augustus 2015

Busje komt zo

Het is een grijze ochtend in de laatste week van augustus, als ik ‘s ochtends vroeg de nieuwe rugzak van mijn zoon sta in te pakken. Broodtrommeltje, bekers met melk en limonade. Gymspullen en een appeltje. Terrorist nr. 1 zit aan tafel, achter een boterham met pindakaas en praat honderduit tegen zijn zusje. Vanuit mijn ooghoek zie ik zijn uitgelaten smoeltje, zijn wapperende handjes. Hij is nerveus, ik zie het. En ik ook. Zenuwachtig kijk ik op de klok. 07.00 Uur. Bijna tijd. Ik veeg de karnemelk van zijn mond, poets zijn tanden en spoor hem aan zijn schoenen aan te trekken. Hij heeft zijn sandalen nog niet vast, of ik zie de grote witte bus voor komen rijden. Mijn zoons ogen worden groot en ik moet even iets wegslikken. “Mama, ik wil niet in de bus” zegt hij en ik hoor de angst in zijn stem. Ik pak zijn hand en samen lopen we naar buiten. “Het moet lieverd,” zeg ik zacht, “vanaf nu ga je naar school”. Ik moet een huilend klein jongetje in die grote bus zetten, hem vast gespen en overlaten aan een chauffeur die ik eigenlijk niet ken. Op straat sta ik te zwaaien, terwijl ik probeer zelf niet ook te huilen, omdat ik niet wil dat hij dat ziet. De bus zwenkt de hoek om en weg is mijn zoon. Een beetje verslagen blijf ik achter op de stille straat. Dag lieve Terrorist, ik had me die eerste schooldag zo anders voorgesteld.

De zomer is voorbij en mijn zoon gaat naar de basisschool. Een flink moment voor kinderen en net zo goed voor ouders. Want dan worden ze ineens echt groot. Maar wat had ik het anders in gedachten, voordat ik daadwerkelijk moeder werd. Je stelt je tenslotte voor dat je je kind op die eerste dag zelf naar de klas brengt, zijn jas en tas ophangt en nog even bij hem aan dat kleine tafeltje gaat zitten. Dat is tenslotte de normale gang van zaken, maar voor ons geldt normaal al heel erg lang niet meer. Onze zoon, die is autistisch en dus gaat hij naar een speciale school. Een school waar ze precies weten hoe hij werkt en hoe hij het beste tot zijn recht komt. En daar zijn we heel erg blij mee. Want we hebben hemel en aarde moeten bewegen om ons jochie daar te krijgen en het is ons toch maar mooi gelukt. Hij gaat daar leren lezen, schrijven, rekenen en nog slimmer worden dan hij nu al is. Maar hoe mooi dat allemaal ook is, toch blijft het ergens ook wel moeilijk. Dat wij onze zoon niet zelf weg kunnen brengen, dat hij met een bus moet worden opgehaald. Dat hij naar ‘Cluster 4’ moet en niet gewoon, naar basisschool De Regenboog, lekker dichtbij huis. Want die bus, dat is weer een confrontatie, met het feit dat het bij ons dus niet ‘normaal’ kan.

Mijn dochter laat ik met een gerust hart achter op het kinderdagverblijf, omdat zij zich daar wel redt. Omdat ik haar handje niet hoef vast te houden, totdat ze op haar stoeltje zit. Maar mijn zoon, dat is een heel ander verhaal. Ik kan niet met hem mee de bus in, ik mag mijn kind slechts uitzwaaien. Maar wat voel ik me daar schuldig over. Want hij wil helemaal niet alleen een uur naar school toe rijden. Zonder mama en dus zonder veiligheid. Naar school gaan en opgroeien is één ding, maar ik had nooit gedacht dat ik mijn kind al zo vroeg alleen weg moest laten gaan. En nooit had ik gedacht dat ik die moeder zou worden, die moeder van dat kind dat met een busje vervoerd moet worden. Want het is algemeen bekend dat daar de kinderen in zitten met wie het dus niet helemaal lekker loopt. Er is niet voor niets een liedje gemaakt met dat busje in het refrein, waar iedereen steeds zo om moest gniffelen. Want in dat busje, daarin zitten altijd de Leipe Loetjes. Dat weet tenslotte iedereen.

