Met de vlam in de pijp

Vorige week had ik mijn eerste rijles. Ik heb het autorijden 32 jaar lang succesvol weten uit te stellen, maar nu ben ik dan toch bezweken voor de steeds luider wordende protesten van mijn achterban. Vooral Terrorist nr. 1 vindt het, nu de bladeren hem ‘s ochtends achterop de fiets om de oren vliegen, wel ruimschoots tijd dat mama eens achter het stuur kruipt. Het is tenslotte ook niet leuk om altijd door een bezwete moeder met chaos-haar op school afgeleverd te worden, terwijl je klasgenoten met hun perfect gekapte en welriekende moeders uit de auto stappen. Overigens leg ik de schuld van mijn verlate rijvaardigheid bij mijn ouders neer. Ik ben namelijk belast met slechte chauffeurs-genen. Mijn vader zakte vijf keer voor zijn examen en mijn moeder drie keer. Sowieso begon zij er pas op haar 55ste aan, dus ik vind dat ik nog ruim 20 jaar heb om mijn rijbewijs in de wacht te slepen.

MaisDat zal ook wel nodig zijn, want ik moet toegeven dat ik niet de meest aangewezen persoon ben voor het besturen van gemotoriseerde voertuigen. “Je bent een beetje nerveus, of niet?” vroeg mijn rij-instructeur voorzichtig, toen ik plaats nam achter het stuur. Terwijl ik met trillende handen de autosleutel in het contact stak en probeerde de neiging tot projectielbraken te onderdrukken, zei ik dat dat wel meeviel. Ik denk eerlijk gezegd niet dat hij erin trapte. Sowieso kon ik de schijn niet lang ophouden, want tot mijn grote schrik blijkt het normaal te zijn dat je tijdens je eerste rijles ook al daadwerkelijk de weg op gaat. Het leek mij veiliger om de eerste vijf lessen gewoon stil op het erf te blijven staan, maar dat is blijkbaar niet de bedoeling. En dus gaf ik gillend gas en stuurde de auto vrijwel meteen recht het maïsveld in.

“Oke!” riep de instructeur en greep het stuur, “een beetje minder enthousiast mag wel”. Dat het geen enthousiasme, maar voornamelijk ernstig gebrek aan ruimtelijk inzicht was, heb ik de beste man maar niet verteld. Het leek me nou eenmaal niet bevorderlijk voor de veiligheid als hij ook een zenuwinzinking kreeg. Maar eenmaal van het erf af en op de openbare weg ging het toch verbazingwekkend goed. Zolang er geen tegenliggers of rotondes in zicht waren in ieder geval. Het fijne van rijles op het platteland is dat de wegen voornamelijk rechtdoor gaan en verlaten zijn. Het nadeel is echter dat, als je dan een tegenligger in het vizier krijgt, het gelijk een enorme tractor met aanhanger is. Terwijl ik er hyperventilerend op afstevende, hoorde ik de instructeur nog roepen: “Het is wel de bedoeling dat je je ogen ópen houdt tijdens het rijden!”. Persoonlijk zie liever niet hoe ik mijn eigen dood tegemoet ga, maar daarover verschillen kennelijk de meningen.

“Je mag hier zestig…”. Terwijl de rij auto’s achter me steeds langer werd, gluurde de instructeur op de snelheidsmeter. Ik voelde me met dertig kilometer per uur al best een snelheidsduivel, maar blijkbaar geldt meer dan tien kilometer onder de toegestane snelheid rijden als gevaarlijk gedrag. In mijn optiek luidt het spreekwoord niet voor niets ‘haastige spoed is zelden goed’ en sowieso leek het me beter om tijdens mijn eerste les geen slachtoffers te maken, maar van furieus geclaxonneer en een colonne bumperklevende Achterhoekers in je kielzog word je ook niet vrolijk. Dus trapte ik het gaspedaal harder in en vloog de eerstvolgende rotonde op. Ik verwacht de factuur voor de behandeling van de post traumatische stress stoornis van het oude dametje dat net probeerde over te steken elk moment.

