Beam me up, Scotty (deel 2)

BeammeupScotty_2Terwijl ik langzaam de MRI scanner in word geschoven, bedenk ik me hoe snel de tijd eigenlijk gaat. Het is alweer ruim een half jaar geleden dat ik voor het eerst in deze gonzende metalen buis verdween en toch voelt het als de dag van gisteren. Toen wist ik alleen nog niet dat ik vanaf die dag officieel ziek zou zijn. Dat er littekens op mijn hersenen zaten, die ervoor zorgden dat ik me al een tijd zo raar voelde. Dat ik een paar dagen na die eerste scans levenslang van de neuroloog zou krijgen. Multiple Sclerose. Nu zit ik midden in mijn derde aanval. Mijn armen en benen voelen zwaar en pijnlijk tegen het koele plastic bed van de scanner. Terwijl de machine begint te dreunen open ik langzaam mijn ogen. Ik zet me even schrap, maar dat claustrofobische gevoel overvalt me dit keer niet. Volkomen rustig lig ik in mijn zoemende cocon. Blijkbaar is het met MS net als met zoveel dingen: het went verbazend snel.

Een paar dagen geleden zat ik te werken. De woorden verschenen op het scherm, tegelijkertijd met de pijn die langzaam via mijn handen omhoog gleed. In eerste instantie had ik het niet eens door, heel zachtjes kropen de steken onder mijn huid. Sluipend, fluisterend bijna, ongemerkt. Totdat de signalen ook mijn hersenen bereikten en het besef neerdaalde. Mijn handen stokten boven het toetsenbord, heel even verstijfd, geschrokken. Ik keek over mijn schouders, alsof er iemand stond. Schudde mijn hoofd, in een poging de MS, die nieuwe aanval, van me af te schudden. Want dat was het, een nieuwe aanval. Na een paar keer weet je het, voel je wanneer het meer is dan alleen dat zeurende gevoel. Wanneer het zich uit zal breiden tot wat de artsen zo mooi een ‘Schub’ noemen. Nogmaals schudde ik mijn hoofd, als in een ontkenning en ging hardnekkig door met typen. Mijn trillende handen negerend, stapte ik een paar uur later naast manlief in bed. Wat je niet ziet, bestaat niet.

Die nacht word ik wakker. In eerste instantie weet ik niet waarvan. De Terroristen zijn stil, manlief slaapt rustig naast me. Als ik opsta is het echter meteen duidelijk. Ik moet me vasthouden aan het nachtkastje als de eerste pijnscheuten door mijn benen schieten. Inwendig vloekend schuifel ik over de donkere overloop naar de badkamer en trek de deur achter me dicht. In de spiegel kijk ik mezelf aan. Mijn ogen staan mistig, ik weet dat de duizeligheid nu niet lang meer op zich laat wachten. Hopelijk valt het dit keer mee, hoeft manlief me de komende dagen niet de trap af te helpen. Als ik het de volgende ochtend aan hem vertel, spreekt hij uit wat ik ook denk: de derde aanval in een half jaar. Is dat niet heel veel? Maar ik verzeker hem dat dat heus niks zegt. Terwijl ik hem nakijk als hij het erf afrijdt, op weg naar zijn werk, hoop ik dat ik gelijk heb. Maar ergens knaagt het.

Gelukkig valt het dit keer inderdaad mee. Ja, ik heb pijn. Ja, ik ben duizelig. Maar het is te doen. Ik loop niet tegen deurposten aan, laat niet ons halve servies op de keukenvloer kapot vallen. Dit keer hoeven we gelukkig geen nieuwe glazen te kopen. Warmtecompressen op mijn armen halen de scherpe randjes van de pijn af en alhoewel het voelt alsof mijn hoofd vol watten zit en ik af en toe niet uit mijn woorden kom, zie ik in ieder geval niet dubbel. Een gouden randje aan een donkere wolk. De waas voor mijn ogen verdwijnt na een paar dagen en ik zie mijn moeder opgelucht adem halen. “Je ziet er weer normaal uit” zegt ze en ik knik. Zo voelt het ook. Onder mijn huid zeurt het nog steeds, maar ik voel mijn lichaam weer bij me terug komen. Overwinning. Ook dit keer weer.