Mijn zoon, mijn grote jongen, die in die witte bus plotseling toch weer heel erg klein lijkt, rijdt met tranen in zijn blauwe ogen van mij weg. Bijna vijf jaar, op naar een nieuw tijdperk in zijn leven, waar hij ook echt wel aan toe is. Maar waarmee hij toch ook stiekem best een beetje moeite mee heeft. Want nu is het opeens wel heel snel groot worden, als je op je 4e in je eentje in zo’n bus moet stappen. Hij rijdt weg, terwijl ik alleen achter blijf op straat, nog steeds zwaaiend terwijl de bus al lang uit zicht is. En ik weet niet wat ik moet doen, of wat ik nou eigenlijk moet voelen. Want deze dag, dat is een mijlpaal, mijn kind voor het allereerst naar school. Wat vind ik het knap van hem dat hij al zo ver is gekomen, maar wat doet het ook pijn om hem te zien vertrekken. Dag mijn lieve Terrorist, het busje is er, dus daar ga je dan. Wat ben je mooi, wat ben je groot. Loslaten krijgt een heel andere dimensie, als je je kleuter letterlijk van je weg ziet rijden. Maar wat ben ik trots op hem. Op mijn kleine grote jongen. Veel plezier op school, mijn lieve, mooie, rare, slimme, bijzondere Terrorist. Je gaat het vast fantastisch doen.

Share

Kosten-Baten

Het eind van augustus komt inmiddels langzamerhand in zicht en voor mij betekent dat automatisch ook het eind van de zomer. Het eind van het jaar eigenlijk zelfs, want ik ben tenslotte moeder. En moeders, of eigenlijk ouders, eindigen een jaar namelijk in augustus. En een beginnen een nieuw jaar in september. Omdat dan de scholen weer van start gaan. En de dagelijkse ratrace weer in vol ornaat begint. En wat doe je aan het eind van het jaar? Dan maak je de balans op. Van alles wat er al die maanden is gebeurd. Wat je hebt gedaan, gezien, gevoeld, hebt meegemaakt. Slaat de weegschaal door naar rechts, of toch wat meer naar links? Waren er meer kosten, of toch net iets meer baten? Kortom: wat heeft het jaar je opgeleverd? Nou, ik denk dat ik voor menig ouder spreek als ik zeg: 2015, dat werd duur betaald.

2015 Was het jaar waarin het Passend Onderwijs het levenslicht zag. Het systeem dat alle kinderen in Nederland aan optimaal educatief genot had moeten helpen. Omdat ze allemaal een plekje zouden krijgen dat helemaal bij hen past. Omdat de autisten in hun reguliere klassen helemaal doodgeknuffeld zouden worden door alle normale kinderen. De ADHD’ers gewoon met blinddoek en een koptelefoon op met hun rug tegen de muur in de klas konden worden gezet, in het kader van het prikkelarme troubleshooten. En de leerkrachten, die hun handen echt niet al vol genoeg hadden aan een klas met 35 reguliere kinderen, er met een hei-dag en een foldertje over gedragsstoornissen best iets heel gezelligs van zouden maken. Ja, 2015 was het jaar waarin het Nederlands onderwijs waarlijk boven zichzelf is uitgestegen. In dat opzicht is het toch opvallend dat de leerlingen inmiddels onderaan de afgrond collectief liggen te kreperen.