WegNa een uur les stonden we weer op mijn erf. Heelhuids en met de auto nog helemaal intact. Mijn handen trilden niet meer, maar de diepe groeven van mijn nagels waren duidelijk te zien in het stuur. “En?” vroeg de instructeur aarzelend, “hoe vond je het zelf gaan?”. “Nou” riep ik opgewekt, “ging volgens mij niet eens zo heel slecht!”. Uit de enigszins verbouwereerde blik en opgetrokken wenkbrauwen van de instructeur was af te leiden dat we daarover van mening verschilden. “In ieder geval fijn dat je het zelf zo ervaren hebt” was zijn uiteindelijke respons. “Ik denk wel dat we nog wat werk te doen hebben”. Peinzend trok hij zijn i-Phone uit het dashboardkastje. “Wat zou je zeggen van de komende zes maanden iedere week minstens een uur?”.Nadat manlief ‘s avonds zijn waardering had uitgesproken over het feit dat zowel ik, als iedereen in het dorp, nog leefde, sloeg hij koortsachtig aan het rekenen. Voor de zekerheid heeft hij nog eens drie extra maanden rijles ingecalculeerd. Toch fijn om te weten dat de rij-instructeur meer vertrouwen in je heeft dan je eigen echtgenoot.

Met een beetje geluk haal ik straks tegelijkertijd met de Terroristen mijn rijbewijs. En als ik de familie-eer hoog houdt en meer dan vijf keer zak, heb ik inmiddels twee privé-chauffeurs. Een fatsoenlijke opleiding kunnen we door al die rijlessen straks namelijk nooit meer betalen, dus heeft mijn kroost toch niks beters te doen dan hun oude moeder door de Achterhoek rijden. In de tussentijd hoop ik dat de hoeveelheid rechtszaken niet teveel op gaat lopen. Misschien verstandig om de Terroristen binnenkort hun eerste krantenwijk te geven. Want ik neem aan dat de komende 20 jaar smartengeld betalen behoorlijk in de papieren gaat lopen.

Share

Tunnelvisie

Onlangs stond er in Trouw een artikel over een autistisch meisje. Zij had de reguliere basisschool succesvol doorlopen en zat nu in de tweede klas van het gymnasium. Dit was hoogstwaarschijnlijk niet gelukt als zij niet op een basisschool terecht was gekomen die bereid was zich te verdiepen in haar stoornis en tegemoet te komen aan haar specifieke manier van denken en leren. In het artikel spraken ouders en schooldirectie zich uit over het belang van samenwerking en het accepteren van mensen die niet precies binnen de gebaande paden wandelen. Het meisje in dit verhaal had het Syndroom van Asperger, dezelfde vorm van autisme als Terrorist nr. 1 heeft. Een lichtpuntje in de duisternis, voor ouders zoals manlief en ik. Een teken dat het dus wél kan, autistisch zijn, maar toch normaal meedraaien in de maatschappij. Maar ook: met je neus op de feiten van de schrijnende werkelijkheid gedrukt worden. Want blijkbaar is de open blik en welwillendheid van deze school zó’n unicum dat het de krant haalt.

June27_2014_6Toen Terrorist nr. 1 nog naar een reguliere peuterspeelzaal ging, kregen wij op een dag opeens een duimendik rapport door de brievenbus geschoven door één van de leidsters. Toen ik de deur open deed had deze overigens al de benen genomen, een kleine toelichting was blijkbaar teveel gevraagd. In het rapport was te lezen dat men tot de conclusie was gekomen dat onze zoon een debiel was. Het stond er weliswaar niet met zoveel woorden, maar je kon er weinig anders van maken. Volgens de vele gekleurde grafiekjes die het verslag rijk was, kon Terrorist nr. 1 eigenlijk gewoon niks en had hij in de 8 maanden dat hij het schooltje had bezocht ook geen enkele ontwikkeling door gemaakt. Eigenlijk was hij gewoon een uit de kluiten gewassen, kwijlende baby en bovendien ook nog onhandelbaar. Het kwam, op z’n zachtst gezegd, nogal als een verrassing. Niet dat we zelf niet ook al het idee hadden dat er wat met hem aan de hand was, maar voor zover wij met ons lekenoog konden zien was onze, destijds 2.5 jarige, zoon, toch echt wel verder ontwikkeld dan zijn zusje, die toen nog een baby was en dus inderdaad alleen nog maar kwijlend in een hoekje lag. Kan zijn dat wij het verkeerd zien, maar als een peuter van nog geen 3 jaar vragen stelt over hoe het universum in elkaar zit en wat er eigenlijk met je gebeurt als je dood gaat, leek het ons terecht om dat onder de noemer ‘ontwikkeling’ te scharen.