Maar als de MRI scanner een paar dagen later mijn hersens in kaart brengt, is de pijn er nog steeds. Weliswaar op de achtergrond, maar het is er wel. Hoewel het onderzoek me niet meer bang maakt, doet die pijn dat stiekem wel. Zijn dit de gewoon nog de restanten van de Schub, of heb ik dit keer toch niet gewonnen? Zal dit de eerste keer zijn dat ik niet helemaal herstel? Zo snel al? Een half jaar, zes maanden pas. Ik had gerekend op nog minstens 20 jaar van overwinnen. Ik ben boos, voel hoe mijn handen zich samen knijpen, terwijl ik doodstil zou moeten blijven liggen. Ik heb recht op nog 20 jaar overwinnen. Vind ik. Wat als de scan straks meer plekken laat zien? Wat als ik straks weer tegenover de neuroloog zit? Ik wil dat gesprek niet voeren. Dat gesprek, dat ik pas voor over zoveel jaar had gepland. Rot op met die medicijnen en over die rolstoel wil ik het al helemaal niet hebben. Zo ver zijn we nog lang niet. Toch?

Als ik uit de MRI ruimte kom, springt manlief op uit de stoeltjes in de wachtkamer. Hij slaat zijn arm om me heen. Wanneer we het ziekenhuis verlaten licht de zon de stad om ons heen op. Letterlijk geen vuiltje aan de lucht, strakblauw, oogverblindend. Alsof er niks is om je zorgen over te maken. “Wat denk je?” vraagt manlief aarzelend en ik kan niets anders dan mijn schouders ophalen. Ik weet het niet. Over een week gaat de telefoon. Tot die tijd is er alleen de herfstzon. Tot die tijd mag ik nog even doen of ik mijn trillende handen niet zie. Want misschien maak ik me zorgen om niks. Ignorance is bliss.

Share

De roze wolk

Een vriendin van mij heeft recent een kind gekregen. Een prachtig mooi, gezond, klein meisje. Groeit als kool, ontwikkelt zich dat het een lieve lust is. Geen vuiltje aan de lucht. Of toch wel? “Soms vraag ik me af waarom ik een kind wilde”, vertelt ze me opeens met neergeslagen ogen en ik kan het schuldgevoel in haar woorden horen. “Ik geniet niet van haar”. Flashback. In mijn hoofd schiet ons eerste jaar met Terrorist nr. 2 voorbij. Het huilen, krijsen, gillen. Een wriemelende baby die niet te kalmeren is. De vermoeidheid, wanhoop, frustratie. De rillingen lopen over mijn rug. Genieten. Wie dat woord ooit in verband heeft gebracht met kleine babies, mag wat mij betreft opgeknoopt worden. Ik zou haar willen vasthouden en zeggen dat het niet geeft. Dat het geen schande is om je zo te voelen. Dat het je geen slechte moeder maakt. En dat het over gaat. Echt waar. Ook als die wolk zo zwart is, dat er zelfs geen roze randje meer aan zit.

In de maatschappij heerst nog steeds het hardnekkige beeld van de pas bevallen, zielsgelukkige moeder. De moeder die, rozig en zonder pijn in haar geradbraakte lijf, met haar verse baby in het kraambed ligt. De moeder die zingend ‘s nachts poedermelk in flesjes staat te schudden. De moeder bij wie het nimmer aflatende gehuil van haar baby als muziek in de oren klinkt en die de zoveelste spuitluier naar roosjes vindt ruiken. De oermoeder. Dat is namelijk hoe het hoort. Hoe we het graag zien. De hormonaal getergde, zweterige en vermoeide moeder bestaat niet. Jammer, want ik had in mijn tweede kraambed best graag willen weten dat ik niet alleen op de wereld was. Dan had ik me misschien wat minder godsgruwelijk eenzaam en ontaard gevoeld.

