Ik heb twee grote onzekerheden. Mijn uiterlijk en mijn capaciteiten als moeder. Ik denk dat veel vrouwen zich hierin zullen herkennen. Welke vrouw boven de dertig staat er tenslotte niet iedere morgen een half uur de beginnende kraaienpootjes uit haar ooghoeken te strijken en te knijpen in dat dijbeen, dat net iets te goed meetrilt als er op straat een vrachtwagen voorbij rijdt? Ik wel in ieder geval. Maar goed, inmiddels heb ik wel enigszins geaccepteerd dat ik er niet uitzie als Doutzen Kroes, ook niet met vier keer per week sporten en de nieuwste push-up uit de Victoria’s Secret collectie. Jammer, maar helaas. Gelukkig kun je veel camoufleren met corrigerend ondergoed van de Hema. Maar die twijfel over mijn moederschap, daarvoor is geen snelle pleister op de wond. Dus toen iemand mij laatst voor de voeten wierp dat ik ‘een te verwaarlozen factor in het leven van mijn kinderen ben’, was het bloeden helemaal niet meer te stelpen.
Het ergste was nog dat deze opmerking gemaakt werd door een andere moeder. Die dus zou moeten weten dat je dat soort dingen niet tegen je zielsverwanten zegt. Omdat een moeder pakken op haar zwakste plek, namelijk haar kinderen, gewoonweg laag te noemen is. Ik zou te weinig thuis zijn, beweerde de kwade tong en daardoor zouden mijn kinderen van mij vervreemden. Of ik moest lachen of huilen na deze opmerking, ik weet het eigenlijk nog steeds niet. Zo schokkend vind ik het dat dergelijke dingen over iemands lippen komen. Ik word met grote regelmaat beticht van ongenuanceerdheid, van het ventileren van schokkende dingen. Maar wat mij betreft halen mijn provocaties het bij lange na niet bij een dergelijke vorm van onfatsoen.
Vier jaar ben ik thuis geweest bij mijn twee Terroristen. Heb ik ze gevoed, gewiegd, verschoond. Heb ik gevochten met artsen in kinderziekenhuizen, gesprekken gevoerd met kinderpsychiaters. Formulieren ingevuld en verklaringen opgesteld. Handjes vastgehouden en snotneusjes afgeveegd. Liedjes gezongen voor het slapen gaan. Geknuffeld en gekust. Gezegd hoeveel ik van ze houd. En dat doe ik nu nog steeds. Alleen ben ik nu ook af en toe niet thuis. Want dan ben ik op kantoor. Omdat ik moeder ben, maar na vier jaar af en toe wel weer wat anders wil zijn. Werknemer bijvoorbeeld. Collega. Mens. Maar blijkbaar zullen mijn kinderen zich over niet al te lange tijd afvragen wie toch die mevrouw is die op zondag het vlees komt snijden. Auw. Dat doet pijn.
En dan realiseer ik mij opeens hoe belachelijk het is. Dat ik een slechte moeder zou zijn. Want, hoe is dat in godsnaam mogelijk? Als je kindjes hebt die eruit zien zoals die van mij? Blond, blozend, blij? Autistisch en met pijn, maar toch altijd vrolijk in het leven. Die tegen elkaar zeggen dat ze elkaars beste vriendje zijn en hand in hand over het schoolplein lopen? Die weliswaar vaak ruzie hebben, maar ook niet zonder elkaar kunnen? En bovenal: die tegen mij zeggen dat ze me zo lief vinden? En dat ik de beste mama ben. Ook als ik twee dagen achter elkaar laat thuis ben en ze dus niet in heb kunnen stoppen. Misschien dat dat betekent dat ik toch wel iets goed heb gedaan. Blijkbaar zit ik net zo diep verankerd in hun hart, als zij in dat van mij. Omdat ik hun moeder ben en zij mijn kinderen. En omdat ze weten dat ik van ze houd, er voor ze ben. Ook als we soms niet bij elkaar zijn. Want we horen bij elkaar. En dat weten ze gewoon.
Een moeder kwetsen, dat is makkelijk. Want je hoeft maar naar haar kinderen te wijzen en het schuldgevoel stroomt al uit haar poriën. En dus is het gemeen en heel erg laf. Want waarom zout wrijven in een wond die toch al open ligt? Een wond die misschien alleen maar dicht gaat, als we elkaar als moeders steunen, de hand reiken en de ruimte te geven. Want dat schuldgevoel, dat krijg je er met elke baby echt al gratis bij. Dus dat hoeven we elkaar niet aan te praten. Moeder zijn is leven met vertwijfeling en met onzekerheid. En oh ja, ook met nog meer extra putten in die eerder genoemde dijen. Dus om complexen zitten we heus niet echt verlegen.
Er zijn maar weinig ‘slechte moeders’. Ik ken ze in ieder geval niet. Er zijn wel veel verschillende moeders. Werkende moeders, thuisblijfmoeders, knutselmoeders, bezorgde moeders, stoïcijnse moeders en ga zo nog maar even door. Verschillend, maar met één ding gemeen: de liefde en inspanning voor hun kinderen. Want die hebben ze allemaal. In hun hoofd en in hun hart. Zo werkt dat namelijk als je moeder bent, op welke manier je die rol ook vormgeeft. Tegen mijn collega-moeders zeg ik daarom: je doet het goed, ik juich je toe, in plaats van je te krenken. Mijn kinderen zijn mijn zwakte, mijn pijnpunt, mijn Achilleshiel. Omdat ik emotioneel een beetje doodga, bij het idee dat ik het voor hen niet goed genoeg zou doen. Bij nader inzien denk ik: dat maakt mij een goede moeder. En dus alles behalve te verwaarlozen.