Op de avond dat we bij de dames peuterjuffen verhaal gingen halen smeekte manlief mij om toch vooral redelijk te blijven. Ik kan met mijn hand op mijn hart zeggen dat ik het geprobeerd heb, maar moet toegeven dat ik jammerlijk faalde. “Jaaa” kweelde peuterjuf nr. 1, terwijl ze ons medelijdend aankeek, “hij wil nooit wat de andere kindjes willen, hè. Dat is voor ons zooo lastig te managen, met zoveel kindjes op de groep”. Het klasje bestond uit welgeteld vijf peuters, twee leidsters en een stagiair. Fijntjes heb ik gevraagd of Terrorist nr. 1 soms probeerde om de knutselhoek in de fik te steken. Of misschien zijn luier uittrok en de muren met zijn eigen ontlasting besmeurde. Of dat hij zijn medeleerlingen met een schaar te lijf ging, onderwijl krachttermen scanderend. Terwijl manlief mij onder de tafel probeerde te schoppen, staarden de juffen mij verbouwereerd aan. “Eh…nee, nee natuurlijk niet”, was hun stamelende antwoord. Op mijn volgende vraag of ze zich ervan bewust waren dat de meeste peuterspeelzalen in Amsterdam klassen van 20 kinderen hebben, waarvan minstens de helft uit probleemgezinnen komt en ze dientengevolge meestal een Stanleymes of een paar gram wiet in plaats van een appeltje in hun rugzak hebben zitten en dat dát pas ‘lastig managen’ is, kwam geen respons. Ik ga ervan uit dat in ieder geval die ene leidster na het gesprek met ons overspannen is geraakt. Dat was ze in die afgelopen acht maanden sowieso al drie keer geweest (logisch natuurlijk, want drie keer per week een ochtendje liedjes zingen met vijf kinderen moet inderdaad wel een hondenbaan zijn) en nu ze met de moeder van het addergebroed dat haar klas terroriseerde te maken had gehad, denk ik dat ze zich maar meteen afgekeurd heeft laten verklaren.

Als het aan de betreffende school had gelegen, was Terrorist nr. 1 ergens achterin de klas gezet en er nooit meer vandaan gekomen. Zijn basisschool-tijd had hij waarschijnlijk eenzaam doorgebracht, met slechte scores en een steeds verder groeiend minderwaardigheidsgevoel. Hoe kan het toch dat er zo vaak niet verder gekeken wordt dan de neuzen lang zijn? Ik kan er zelf over meepraten. Rekenen kan ik namelijk niet en dat zorgde voor redelijk wat problemen op school. Al gauw liep ik ettelijke boekjes achter en werd ik door de meester zuchtend als ‘dom’ bestempeld. Ik moest in de pauze mijn werk inhalen met deze man hijgend in mijn nek, terwijl hij ongeduldig: “Jezus, snap je het nou nog niet?!” riep. Na jaren van particuliere bijles en testen bij een prijzig instituut bleek ik Dyscalculie te hebben. Je kunt mij dus breuken laten maken tot ik een ons weeg, maar voor mij blijft het gewoon een onbegrijpelijke cijferbrij. Op de middelbare school ontving ik huilend de ene 3 na andere voor mijn natuurkunde proefwerken, terwijl de docent mij ten overstaan van de gehele klas belachelijk maakte. Gelukkig had ik een hele lieve klas en de school bovendien een geweldige rector die de natuurkundeleraar aan het eind van het jaar dwong een 5.5 op mijn rapport te zetten, zodat ik toch overging en ik het volgende jaar alle bètavakken kon laten vallen. Zonder die man had ik nu nog steeds in 2 Havo gezeten.

Sept3_2014_3We sturen onze kinderen naar school, in de veronderstelling dat de mensen daar weten wat ze doen. Niet alleen dat ze de nieuwe generatie volwassenen gestaag door de leesplankjes, de tafels en de Duitse naamvallen heen loodsen, maar ook dat ze zien dat niet ieder kind op dezelfde manier leert. Dat iemand soms nét iets anders nodig heeft om wel te kunnen snappen wat de Stelling van Pythagoras inhoudt. Meer tijd misschien. Een koptelefoon om geluid te dempen. Of een proefwerk dat voorgelezen wordt, in plaats van op papier staat. Niet omdat je stiekem dom bent, of recht hebt op meer privileges dan anderen. Maar gewoon, omdat je een individu bent en het menselijk brein nou eenmaal geen eenheidsworst.