DerozewolkTijdens de zwangerschap van Terrorist nr. 1 heb ik heus weleens aan mijn capaciteiten als toekomstige moeder getwijfeld. Me afgevraagd of ik wel echt die zo gehypte golf van liefde zou voelen zodra ik mijn kind in mijn armen had. Maar toen Terrorist nr. 1 na 48 uur bevallen eindelijk op mijn buik lag, plakkerig, enigszins blauw en met het uiterlijk van een oud gerimpeld mannetje, was ik moeder. Een onzekere, onhandige moeder, maar wel echt een moeder. Compleet met oxytocine-high en beschermende oergevoelens. Bij Terrorist nr. 2 zou het dan ook wel een herhaling van zetten worden, dacht ik toen ik voor de tweede keer met kind geschopt was. Vol vertrouwen waggelde ik na ruim 40 weken zwangerschap, in het holst van de nacht, met gebroken vliezen het ziekenhuis in. De bevalling verliep soepel en onze dochter gleed zonder moeite de wereld in. En ik de zwarte wolk op.

Wie was dit kind, met die kop vol zwarte haartjes en dat snerpende gehuil? Terwijl ik haar in mijn armen gedrukt kreeg en manlief geëmotioneerd “Wat een lief meisje” hoorde zeggen, kon ik alleen maar denken: “Kan iemand dat kind meenemen? Ik ben moe”. Ik was geschokt door mijn eigen hersenspinsels, maar kon ze ook niet van me afschudden. Die nacht lag ik alleen met mijn pasgeboren baby op de kraamafdeling. Manlief mocht niet bij ons blijven. En ze huilde. Een rood aangelopen, kronkelend wezentje dat tegen me aan lag. Mijn dochter. Maar ik herkende haar niet. Voelde niks. De vier maanden daarna zijn een soort waas. Ik weet alleen nog dat er gehuil was. Vermoeidheid. Frustratie. Stil schuldgevoel.

Het is blijkbaar taboe om te zeggen dat het met dat genieten wel meevalt. Dat je er geen genoegen uit haalt iedere dag 18 uur naar het hemeltergende gekrijs van je pasgeboren baby te luisteren. Dat je er niet vrolijker op wordt als je de zoveelste nacht wéér maar 2 uur geslapen hebt. En dat je zo langzamerhand permanent migraine hebt van al die zogenaamde kraamtranen, die nu toch echt al langer dan de geaccepteerde week stromen. Terwijl ik Terrorist nr. 2 midden in de nacht sussend rond droeg, mijn oren suizend van het aanhoudende gegil, vroeg ik me af waarom ik ook alweer een tweede kind wilde. Waarom ik niet terug kon in de tijd, toen alleen Terrorist nr. 1 er nog maar was en dat gillende mormel in mijn armen gewoon niet bestond. En als ze dan eindelijk stil was, uitgeput door haar eigen geschreeuw, kwamen de tranen. Mijn tranen. Om de ontaarde moeder die ik was. De moeder die niet van haar eigen kind hield.

Was het een postnatale depressie? Een hormonale vlaag van verstandsverbijstering? Ik weet het eigenlijk niet, want erover praten leek me geen optie. Uit schaamte, verdriet en schuldgevoel. Je gaat tenslotte niet tussen de beschuiten met muisjes door vertellen dat je die baby in dat wiegje eigenlijk helemaal niet zo leuk vindt. Dat je soms overweegt om de wandelwagen in het park te laten staan en heel hard weg te rennen. Dat vindt de kraamvisite namelijk niet zo leuk om te horen. Die andere moeders bij het Consultatiebureau zien er allemaal zo gelukkig uit. En je vriendinnen zaten drie weken na de bevalling alweer stralend aan de cappuccino’s in de stad. Je zult dus wel de enige zijn. De enige die zich niet helemaal een slag in de rondte geniet. En het moet natuurlijk wel gezellig blijven.

RozewolkNa ongeveer vier maanden boog ik me op een dag over het wiegje om Terrorist nr. 2 op te pakken. Ze keek me aan en glimlachte breed en stralend. En opeens ging er een knop om. In mijn hoofd, in mijn hart. Alsof iemand plotseling het licht had aangedaan. De mist trok op, ik zag mijn kind. En zij zag mij. Herkenning. Het huilen was niet over. De nachten waren nog steeds kort. Maar denken dat je niet van je eigen kind houdt, is erger dan het ergste huilen. Proberen op die roze wolk te klimmen, maar er telkens weer vanaf vallen, is vermoeiender dan de meest doorwaakte nachten. Trillend van opluchting drukte ik dat kleine meisje tegen me aan. Begroef mijn hoofd in haar nekje en snoof haar geur op. Vier maanden na haar geboorte was ik eindelijk mijn dochters moeder.