Zo passend blijkt dat onderwijs namelijk helemaal niet, komt men na een ruim half jaar stiekempjes al achter. Steeds meer kinderen die buiten de gebaande paden lopen zitten opeens thuis, omdat er op school geen plekje meer voor ze is. Het is namelijk best wel lastig, om opeens gewoon ‘normaal’ te doen, als je dat eigenlijk helemaal niet bent. Maar ja, de staatssecretaris wil het zo, dus hup, inslikken dat autisme. En oh ja, de centjes zijn op, dat is ook nog wel een dingetje. Want daar konden we in 2015 ook wat van: euro’s verdonkeremanen, op het gebied van onderwijs en zorg. “Oh jee, het geld is op” roepen steeds meer gemeenten, de lege handen in wanhoop geheven naar de hemel. “En nu we toch bezig zijn, de toelaatbaarheidsverklaringen eigenlijk ook”. Ja sorry, op is op en van een kale kip kun je niet plukken. En dus moeten nu de arme, analfabete Leipe Loetjes in onze samenleving thuis op een houtje zitten bijten naast de XBox.

We zijn nog geen twaalf maanden na het startschot van de zo gehypte transitie in de Jeugdzorg en de finishlijn lijkt alleen maar verder weg te raken. Hoe hard we ook rennen met z’n allen. Het lijkt een marathon zonder einde en daar is zelfs de meest doorgewinterde ouder van het zorgintensieve kind niet op getraind. PGB’s die niet betaald worden, medische dossiers die openlijk in elke inbox van het stadsdeelkantoor verschijnen met alle gemeenteambtenaren in de cc en als klap op de vuurpijl de zogenaamde ‘ouderbijdrage’ voor ouders van kinderen die ze in de bovenkamer alle vijf niet helemaal op een rijtje hebben. Ja, 2015 zat vol zorgintensieve verrassingen. Het is jammer dat de zomervakantie niet een beetje langer duurt, want als ouder van kinderen zoals mijn autistische zoon zijn zes luizige weken met de sleurhut naar het Franse, eigenlijk gewoonweg niet genoeg om te ontstressen. Ik kan namelijk best nog wel een Pernodje (of drie) gebruiken voor ik de eerste ambtenaar weer over willekeurig welke balie moet gaan trekken.

Dat het gedoemd was te mislukken, deze hele exercitie, dat had zelfs de meeste wereldvreemde Achterhoekse boer nog op zijn klompen kunnen aanvoelen. Want waar in ons land gereorganiseerd wordt, is een heus inferno van bureaucratisch rondvliegend papierwerk het gevolg. Waarna heel ambtelijk Nederland gezamenlijk in een hoekje gaat staan huilen en daarna het bijltje er maar gewoon bij neer gooit. En uiteindelijk de gedupeerden vervolgens de rokende puinhopen zelf maar moeten opruimen. Maar goed, we zijn tenslotte een participatiemaatschappij, dus dat past eigenlijk ook best wel in de nieuwe lijn. Want met een beetje naastenliefde en wat meer eigen verantwoordelijkheid, ja, daarmee komen we er wel.

Onze Terrorist heeft inmiddels bij Gods gratie een nieuwe indicatie en dus ook een bijbehorend brandmerk in de vorm van TLV ontvangen. Ik zal het stempel dus nu maar heel snel gauw op zijn jasje naaien, voor over twee weken de bel op Cluster 4 voor het eerst klinkt. Want stel je voor, anders mag hij straks misschien het busje nóg niet in. En ik neem nog maar een Franse droge witte, aan de vooravond van een nieuw jaar Passend Participeren. Een beetje indrinken kan geen kwaad, schat ik zo in. Het zullen namelijk ook dit jaar weer niet alleen de blauwe enveloppen zijn die de bloeddruk van menig ouder zullen laten oplopen (ik heb namelijk zo’n donkerbruin vermoeden dat het op handen zijnde nieuwe belastingstelsel de zorgintensieve gezinnen vast niet boven de Balkenende-norm uit zal doen laten stijgen…). Want dat is nou het algemeen Nederlands credo: leuker kunnen we het simpelweg niet maken. Moeilijker daarentegen altijd wel.