Als het in de huidige maatschappij zo belangrijk is dat we allemaal op de toppen van onze kunnen presteren, waarom worden de talenten van zoveel kinderen dan zonder pardon van tafel geveegd, simpelweg omdat ze er geen genoegen in scheppen om twee uur hamertje tik te spelen, of omdat ze de letters steeds maar omdraaien en daarom drie uur over een proefwerk doen? Als ik heden ten dage op school had gezeten, weet ik zeker dat ik het niet had gered. En hoewel ik niet zal beweren dat ik kan wedijveren met Einstein, ben ik, ondanks mijn blinde vlek als het om cijfers gaat, toch echt niet achterlijk.Ik ken een aantal leerkrachten en van allemaal weet ik dat dit mensen zijn die zich enorm inzetten voor de kinderen die ze in hun schoolbanken krijgen. Dus is het allemaal kommer en kwel? Nee, want ik weet dat ze er zijn: de juffen en meesters die een kind echt zíen. Ik hoop maar dat Terrorist nr. 1 er straks zo eentje treft, als hij naar het regulier onderwijs gebonjourd wordt. En dat dit soort mensen heel snel niet meer in de minderheid zijn. Dan kunnen de journalisten zich weer met andere dingen bezig houden. Want een school die rekening houdt met zijn leerlingen, dat zou toch eigenlijk geen nieuws moeten zijn.

Share

Respect!

SchoolpleinHet is maar goed dat manlief ik Amsterdam nog tijdens mijn eerste zwangerschap al hebben verlaten, want ik denk dat ik het nooit gered had als stadse moeder. Ik doe wel alsof ik buitengewoon werelds, vooruitstrevend en flexibel ben, maar dat is helaas een illusie. Een illusie waar ik zelf overigens zeer van overtuigd was, dus mijn superioriteitsgevoel is niet alleen maar gestoeld op pure arrogantie, maar vooral ook op naïviteit en grootheidswaanzin. Wat erger is weet ik eigenlijk niet. In ieder geval werd het mij dit weekend pijnlijk duidelijk dat ik niet in de wieg gelegd ben voor het Amsterdams ouderschap. Ik zal dus voortaan de andere Achterhoekse moeders niet meer met mijn nuffige Amsterdamse neus in de lucht voorbij lopen, want ik acht de kans groot dat zij op een schoolplein in Amsterdam-Oost nog minder op zouden vallen dan ik. Zelfs mét hun zandkleurige afritsbroeken en gekortwiekte haren.

Gisteren moesten wij namelijk naar twee Amsterdamse verjaardagen. Onze plattelandsmentaliteit werd al meteen duidelijk bij het parkeren, toen manlief de auto nauwelijks op een vrije plek in de 1e Oosterparkstraat gemanoeuvreerd kreeg. Als het nou zo zou zijn dat wij een enorme Audi rijden, of een imponerende Mercedes, was dat nog een valide excuus geweest, maar niets is minder waar. Terwijl ik luid “Ja! Kom maar! Zo gaat ‘ie goed!” stond te schreeuwen op de stoep, probeerde manlief met klotsende oksels onze uiterst compacte Toyota op een, zeker voor Amsterdamse begrippen, riante parkeerplaats neer te zetten. Uiteindelijk moest hij over de bestuurdersstoel naar de achterbank klimmen en zich via een minuscule opening in één van de passagiersdeuren naar buiten persen, aangezien hij zichzelf had klem gezet tussen een bestelbusje en een fietsenrek. Als je thuis kunt kiezen uit verscheidene grasvelden om je auto op neer te zetten, krijg je blijkbaar binnen de kortste keren last van ernstige megalomanie.

Het was niet ver lopen van de auto naar het café waar de eerste verjaardag werd gehouden, maar toch drukte ik beide Terroristen angstvallig tegen me aan terwijl we richting Wibautstraat liepen. “La me los!” riep Terrorist nr. 2 terwijl ze zich aan mijn ijzeren greep probeerde te ontworstelen en puur uit protest af en toe probeerde een sigarettenpeuk of een crackpijp van de grond op te rapen. “Pas op! Kijk uit!” schreeuwde ik in het wilde weg tegen Terrorist nr. 1, terwijl die gewoon netjes naast manlief meeliep en probeerde te doen alsof dat rare schreeuwende viswijf in zijn kielzog niet zijn moeder was. Eenmaal op de plaats van bestemming sloeg manlief meteen een dubbele espresso achterover, wat op zich niet bepaald bevorderlijk was voor zijn toch al veel te snelle hartslag, en liep ik eerst drie rondjes door het etablissement om de dichtstbijzijnde nooduitgang te lokaliseren. Ik geloof niet dat we die middag een zinnig woord met een andere volwassene hebben gewisseld.