De roze wolk. Je hebt geluk als hij boven je kraamsuite hangt, maar voor hetzelfde geldt heb je kans op hevige hormonale neerslag. Misschien is het daarom handig om de weersverwachting iets realistischer te maken. Dan hoeven de moeders bij wie de zon niet schijnt zich een klein beetje minder ellendig te voelen. Als we af en toe eens tegen elkaar durven zeggen: “Zwaar hè, zo’n baby?”. Of: “Ik word knettergek van dat gejank”. Als we durven toegeven dat er soms gewoon weinig te genieten valt. En dat dat niet erg is. Omdat het niet betekent dat je niet van je kind houdt als je die eerste maanden niet dronken bent van geluk, maar eigenlijk liever met een flinke borrel in het café zou zitten, in plaats van thuis aan de borstvoedingsthee. Want echt, je bent niet de enige.

Share

Comazuipen tussen de koeien

ComazuipentussendekoeienOnlangs stond er een artikel in de krant over de zogenaamde ‘zuipketen’, die tegenwoordig blijkbaar als paddenstoelen uit de grond schieten in provinciaal Nederland. Het fenomeen is niet geheel nieuw. Al jaren verpozen plattelandsjongeren zich in het weekend op de welbekende schuurfeesten, georganiseerd in een leegstaande varkensstal in de tuin van het ouderlijk huis, waar pa en ma gedienstig elke zaterdag de kratten bier naar binnen dragen. Onder het mom van ‘dan hebben we er tenminste zicht op’. Nadat er herhaaldelijke malen een boerenzoon of dochter met een alcohol delirium op de eerste hulp van het streekziekenhuis belandde, is er over dergelijke vrijetijdsbesteding al het nodige te doen geweest. Echter, blijkbaar is het moeten laten leegpompen van je maag niet afschrikwekkend genoeg voor de landelijke jongere. De zuipkeet gaat namelijk nog een stap verder dan de bierschuur.

In plaats van je flesje lauwe Heineken uit een schimmelige koelbox te moeten vissen, haal je in de zuipkeet je bacardi-cola bij een heuse bar. De dreunende technoklanken worden verzorgd door een dj met mengpaneel en pissen doen je niet buiten tegen een boom, maar gewoon op een officieel toilet. Ja, de zuipkeet is van alle gemakken voorzien. De meeste mensen zijn nog steeds in de veronderstelling dat je in de stad een groter risico loopt je kind op enig moment achter te moeten laten bij de afkickkliniek dan op het platteland. Je zou dan ook denken dat ik als moeder opgelucht adem haal nu ik mijn gezin uit de stad heb weggerukt, maar zo langzamerhand begin ik me af te vragen of we toch niet beter een appartement hadden kunnen huren boven de Escape op het Rembrandtplein.

Ik ben opgegroeid in het centrum van Amsterdam. Volgens vele plattelandsouders het Sodom en Gomorra van Nederland. Tot mijn grote puberale verontwaardiging mocht ik van mijn ouders niet uit. Mijn vriendinnen trouwens ook niet. En dus hielden wij als 16-jarigen op zaterdagavond nog steeds pyjamafeestjes en keken we stiekem naar ‘Sex voor de Buch’ op tv. Zelfs toen ik al op kamers zat en mijn vader er op een kwade dag achter kwam dat ik op een zaterdagnacht tot 03.00 uur in een kroeg had gestaan, ontstak hij nog steeds in blinde woede. Let wel: ik was inmiddels 19 jaar, woonde al twee jaar op mezelf en had die avond welgeteld drie spa’tjes rood gedronken. Drinken deed ik namelijk ook vrijwel niet tot ik ruim 21 jaar was. Het verbaasde mij dan ook dat mijn studiegenoten, bijna allemaal afkomstig uit kleine dorpjes, op hun 13e in het weekend thuis op de bank, onder het genot van een aflevering van Lingo, al rijkelijk aan de Bacardi Breezers zaten. En dientengevolge tijdens de introductieweek van onze studie dus níet na één wijntje katjelam onder de tafel lagen, zoals ik.