Share

Hieperdepiep

Het is acht uur ‘s avonds als het opeens rustig is in huis. Ik heb alles opgeruimd, het huis is weer leeg, stil. Alleen het gezoem van de vaatwasser overstemt de stilte enigszins. 15 Augustus. De verjaardag van mijn lieve dochtertje. Mijn meisje, dat vandaag alweer drie jaar is geworden. Deze dag, hoe feestelijk ook, en de week voorafgaand aan haar verjaardag zijn voor mij altijd moeilijk. Ik krijg een zenuwachtig, onbestemd gevoel. Word prikkelbaar, geagiteerd en huilerig. Omdat de verjaardag van dit kind voor mij telkens weer een mijlpaal is. Natuurlijk, zoals weer een jaar erbij voor iedere ouder best wel een ding is, maar voor mijn meisje, of eigenlijk beter gezegd voor haar moeder, toch wel een beetje meer. Omdat ik stiekem dacht dat ze haar eerste verjaardag eigenlijk niet eens zou halen.

Ieder jaar denk ik tijdens deze week terug aan dat moment dat we haar vonden in een slaapzak vol met bloed. Hoe we ‘s morgens vroeg in de auto over de snelweg raasden, op weg naar het kinderziekenhuis. Hoe de arts op de spoedpoli op sprong bij het zien van haar luier, wegrende en nog net over haar schouder kon roepen dat wij dus echt niet meer naar huis gingen. Overleg over een bloedtranfusie, een piepklein babymeisje met plakkertjes op haar lijf aan de hartmonitor. En haar vader en ik bleek tegenover elkaar in de wachtkamer. Elkaar aankijkend, maar niet uitsprekend wat we allebei dachten: straks moeten we zonder kind naar huis. Drie jaar later krijg ik dat beeld nog steeds niet van mijn netvlies. Omdat ik ergens nog steeds niet kan geloven dat we er alweer een jaar bij hebben gekregen.

Het gaat goed met onze Terrorist nr. 2. Ieder jaar een stukje beter. De problemen blijven, maar ze worden kleiner. Of misschien zijn we er gewoon meer aan gewend. Allebei is het geval waarschijnlijk. Ik vind haar mijn wonderkindje. Ik vind het knap hoe stevig ze overeind staat, na alle ellende die ze heeft moeten doormaken in een leven dat nog maar zo jong is. Zoveel artsen, zoveel nare onderzoeken. Zoveel geruk en getrek aan zo’n klein lijfje. En steeds maar zonder resultaat. Resultaat dat er waarschijnlijk nooit zal komen, daar begin ik langzaam steeds meer van overtuigd te raken. En vrede mee te hebben, al knaagt het van tijd tot tijd nog steeds. Knaagt het als ze nog steeds klaagt over pijn, als ze er soms slecht uitziet en haar buikje weer eens helemaal gezwollen is. Als we weer in het ziekenhuis terecht komen, nadat het een hele periode juist zo goed ging. Als er weer een nieuwe arts weer een nieuw poedertje of druppeltje voorschrijft, terwijl we eigenlijk niet eens weten waarom. Maar overeind staat ze. En daar gaat het om.

Mijn meisje is een jaartje ouder. De slingers zijn naar beneden gehaald, haar cadeaus staan netjes opgeruimd in een hoek. Mijn meisje ligt in bed en ik luister naar de stilte. Naar de stilte van weer een voorbij gegaan jaar dat nu langzaam wegglipt. Een jaar dat we weer overleefd hebben. Een jaar waarin ze weer een beetje sterker is geworden. Waarin we, ja helaas, wéér in het ziekenhuis hebben gezeten, maar er ook weer uit zijn gekomen. Die tweede week van augustus, het blijft voor mij een moeilijke week. Een donkere week. Een week met herinneringen die ik liever niet zou willen hebben. Maar ook een week die me wijst op hoe sterk dat kleine grote meisje is. Een week waarin ik ieder jaar weer een beetje meer vertrouwen krijg. In mijn kindje. In mijn haar lichaam. In haar vermogen rechtop te blijven staan. En steeds minder te hoeven vallen. Een nare week, maar ergens ook een mooie. Want wat zijn we ver gekomen.