Hoe doen die Amsterdamse ouders dat toch? Waarom kunnen deze mensen in volkomen rust met hun kroost in een kroeg zitten, zonder dat het zweet hen tappelings langs de rug loopt? Waarom schuiven zij gedachtenloos en in alle rust een stuk cheesecake naar binnen zonder dat ze een paniekaanval krijgen omdat hun peuter aan de andere kant van het café onder het tafeltje van volslagen vreemden een enorme Rottweiler kusjes zit te geven? Op een bepaald moment zag ik vanuit mijn ooghoek opeens één van de kinderen van het feestje buiten voorbij rennen, richting metrostation. Het meisje kan niet veel ouder dan Terrorist nr. 1 geweest zijn. Binnen stond haar vader langzaam op, nam nog een slok van zijn droge witte wijn en sjokte toen doodgemoedereerd het café uit, de richting op waarin zijn dochter gegaan was. We hebben de beste man niet meer terug gezien, maar ik ga er maar van uit dat hij het kind heeft onderschept voor ze met lijn 53 richting de Bijlmer is gegaan.

Hulde aan alle stadse ouders, ik begrijp werkelijk niet hoe jullie het doen. Hoe jullie zonder blikken of blozen de luiertassen pakken en zonder kalmeringsmiddelen de straat op durven. Hoe jullie, één, twee of soms zelfs nog meer stuiterende kinderen in de gaten kunnen houden, een goed glas wijn kunnen drinken én een wezenlijke conversatie kunnen voeren met andere volwassenen op een feestje. Hoe Amsterdamse moeders op naaldhakken achter een kinderwagen het Rokin kunnen oversteken terwijl ze een mailtje tikken op hun smartphone. Als ik alleen maar zíe hoe mijn vriendinnen hun kinderwagens drie steile trappen op moeten zeulen naar hun appartement, krijg ik spontaan en met terugwerkende kracht een postnatale depressie. Dus, om maar even wat, ongetwijfeld achterhaalde, stadse slang te gebruiken: respect. Want met het moederschap is ook mijn ware aard naar boven gekomen: ik ben blijkbaar toch gewoon een provinciaal.

Sept25_2014_1Aan het eind van de dag zaten manlief en ik uitgeput in de auto terug naar de boerderij, twee slapende Terroristen op de achterbank. “Wat denk jij…” vroeg manlief aarzelend, “zijn die andere ouders nou gewoon raar, of zijn wij een stelletje neurotische mietjes?”. Zwijgend en afgepeigerd staarde ik het uit het raam naar het steeds wijdser wordende landschap naast de snelweg. Pas terug op ons landgoed, de Terroristen veilig in hun bedjes en de krekels tsjirpend in de tuin, zakte mijn adrenalinelevel naar een acceptabel niveau. Ik ben manlief het antwoord op zijn vraag schuldig gebleven. Maar het feit dat we, als ex-Amsterdammers, na een dagje proeven van het leven van stadse ouders, met een kop muntthee direct na het acht uur Journaal naar bed gingen, leek me confronterend genoeg.

Share

Etiketten-geilheid

Onlangs las ik een betoog van een moeder, die beweerde dat er tegenwoordig geen ‘normale kinderen’ meer zijn. Met ‘normaal’ bedoelde zij degenen die door het leven gaan zonder een zogenaamd etiket. Volgens de schrijfster van het stuk wordt ieder kind tegenwoordig al gebrandmerkt voor het goed wel zijn eigen veters kan strikken. Een druk kind heeft ADHD, een verlegen kind is autistisch en een kind dat liever boekjes leest dan met Duplo bouwt zal wel hoogbegaafd zijn. Volgens deze mevrouw, zelf uiteraard in het bezit van twee bloedjes van normale kinderen, is het allemaal flauwekul. Modernistische onzin, ingegeven door de huidige generatie ouders, die hun eigen opvoedkundige falen probeert te verbloemen met een diagnose, of die hun kind op een voetstuk plaatst. Eerder schreef ik al over het ‘Passend Onderwijs’ voor zorgleerlingen en in navolging daarvan rijst bij mij, moeder van zo’n modernistisch gebrandmerkt kind, de vraag: zijn we tegenwoordig inderdaad etiketten-geil?