Is het wel allemaal zo veilig en onschuldig op het platteland, of houden we onszelf buiten de Randstad een beetje voor de gek? Waar komt toch het idee vandaan, dat je je puberzoon, bij wie het babydons nog op de wangen glinstert, beter zélf van zijn eerste vaasje bier kunt voorzien, dan dat hij van de lokale uitbater zijn eerste slok alcohol krijgt? Tenslotte is het zo dat die kroegbaas wettelijk verplicht is je minderjarige kroost drank te weigeren en dus zullen de dames en heren stappende pubers hun uitgaansavonden van rechtswege door moeten komen op een glaasje priklimonade. Inderdaad, als je op je eigen erf heel ruimdenkend Pasoa-jus schenkt, heb je er zicht op. Maar hoeveel zicht heb je als ouder op wat die heel gecontroleerde drankjes eigenlijk met het onvolgroeide brein van je kind doen? Hoeveel zicht heb je op hun vermogen de risico’s van alcoholgebruik in te kunnen schatten? En trouwens, het zicht op een dozijn kotsende koters in je net geplante begonia’s lijkt me ook niet bijzonder prettig, maar dat terzijde.

Het Nederlands Instituut voor Alcoholbeleid hees al meerdere keren de rode vlag, maar de plattelandsbevolking lijkt er niet van onder de indruk en draait de tap nog een slagje verder open. Als Amsterdammer verbaas ik me over het gemak waarmee jongeren op het oh zo behouden platteland laveloos in de greppel kunnen belanden. Ik zal wel een grootstedelijke zeikerd zijn, maar waarom kan ik in Amsterdam geen fles wijn kopen bij de Albert Heijn zonder mijn paspoort te moeten trekken, maar zou Terrorist nr. 1 bij de plaatselijke Achterhoekse buurtsuper bij wijze van spreken een fles Jack Daniels bij zijn doosje rozijntjes kunnen afrekenen? Is het verwonderlijk dat zoveel jongeren uit kleine gemeenten problemen krijgen met alcohol en drugs? Als je op je eerste verjaardagsfeestje in de brugklas door de wiet al roze olifanten ziet in je glaasje bessen met ijs, vind ik het eigenlijk niet zo vreemd dat je op een gegeven moment een beetje door het lint gaat. Het is weliswaar zo dat we maar een beperkt deel van onze hersenen gebruiken, maar als je je functionerende grijze cellen dan voor je 18e al geruime tijd hebt laten weken in een badje van verdovende middelen, rest je inderdaad weinig anders meer dan de rest van je leven bollen pellen in de kassen naast het huis van je ouders.

June7_2014_7De Terroristen zijn nog jong, dus voorlopig schenken we op de boerderij alleen nog maar aanmaaklimonade. Het kan zijn dat ze hun eerste keer dronkenschap ietwat vroegtijdig zullen beleven door het eten van overrijpe pruimen uit de boomgaard, maar dat is dan een ongelukje. Ik zal in ieder geval niet willens en wetens alcohol uit eigen tuin serveren als er eens een vriendje komt spelen. Als ze later zo nodig naar een schuurfeest willen, stel ik het kippenhok wel open. Ik wil zelfs nog wel over mijn hart strijken en er een oud cassettedeck neerzetten, maar veel wilder gaat het toch niet worden. Een glaasje biologische appelsap kunnen ze krijgen en om 22.00 uur gaan alle pubers met de kippen op stok. We hebben Amsterdam dan weliswaar achter ons gelaten, maar dat wil niet zeggen dat ik ook mijn stedelijke principes vaarwel heb gezegd. Ik denk dat ik de ouderlijke scepter wat dit betreft toch stads blijf zwaaien. Liever een grootstedelijke zeikmoeder, dan straks mijn kinderen moeten inchecken in de plaatselijke afkickkeet.