Mijn lieve Terrorist nr. 2, gefeliciteerd met je verjaardag. Slaap maar zacht nu, na een dag vol taart en mooie cadeautjes en begin morgen aan een heel nieuw jaar. Een jaar waarin je vast nog weer een stukje sterker zal worden en we nog meer mooie herinneringen kunnen maken om de nare weer een stukje verder te verdringen. Terwijl jij je jouw nieuwe jaar indroomt, drink ik nog een glaasje wijn op jou. Proost, mijn lieve meisje. Wat ben ik ongelooflijk trots op jou.

Share

De anti-feminist

Onlangs ging ik met een vriendin uit eten. We zaten op het terras achter onze glazen rosé en ik luisterde gretig naar haar dating-avonturen. Zij is namelijk single, dus dan maak je nog eens wat spannends mee, waar ik, als gezapige moeder van twee, natuurlijk graag van mee geniet. Op deze bewuste avond vertelde mijn vriendin dat ze haar potentiële nieuwe verkering recent ernstig in de war had gebracht. Hij had namelijk een hele zware kast voor haar de trap op willen dragen en bij het horen van dat galante aanbod was mijn vriendin volledig uit haar plaat gegaan. Want HOEZO durfde dit chauvinistisch manspersoon überhaupt maar te veronderstellen dat zij zijn hulp nodig had bij het sjouwen van meubilair? Zij was toch zeker een onafhankelijke vrouw van in de dertig, die haar eigen boontjes wel kon doppen? Ga weg met die rolbevestigende spierballen, zij droeg zelf dat stuk massief eikenhout de trap wel op, ook al moest ze het met een hernia bekopen. De date was met hangende schouders afgedropen. Eigenlijk had hij haar na het sjouwen mee uit eten willen nemen. Ja, op zíjn kosten dus. Maar dat onzalige idee durfde hij nu al helemaal niet meer te pitchen. Mijn vriendin bleef dus moederziel alleen, hongerig en ook nog eens hevig onbevredigd achter. Want ze had hem aan het eind van de avond eigenlijk heel feministisch willen bespringen. En nu nam hij met tranen in zijn ogen zomaar de kuierlatten. Wat een mietje.

Ik ben opgegroeid met een extremistisch feministische moeder, dus als in een Pavlov-reactie knikte ik instemmend. Eigenlijk wilde ik mijn bh al bijna verbranden in het kaarsje op de tafel. Maar toen begon ik mij toch af te vragen: HOEZO mocht die arme jongen die topzware kast niet naar boven sjouwen, voor het meisje wiens hart hij zo graag wilde winnen? Wat is daar eigenlijk mis mee? Want hoe je het ook wendt of keert: hij is toch de man? Maar in Nederland doen wij niet meer aan biologische verschillen, want wij zijn namelijk geëmancipeerd. Niet op de werkvloer overigens en ook niet als het gaat om zorg, nee, wat dat betreft doen ze het in donker Afrika zo ongeveer nog beter, maar als het gaat om wat we in dit land tussen onze benen hebben hangen (of juist niet), dan maakt dat eigenlijk niet meer uit. De Dolle Mina’s hebben hun schorten namelijk zo hard schreeuwend aan de spreekwoordelijke wilgen laten wapperen, dat we er inmiddels totaal van in een geslachtelijke identiteitscrisis zijn beland. En stiekem wordt daar niemand vrolijk van. Alhoewel we doen alsof we onszelf echt enorm progressief op de borst(en) kunnen kloppen.