June26_2014_1Toen ik zwanger was van Terrorist nr. 1 had ik me niet voorgesteld dat ik vier jaar later mijn zoon dagelijks zou afleveren op een school voor kinderen met een ontwikkelingsstoornis. Toegegeven, geen enkele aanstaande ouder weet vóór de eerste spruit ter wereld komt hoe moeilijk het is om een kind op te voeden. Gelukkig maar, anders zou je er waarschijnlijk nooit aan beginnen. Dat het niet altijd rozengeur en maneschijn is, had ik wel enigszins ingecalculeerd. Dat kinderen niet altijd luisteren, dat ze geen groenten willen eten en dat ze soms expres de drukste rij bij de kassa in de supermarkt uitkiezen om een onvervalste peuterdriftbui te krijgen, daar was ik op voorbereid. Arrogant was ik ook, want ons kind zou dergelijke fratsen wel uit zijn hoofd laten. Gewoon een kwestie van consequent zijn en je ouderlijke autoriteit laten gelden. Discipline! En inderdaad, al die etterbakjes die tegenwoordig zogenaamd ADHD hebben, moesten gewoon eens fatsoenlijk opgevoed worden. Veel te soft, die hedendaagse ouders. Ik hoor het me nog zeggen tegen manlief, terwijl ik met mijn dikke zwangere pens in een luie stoel zat.

Inmiddels zijn we vier jaar en twee Terroristen verder en hebben wij een aanzienlijke kennissenkring opgebouwd van mensen met kinderen. Onze zoon is daarin de enige met een etiket. Moet ik daaruit dus de pijnlijke conclusie trekken dat ik niet geschikt ben voor het ouderschap? Als ik de eerder genoemde moeder en mijn vier jaar jongere zelf moet geloven, blijkbaar wel. Die zogenaamde overvloed aan diagnoses zie ik echter niet om mij heen. De lange weg die je moet bewandelen om er één te krijgen, heb ik wél aan den lijve ondervonden. Er heerst in onze maatschappij de hardnekkige gedachte dat je een ontwikkelingsstoornis cadeau krijgt bij een pakje boter. Je brengt je ietwat drukke kind een keer voor controle naar het Consultatiebureau en voila, naast een bijgewerkte groeicurve ben je ook meteen de diagnose ADHD rijker. Dat is heel voordelig, want daarna worden de zakken met subsidiegeld gewoon bij je voordeur afgeleverd. De rugzakjes vliegen je om de oren en als ouder kun je voortaan achterover leunen en de opvoeding van je kind aan de hulpverleners overlaten. Het is jammer dat die geldschieters en hulpverleners onze boerderij blijkbaar niet kunnen vinden, want wij zijn in ieder geval geen cent rijker geworden van het autisme van onze zoon en hem opvoeden is eigenlijk meer dan een fulltime baan. Die we overigens met liefde uitvoeren.

Manlief en ik halen geen voldoening uit het feit dat wij onze eerstgeborene autistisch mogen noemen. Wij hebben zijn etiket niet gehaald om er op feesten en partijen de blits mee te maken. Ook gebruiken wij zijn stoornis niet om te vergoelijken dat hij zich soms onaangepast en vervelend gedraagt. Als Terrorist nr. 1 brutaal is, gaat hij naar zijn kamer. Hij mag niemand slaan of uitschelden en als hij geen broccoli wil eten, krijgt hij ook geen toetje. Ik denk dat ik oprecht kan zeggen dat wij consequente ouders zijn. Streng, maar rechtvaardig. Liefdevol ook trouwens. En toch is onze lieve, mooie, slimme en lastige zoon autistisch. Wij hebben lang getwijfeld of we hem dit label wilden aandoen. Omdat we het zelf ook niet helemaal zeker wisten, omdat we twijfelden aan onze capaciteiten als ouders, omdat we ons afvroegen waarom iedereen een ‘normaal’ kind had en wij niet. Maar vooral ook omdat zo’n etiket je hele leven lang blijft kleven. Ga je eenmaal als autistisch de boeken in, dan sta je voortaan bekend als Rain Man. Ook als je níet in één oogopslag ziet hoeveel lucifers er in een doosje zitten, of als je níet dwangmatig 600 keer per dag je handen moet wassen.