Share

Sociaal gemankeerd

SociaalgemankeerdSteeds vaker begin ik me ernstig zorgen te maken over Nederland. Deels komt dat waarschijnlijk omdat ik de dertig gepasseerd ben, dientengevolge last heb van nostalgische oprispingen en dus denk dat vroeger alles beter was, maar voornamelijk omdat het sociale gezicht van ons land tegenwoordig ver te zoeken is. Deze week las ik het bericht dat de Tweede Kamer heeft ingestemd met het voorstel voor het invoeren van een leenstelsel voor studenten. Dat betekent dat de basisbeurs vanaf volgend jaar een tragische dood sterft en studenten voortaan helemaal zelf in de buidel kunnen tasten om zich van een gedegen opleiding te kunnen voorzien. Ik hoop maar dat manlief en ik volgende maand toch echt eens die Oudejaarsloterij winnen, want anders vrees ik dat de Terroristen in het nieuwe jaar hun eerste krantenwijk moeten gaan lopen, willen ze later dat felbegeerde papiertje in hun zak kunnen steken. Hun sneue modale ouders kunnen het namelijk gewoon niet betalen.

Wat is er in vredesnaam aan de hand in ons land? Zorgpremies rijzen de pan uit, kinderen met een stoornis moeten hun rugzakjes collectief inleveren en steeds meer mensen moeten een tweede hypotheek op hun huis nemen, omdat ze anders hun kroost na de middelbare school naar het uitzendbureau moeten sturen, in plaats van naar de universiteit. En ondertussen wordt het handjevol rijke mensen in ons land alleen maar rijker. Ik weet het niet hoor, maar zou het misschien kunnen dat de balans een beetje door begint te slaan naar de elitaire, kapitalistische kant? Was het niet zo dat Nederland te boek stond als sociaal baken in de wereld? Als samenleving waarin we voor elkaar zorgden, elkaar hielpen, samen de schouders eronder zetten om een succesvolle en prettige maatschappij te creëren? In principe ben ik niet zo geneigd mijn hoofd boven het politieke maaiveld uit te steken, maar zo langzamerhand begin ik toch de behoefte te voelen om in een felrood shirt de barricade op te gaan. En dat terwijl mijn Haagse kameraden tegenwoordig een heel andere kleur lijken te kiezen.

Willen we dan echt de Verenigde Staten achterna? Misschien dat ik dan nog maar een keer moet emigreren, want ik heb drie jaar van de Amerikaanse samenleving mogen proeven en ik kan niet zeggen dat ik er bijzonder van gecharmeerd was. Er is een reden dat we onze twee kleine Amerikaantjes mee terug hebben genomen naar de Lage Landen. Zodat ze zich niet op hun 4e jaar al druk hoeven te maken over hun curriculum vitae voor de kleuterschool bijvoorbeeld. Of omdat manlief liever niet 80 uur in de week wilde werken, alleen maar om ervoor te zorgen dat we genoeg geld hadden om onze kinderen naar een ivy league school te kunnen sturen, zodat ze niet tussen de gewapende ghettogangsters op een aftandse community college terecht kwamen. En wat waren we blij dat we er pas in Nederland achterkwamen dat ik MS heb. Totdat de gepeperde rekeningen voor de MRI’s en andere onderzoeken opeens op de mat vielen. Tja, dan had ik maar gewoon geen chronische auto-immuunziekte moeten krijgen, hè. Eigen schuld, dikke bult.

Sociaalgemankeerd1Iedereen moet heden ten dage op de toppen van zijn kunnen presteren. Je komt al bijna niet meer weg met een leuk HBO’tje, want daar doen de werkgevers het tegenwoordig niet meer voor. Wil je een beetje een knappe baan veroveren, dan moet je minstens twee Master titels op je naam hebben staan en ergens een ‘High Potential Program’ gevolgd hebben. Dat betekent dan wel dat je ettelijke duizenden euro’s mag ophoesten, want een beetje afstuderen kost tegenwoordig een rib uit je lijf. Met twee avonden in de week biertjes tappen in de lokale studentenkroeg kun je misschien slechts je propedeuse bekostigen, maar wil je meer dan 40 studiepunten behalen, dan zul je je toch in Groningen bij de leningverstrekkers moeten vervoegen. Dat je daarna met het salaris van die felbegeerde baan nog steeds geen huis kunt kopen, omdat de huizenmarkt in Nederland zo hysterisch over de kop is gegaan en je bovendien eerst 35 jaar al je geld bij de studieschuldeisers mag inleveren, is nou eenmaal de prijs die je betaalt voor het grote goed van de nieuwe Nederlandse samenleving: het individualisme.