Chivalry is dead, zo luidt de uitspraak en inderdaad, dat kun je in Nederland wel zeggen. Want we zijn zo ver doorgeschoten in dat verheerlijkte gelijkheidsprincipe dat vrouwen naast die schorten, ook hun hang naar romantiek en, jawel daar komt ‘ie, afhankelijkheid, zijn kwijt geraakt. Om me heen zie ik alleen maar vermoeide, verzuurde, vrouwen met haar op hun tanden, die stiekem ontevreden zijn over hun bestaan en vooral: over hun vent. Vrouwen die op alle fronten van hun leven de manager uithangen. Op hun werk, als moeder en als (seksuele) partner. En de mannen, die knikken onderdanig en voelen hun scrotum alsmaar krimpen. Want de Nederlandse man, dat is bijna geen man meer. De Nederlandse man, die draagt geen zware boodschappentassen en die houdt geen deuren open. Hij zeult op het vliegveld niet met alle koffers, de kinderwagen en de beautycase, terwijl zijn vrouw alleen de baby maar hoeft vast te houden. Nee, hij zijgt neer op het laatste vrije stoeltje bij de gate, terwijl zijn vrouw een uur moet blijven staan met een baby in haar armen en een schreeuwende peuter aan haar rokken. Oh nee, aan haar oh zo praktische Gaastra afritsbroek, want ook het uiterlijk van de Nederlandse seksen is veelal uniform geworden.

Ik zal de laatste zijn om te beweren dat het aanrecht het enige domein is van de vrouw. Dat je ‘s avonds met je haren in de krullers je man moet opwachten met een wildgebraad in de oven en zijn pantoffels in je hand. Nee, natuurlijk niet, want de jaren ‘50 zijn voorbij (wel zonde van de mode trouwens, daar had ik misschien nog best in een schortje een sukadelapje voor willen laten sudderen). Maar hoewel ik oprecht blij ben met mijn stemrecht en het feit dat ik een broek mag dragen, ik blijf nou eenmaal toch een meisje. En nee, ik hoef mijn hand niet op te houden bij een vent, want ik verdien mijn eigen geld, dus die boodschappen kunnen best ook wel van mijn rekening. Maar hij moet wel de tassen dragen. Want: hij is de man. Ik wil best meer poepluiers verschonen, want ja, ik heb nou eenmaal die baarmoeder en dus meer zorginstinct. Maar dan moet hij ‘s avonds wijn inschenken en mijn voeten masseren. Want: hij is de man. We kunnen wel hardnekkig doen alsof we graag de broek aan hebben, maar niet voor niets vond Christian Grey gretig aftrek in de bioscopen. Niet vanwege zijn zweepjes en zijn amateuristisch geknoopte touwen aan dat spijlenbed, maar wel omdat de testosteron waarlijk uit zijn strak gesteven grijze maatpakken gesijpeld kwam. Waar of niet, ladies?

De man voelt zich geen man meer, omdat wij vrouwen hem dat niet meer gunnen. En dus wordt hij die ontzettend Hollandse polder-lamlul waar wij dan weer zo zurig over gaan lopen zeiken. Maar hoe kan hij anders, als we hem zijn witte paard nooit meer van stal laten halen? Als hij rammelend in zijn net opgepoetste harnas voor ons staat en wij weigeren ons eens lekker te laten schaken? Dan heb je na verloop van tijd toch ook geen zin meer om de jonkvrouw aan je lans te rijgen? Echt, vrouwen vooruit en hoera voor gelijkheid, maar dames, gun die kerels ook eens wat. Laat je vent de boodschappentas met al die flessen frisdrank maar mooi dragen en ja, op een eerste date mag hij dus echt gewoon lekker ouderwets betalen. Kom eens uit die afritsbroek en strijk de boze plooien uit je wangen. En kijk eens naar beneden, want onderaan die barricade steken ze galante handen uit en die mag je best eens aanpakken. Dat maakt je niet meteen een dweperige Joop ter Heul karikatuur (overigens: ik kan het boek echt aanraden), maar gewoon, een beetje vrouw. En dat is eigenlijk best wel lekker.