July6_2014_2Als ouders gun je je kind geen etiket. Want alhoewel het meestal nodig is om adequate hulp te krijgen, is het ergens ook een degradatie van de menselijkheid van je kind. En bovendien is de weg die leidt naar dat etiket meestal lang en pijnlijk. Je hele doopceel wordt gelicht, wekenlang word je ondervraagd door een bataljon aan psychiaters, Jeugdzorg staat bij je op de stoep en er vallen termen als ‘opvoedondersteuning’ en ‘video hometraining’. Op z’n zachtst gezegd loopt het ouderlijk zelfvertrouwen daarvan een flinke deuk op. Ondanks het hardnekkige idee dat kinderen zelfs door de groentenman gediagnosticeerd kunnen worden, gaat het plakken van psychologische etiketten niet zonder slag of stoot. Daar zijn regels en richtlijnen voor en niet iedereen die een foldertje over psychiatrie heeft gelezen mag aan het diagnosticeren slaan. Zijn er heden ten dage meer kinderen met een stoornis dan vroeger? Als je puur naar de cijfers kijkt is dat misschien zo. Maar zou dat wellicht ook komen doordat men 20 jaar geleden nog niet eens wist wat autisme of ADHD was? Ja, je had weleens een raar kind, zo eentje die alleen maar wiegend in de foetushouding in een hoekje zat en je niet aankeek. Of zo’n kind dat zo druk was dat dagelijks de Duplo door de kamer vloog. Die dreef z’n ouders dan tot wanhoop en werd van school afgetrapt. Een ‘lastig kind’ heette dat in de volksmond. En op volwassen leeftijd promoveerde die dan tot dorpsgek.

Het mooie van evolutie is dat we als mensheid steeds meer te weten komen, steeds meer leren. Over de wereld, maar ook over onszelf. En dus is er de laatste jaren een enorme slag gemaakt in het herkennen en behandelen van aandoeningen, zowel fysiek als psychologisch. Er zijn, helaas, steeds meer mensen met kanker. Steeds meer mensen met Multiple Sclerose, reuma of migraine. En er zijn ook meer kinderen met autisme, ADHD en andere vervelende stoornissen. Op papier in ieder geval. Want vroeger waren die kinderen er ook. Alleen hadden we geen hokje om ze in te stoppen en geen internetfora om over ze te praten. De vooruitgang heeft de gekken uit de kast gekregen en daar is blijkbaar niet iedereen het mee eens.

Maar maakt u zich niet druk hoor, ze zijn er heus nog, die ‘normale’ kinderen. De speeltuinen en woonwijken zitten er vol mee. Dus gelukkig zijn er blijkbaar nog steeds ouders die wél weten hoe ze moeten opvoeden. Misschien is het verstandig als ik eens een tijdje bij die mensen in de leer ga. Per slot van rekening heb ik zeeën van tijd over nu ik de zorg voor Terrorist nr. 1 lekker aan andere mensen kan overlaten. Of beter nog, anders geef ik hem een keer een weekje mee aan een stel van die ultieme opvoeders. Dan is hij vast binnen no time van zijn etiketje af. Tenslotte is het gewoon een kwestie van disciplineren. Toch…?

Share

Wie de schoen past…

Laatst las ik op een forum een stuk van een moeder wiens 4-jarige dochter voor het eerst naar school was gegaan. Het meisje had zich er al weken erg op verheugd, maar kwam helaas van een koude kermis thuis. Zij kwam in een klas met 40 kleuters terecht en werd verondersteld hierin zonder problemen te leren en te functioneren. Het kind kwam vervolgens iedere dag huilend en totaal overprikkeld thuis. Het is hierbij belangrijk op te merken dat dit meisje een normaal kind was, verstoken van etiketjes zoals ADD, ASS, MCDD, om maar eens met een paar ontwikkelingsstoornissen te smijten. Ik kan het dit grietje niet kwalijk nemen. Ik moet dagelijks functioneren in het gezelschap van slechts twéé peuters en aan het eind van de dag heb ik met grote regelmaat last van ernstige prikkelverwerkingsproblematiek. En dan hoef ik nog niet eens de hele dag op commando kabouters te vouwen in de knutselhoek, dus eigenlijk snap ik sowieso niet dat dat kind van pure stress nog niet in een dwangbuis afgevoerd hoefde te worden.