Ja, men mag het tegenwoordig lekker zelf uitzoeken. Al dat sociale gedoe kost ons tenslotte veel te veel geld en dat kunnen we beter besteden aan de aanbetaling van een vloot schitterende Joint Strike Fighters die ons land in 2017 rijk moet zijn, of het overeind houden van de banken die middels schimmige zaakjes de oudedagsvoorziening van menig 65-plusser vakkundig door de plee hebben gespoeld. Het is eigenlijk wel goed dat straks bijna niemand meer kan studeren, want dan kunnen al die jongeren gewoon het leger in. We hebben tenslotte mensen nodig om al die nieuwe straaljagers te bemannen. En voor de werkeloze pacifisten onder ons hebben we ook een mooie oplossing, want die gaan gewoon lekker mantelzorgen in onze participatiemaatschappij. Er lopen straks namelijk een heleboel demente bejaarden en autistische kinderen gewoon los op straat en die moeten we natuurlijk wel een beetje in het gareel houden, zodat de gefortuneerde elite er geen last van heeft.

Ik dacht dat ik mijn kinderen groot kon brengen in een land waar we trots op kunnen zijn. Dat ze, net als hun ouders, de mogelijkheid geboden zou worden om het beste uit zichzelf te halen, zonder dat ze daarbij afgerekend zouden worden op hun afkomst of portemonnee. Soms vraag ik me af of we toch niet beter een boerderij in Californië hadden kunnen kopen. Daar hebben ze in ieder geval Barack Obama nog, terwijl wij het hier moeten doen met de grijnzende tronies van het tweede kabinet Rutte, als we te horen krijgen dat we in het voorjaar allemaal een extra blauwe envelop op de mat mogen verwachten. Eerlijk gezegd had ik niet verwacht dat ik het op mijn 32ste al zou zeggen, maar ik ga het nu toch doen: vroeger was echt alles beter.

Share

Oerend hard

Gisteren was het zondag. De dag van de rust. We zaten dan ook om 09.00 uur ‘s ochtends nog in onze pyjama’s aan het ontbijt, toen het lieflijke gefluit van de vogeltjes buiten opeens in de kiem gesmoord werd door oorverdovend geknetter vanaf ons erf. Terwijl manlief en ik ons verslikten in onze cappuccino’s, zagen we uit onze ooghoeken een peloton motorrijders tussen de bomen voorbij schieten. In een waas van benzine en opspattende aarde vlogen ze over het maïsveld naast onze boerderij, vervaarlijk slippend langs ons konijnenhok. Help me herinneren dat ik een klachtenbrief schrijf aan onze makelaar, want manlief en ik voelen ons zwaar bekocht. De beste man is namelijk gemakshalve vergeten ons te informeren over het jaarlijks terugkerend evenement dat in onze achtertuin georganiseerd wordt. Waarschijnlijk dat de boerderij daarom ruim twee jaar te koop heeft gestaan. Toen wij bij hem aanklopten heeft hij natuurlijk zijn kans schoon gezien en ons listig in de val gelokt. Zet een paar herten in de tuin en de naïeve Amsterdammers zijn verkocht.

OerendhardMaak kennis met het Achterhoekse idee van vertier: motorcross. Je kunt hier als man kiezen tussen twee vormen van vrijetijdsbesteding: met je kameraden een plastic vogel van een hoge paal schieten, of jezelf dood rijden in een weiland op een opgevoerde motor. Nee, de Achterhoekse man is niet wars van een beetje machismo. Daar kan menig mediterrane man nog een puntje aan zuigen. Terwijl wij ons, als Amsterdamse mietjes, angstig tegen de gevel van onze boerderij drukten, hadden zich binnen afzienbare tijd minstens 500 ruwe bolsters rond ons erf verzameld. In flitsende pakken bestegen ze allemaal hun ronkende Yamaha, stootten een paar onverstaanbare oerkreten uit en schoten met piepende banden weg. Manlief dacht dat hij tegenwoordig stoer was omdat hij af en toe met een motorzaag rondloopt, maar hij heeft duidelijk nog heel wat te leren.