Share

Stadsmeisjes Paleo Challenge (deel 1)

“Hebt u rauwe honing? En misschien ook kokosbloem?”. Het is negen uur ‘s ochtends en ik sta in de supermarkt. De medewerker in zijn blauw met gele Lidl-jasje kijkt me glazig aan. “Eh…de honing staat bij de chocopasta” zegt hij aarzelend, “en honing is toch altijd rauw…?”. Uiteindelijk sta ik na ruim drie kwartier weer buiten, met een een klein zakje amandelmeel, een bakje kokosrasp en een doosje pompoenpitten. Wat ik daarvoor bij de kassa heb moeten neertellen wil ik het liefst zo snel mogelijk vergeten. Ik verfrommel het bonnetje en stop het diep weg in mijn jaszak. Een klein fortuin uitgeven aan iets dat lijkt op een luxe portie vogelvoer kan ik waarschijnlijk moeilijk verantwoorden in de maandelijkse begroting. In gedachten zie ik de statistieken al een duizelingwekkende val naar beneden maken. Dat wordt geen schoenen kopen deze maand.

Inmiddels ben ik eindelijk begonnen met mijn eerder beloofde ‘Paleo Challenge’: een maand lang eten volgens de Paleo methode. Dit als reactie op de voedselhysterie van tegenwoordig, waar ik enigszins moe van word. Maar, omdat ik niet wil oordelen zonder ervaring, doe ik een maand lekker hysterisch mee. Het was de bedoeling al veel eerder te beginnen, maar toen werd Terrorist nr. 2 opnieuw ziek en gek genoeg weigerden ze in de ziekenhuiskantine speciaal voor mij Paleo-verantwoorde maaltijden te serveren. Recent heb ik een Paleo-bijbel aangeschaft en me ingelezen in de materie. Het thuisfront verklaart mij voor gek, dus ik zal mijn lichaam deze maand moederziel alleen moeten ontdoen van alle gifstoffen die ik de afgelopen 33 jaar tot mij heb genomen. Maar goed, het is nou eenmaal eenzaam aan de top en als ik straks compleet ontgift, gezuiverd en lichtgevend een halve meter boven de grond zweef van pure gezondheid, zullen we nog weleens zien wie er het laatst lacht.

Het blijkt alleen wel een hele klus om tot dergelijke grote hoogten te komen. Na één dag Paleo-verantwoord eten krijg ik enorme hoofdpijn. Een rondje Googlen levert al snel een diagnose op: ik lijd aan de ‘low carb flu’. De Paleo goeroes verbieden hun volgelingen namelijk koolhydraten te eten. En ik besta voor 95% uit koolhydraten. Als ik het voor het zeggen had, at ik het liefst iedere dag spaghetti. Met heel veel geraspte kaas. Kaas mag trouwens ook niet, net als andere zuivel. Ik houd net zoveel van kaas als van mijn kinderen. U kunt zich dus misschien voorstellen dat het verlies van dit goudgele genot zwaar op mijn gemoed drukt. Op mijn lichaam ook trouwens. Een bonkend hoofd, zweetaanvallen, trillende handen, ik lijk Leonardo diCaprio in ‘The Basketball Diaries’ wel. Koolhydraten en kaas zijn mijn crack. In de koelkast grijnst de Old Amsterdam me toe. Daarnaast ligt een stuk geurende rijpe brie, die ongetwijfeld voortreffelijk zou zijn op een toastje vol met gluten. Ook verboden, gluten. Paleo is zoals ik mij de hel altijd heb voorgesteld.