June4_2014_5In 2015 gaat de wet op het ‘Passend Onderwijs’ in. Dat houdt in dat een groot deel van de zogenaamde ‘zorgleerlingen’ in Nederland verbannen wordt naar het regulier onderwijs. Verbannen ja, want ondanks de agressieve propaganda van de overheid om deze maatregel als iets goeds te doen overkomen, is het alles behalve een positieve ontwikkeling. Terrorist nr. 1 is zo’n ‘zorgleerling’. Hij heeft namelijk een Autisme Spectrum Stoornis en zou op een reguliere basisschool direct verzuipen. Nou ben ik van mening dat zelfs de meest doorsnee kleuter spontaan een post traumatische stress stoornis zou ontwikkelen in een klas met maar liefst 40 andere kinderen, maar voor kinderen zoals Terrorist nr. 1 is het gewoon pure marteling. Op de speciale school waar hij momenteel naartoe gaat, zit hij in een klas met zes andere kinderen. Er zijn twee leerkrachten en er is dus veel individuele begeleiding en aandacht. En hoewel hij het daar goed doet, komt hij nog regelmatig doodmoe en gespannen thuis. Omdat het zo druk in zijn hoofd is. Omdat hij van het minste geluid, de kleinste beweging van een klasgenootje al een overdosis aan prikkels binnen krijgt. Simpel gezegd: omdat hij nou eenmaal geen regulier kind is.

Over een paar maanden zullen niet de daarvoor opgeleide professionals, maar de gemeenteambtenaren moeten bepalen welk kind nog recht heeft op een speciale zorgplek. De reguliere scholen worden geacht kinderen met leerproblemen, ontwikkelingsstoornissen en gedragsproblemen op te vangen en op een adequate manier te onderwijzen en te begeleiden. Het feit dat er mensen jarenlang intensief worden opgeleid om om te gaan met dergelijke complexe psychosociale problematiek doet bij de de dames en heren beleidsmakers blijkbaar geen belletje rinkelen. Een kind met een stoornis zoals die van Terrorist nr. 1 is niet gebaat bij een normale leerkracht die een boekje heeft gelezen over autisme. Niet omdat die leerkracht niet kundig en welwillend zou zijn, maar gewoon omdat autisme iets is wat een zeer gerichte en bovendien vaak ingewikkelde aanpak vereist. Het is vrijwel onmogelijk om een autist klaar te stomen voor de maatschappij als je je daar niet langdurig in verdiept hebt en bovendien daarnaast ook nog een klas vol andere jeugdigen tot fatsoenlijke en sociaal aangepaste volwassenen moet zien te kneden. Afgezien van het feit dat ik sowieso zwaar ongeschikt ben om wie dan ook te onderwijzen, ben ik blij dat ik heden ten dage geen leerkracht ben. Van het vooruitzicht op de nieuwe wet alleen al zou ik namelijk per direct burn out raken.

Het maatschappelijk protest tegen het plakken van etiketjes op kinderen wordt steeds luider. De Ritalin zou niet aan te slepen zijn en voor veel ouders is het hebben van een autistisch kind wel een makkelijk excuus voor hun falende opvoeding. En dat allemaal van onze belastingcenten. Je hoort het de mensen bijna denken als ze je je kind zien afzetten bij het speciale schooltje waar al dat lastige grut door hun ouders gedumpt wordt. Dichtdraaien die geldkraan, roept dus de overheid. Geen enkele reden dat een ADD’er of een autist niet naar een normale school kan. Gewoon een beetje harder disciplineren en dan komt het voor de bakker. En bovendien, wie niet mee kan met de stroom, heeft eigenlijk gewoon driewerf pech. Het sociaal-democratisch gedachtegoed is al jaren geleden een tragische dood gestorven in Nederland, dus het principe van één voor allen, allen voor één is al lang achterhaald. Survival of the Fittest is het credo. Darwin zou er zijn vingers bij aflikken. Vadertje Drees zou zich echter omdraaien in zijn graf.

Ik hoop dat de hoogwaardigheidsbekleders plezier zullen hebben van alle euro’s die ze vanaf volgend jaar over de ruggen van heel veel ongelukkige en worstelende kinderen zullen verdienen. Laat ze er maar even van genieten, want ik vrees dat de roes van korte duur zal zijn. Over niet al te lange tijd zal de Nederlandse maatschappij zich namelijk geconfronteerd zien met een hoop overspannen leerkrachten en daarnaast een hele generatie getroubleerde, problematische en daarmee geld verslindende tieners en jong volwassenen. Dat dat drie keer zoveel gaat kosten als er nu bezuinigd wordt met het Passend Onderwijs, daar laten we voor het gemak gewoon maar even een sterk staaltje struisvogelpolitiek op los. Aan de gevolgen van hun acties denken de dames en heren in het pluche maar liever niet. Als de instant bevrediging maar goed is. Penny wise, pound foolish. Voor ironie hoef je niet ver te zoeken: eigenlijk zijn het net autistische kleuters, daar in het torentje.

Share

1 25 26 27 28 29 35