, vergelden. We zijn nog steeds vrij, zolang we er zelf maar in geloven. Elkaar de hand reiken, ook als we het niet eens zijn. Omdat de waarheid nou eenmaal altijd in het midden ligt en helemaal niemand die in pacht heeft. Deze aanslag treft ons allemaal, de wereld is het slachtoffer. Dus laten we dan samen opstaan, samen zeggen dat zelfs wapens ons nog niet monddood maken.
Liefde is sterker dan haat en een pen is krachtiger dan kogels. Laten we dat nooit vergeten.
Je moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.