Paleo_2Vlees, vis, ei, groenten, fruit, noten en zaden. Paleo is het holbewoner-dieet. Eigenlijk zou ik een luchtbuks moeten aanschaffen en in de vrije natuur herten moeten gaan schieten. Onderweg naar huis met het kadaver over mijn schouder kan ik dan wat bessen plukken en beukennootjes van de grond rapen, et voila: ik heb mijn kostje bij elkaar. Dat kost in ieder geval minder tijd dan te proberen Paleo-proof boodschappen te doen, want dat is haast een grotere uitdaging dan het volhouden van het dieet zelf. Om echt Paleo-verantwoord te kunnen koken moet je je boodschappenlijstje van een complete make-over voorzien. Kokosolie, amandelmeel, Libanese komkommers (ordinaire Nederlandse komkommers zijn uit den boze), bonitovlokken, mijn voedselbijbel staat vol met dingen waarvan ik het bestaan niet kende en die bovendien eigenlijk alleen maar ergens hoog in de Himalaya, of diep verstopt in het Zuid-Amerikaanse regenwoud te vinden zijn. Wellicht dat je in Amsterdam je ingrediëntenlijst nog wel bij een hippe bio-winkel in Westerpark kunt inleveren, die een lijntje heeft met de uitheemse stammen die de chia-zaden distribueren naar alle gezondheidsfreaks op het westelijk halfrond (vandaar de astronomische prijzen, het kost die bosjesmannen natuurlijk enorm veel tijd om al die kokosnoten te raspen en het gruis in biologisch verantwoorde hennepzakjes te verpakken), maar buiten de ring verkopen ze gewoon alleen maar Jozo keukenzout en bakken de huismoeders hun pannenkoeken lekker met Koopmans. Ik vrees dus dat ik deze maand niet kan werken, want ik ben waarschijnlijk fulltime bezig met boodschappen doen.

En dan zijn er nog de hoeveelheden. Paleo geeft een andere dimensie aan het begrip ‘binge eating’. Een Boulimia-patiënt zou er nog stijl van achterover slaan. Door het wegvallen van de koolhydraten wordt je calorische intake natuurlijk vele malen kleiner. Als je de cijfers op de weegschaal niet binnen een week met de helft wilt reduceren, zul je dat dus moeten aanvullen. Alhoewel ook ik natuurlijk deze zomer graag strak en slank in bikini het strand op wil (als die zomer ooit nog komt), is afvallen niet nodig.  En dus moet ik veel eten. Heel veel. Dikke omeletten van biologisch verantwoorde vrije uitloop eieren, boekweitpannenkoeken met kokosroom en banaan, rösti van zoete aardappel en zalm, en dan heb je alleen het ontbijt nog maar gehad. Nou ben ik niet vies van een goed gevuld bord, ik kan menig stevige bouwvakker eruit eten, maar van de Paleo hoeveelheden ben zelfs ik onder de indruk. Smakelijk is alles overigens wel.

Omschakelen naar een leven volgens Paleo gaat niet zonder slag of stoot, dat is na een paar dagen wel duidelijk. Voor een verstokte koolhydraatverslaafde zoals ik is het, op z’n zachtst gezegd, even wennen. Maar, na een paar dagen trekt de hoofdpijn weg en kan mijn kroost weer tegen mij praten zonder een snauw te krijgen als gevolg van mijn kaas-deficiëntie. Ik voel me energiek en ‘schoon’ van binnen en als ik bij wijze van experiment een slok Cola Zero neem, moet ik het uitspugen omdat het zo mierzoet is dat ik het niet meer kan verdragen. Wel geeft de weegschaal, ondanks mijn vreterij, een kilo minder aan en dat is niet de bedoeling. En, hoe lekker alles ook is, als ik mijn zoon een bord spaghetti of een bruine boterham met kaas zie verorberen, moet ik toch wel even slikken. Toen er hier aan tafel laatst enthousiast een paar knapperige pizza’s soldaat werden gemaakt, zat ik aan de kikkererwten met gestoomde Tilapia. Heel gezond ja, maar toch een beetje karig. Paleo heeft mij nog niet overtuigd, maar goed, het is nog maar mijn eerste week en alle begin is moeilijk. Een doorgewinterde junk verlaat tenslotte ook niet na een week zingend de afkickkliniek. Wie weet ziet de wereld er straks heel anders uit. Als alle kaas uit mijn aderen verdwenen is.

Share