Terwijl wij met onze kaken op onze enkels naar dit, in onze ogen toch wel enigszins primitieve, schouwspel stonden te kijken, verschenen mijn ouders met grote ogen in de deuropening. “Wat gebeurt hier?” stamelde mijn vader verbouwereerd, de slaap uit zijn ogen wrijvend. “Opa, ik wil later ook een motor!” schreeuwde Terrorist nr. 1 boven het geknetter uit. “Daar komt niets van in!” was mijn moeders antwoord, terwijl ze Terrorist nr. 2 beschermend tegen zich aan drukte. “Oooh, wat gaan ze hard” riep die verrukt vanuit haar armen. Wanhopig staarde ik manlief aan. Ik vrees dat het slechts een kwestie van tijd is totdat de eerste puisterige boerenzoon zich op ons erf aandient, om onze dochter op zijn Achterhoekse stalen ros te ontvoeren. Misschien toch geen slecht idee om op termijn een luchtbuks aan te schaffen.

De logica van deze hele exercitie is ons allemaal enigszins ontgaan. Waar wij namelijk in eerste instantie in de veronderstelling waren dat het hier een op z’n minst een belangrijke regionale wedstrijd betrof, bleek dit in het geheel niet zo te zijn. Toen de mannen na ruim vier uur nog steeds dezelfde rondjes reden langs ons erf en wij inmiddels 50% van ons gehoor kwijt waren, is mijn vader maar eens verhaal gaan halen bij de buurman. Die stond al de hele ochtend genietend in zijn achtertuin te kijken en wist te vertellen dat de Achterhoekse man gewoon voor de lol een hele zondag op en neer rijdt over een een omgeploegd maïsveld. Blijkbaar hebben ze op het platteland gewoon niks beters te doen. Het zaai en oogstseizoen is tenslotte voorbij, dus ze moeten toch wat. Stomverbaasd keerde mijn vader terug en zette uit pure wanhoop de grasmaaier maar aan.

Oerendhard1“Ik ga ook motor-rijles nemen” zei manlief, terwijl hij zijn spierballen liet rollen. Met onze zoon in zijn kielzog marcheerde hij naar de schuur om de kettingzaag ter hand te nemen. Het platteland brengt blijkbaar de Neanderthaler in mijn natuurkundige naar boven.Toen aan het eind van de dag de stilte eindelijk weer neerdaalde over de Achterhoek, had manlief ook alle bomen in de tuin een kopje kleiner gemaakt. Zwetend en bedolven onder de houtsplinters keek hij toe hoe de laatste motorrijder in de ondergaande zon verdween. Langzaam trokken de wolken van stof en testosteron boven ons landgoed weer op. Terwijl mijn moeder en ik uit pure opluchting een fles wijn opentrokken, gaven manlief en Terrorist nr. 1 elkaar een high five. Ik vrees dat ik mijn mannen nu toch echt verloren ben aan het platteland.

Na enig researchen zijn we erachter gekomen dat we voortaan ieder jaar van deze rudimentaire festiviteit mogen genieten. Dat betekent dus dat mijn moeder en ik nu nog 365 dagen hebben om de volgende editie van deze barbaarse manifestatie de nek om te draaien. Ik wil me als Amsterdammer namelijk best een heel eind aanpassen aan de plattelandsnormen, maar er zijn grenzen. Manlief gaat zich morgen aanmelden bij de Achterhoekse motorclub. Ik vrees dat we lijnrecht tegenover elkaar komen te staan als straks het referendum plaatsvindt. Maar ik ben tenslotte naar het platteland verhuisd voor de rust. Liever geknetter in mijn huwelijk, dan in mijn achtertuin.

Share

1 22 23 24 25 26 35