Een vriendin van mij heeft recent een kind gekregen. Een prachtig mooi, gezond, klein meisje. Groeit als kool, ontwikkelt zich dat het een lieve lust is. Geen vuiltje aan de lucht. Of toch wel? “Soms vraag ik me af waarom ik een kind wilde”, vertelt ze me opeens met neergeslagen ogen en ik kan het schuldgevoel in haar woorden horen. “Ik geniet niet van haar”. Flashback. In mijn hoofd schiet ons eerste jaar met Terrorist nr. 2 voorbij. Het huilen, krijsen, gillen. Een wriemelende baby die niet te kalmeren is. De vermoeidheid, wanhoop, frustratie. De rillingen lopen over mijn rug. Genieten. Wie dat woord ooit in verband heeft gebracht met kleine babies, mag wat mij betreft opgeknoopt worden. Ik zou haar willen vasthouden en zeggen dat het niet geeft. Dat het geen schande is om je zo te voelen. Dat het je geen slechte moeder maakt. En dat het over gaat. Echt waar. Ook als die wolk zo zwart is, dat er zelfs geen roze randje meer aan zit.
In de maatschappij heerst nog steeds het hardnekkige beeld van de pas bevallen, zielsgelukkige moeder. De moeder die, rozig en zonder pijn in haar geradbraakte lijf, met haar verse baby in het kraambed ligt. De moeder die zingend ‘s nachts poedermelk in flesjes staat te schudden. De moeder bij wie het nimmer aflatende gehuil van haar baby als muziek in de oren klinkt en die de zoveelste spuitluier naar roosjes vindt ruiken. De oermoeder. Dat is namelijk hoe het hoort. Hoe we het graag zien. De hormonaal getergde, zweterige en vermoeide moeder bestaat niet. Jammer, want ik had in mijn tweede kraambed best graag willen weten dat ik niet alleen op de wereld was. Dan had ik me misschien wat minder godsgruwelijk eenzaam en ontaard gevoeld.
Tijdens de zwangerschap van Terrorist nr. 1 heb ik heus weleens aan mijn capaciteiten als toekomstige moeder getwijfeld. Me afgevraagd of ik wel echt die zo gehypte golf van liefde zou voelen zodra ik mijn kind in mijn armen had. Maar toen Terrorist nr. 1 na 48 uur bevallen eindelijk op mijn buik lag, plakkerig, enigszins blauw en met het uiterlijk van een oud gerimpeld mannetje, was ik moeder. Een onzekere, onhandige moeder, maar wel echt een moeder. Compleet met oxytocine-high en beschermende oergevoelens. Bij Terrorist nr. 2 zou het dan ook wel een herhaling van zetten worden, dacht ik toen ik voor de tweede keer met kind geschopt was. Vol vertrouwen waggelde ik na ruim 40 weken zwangerschap, in het holst van de nacht, met gebroken vliezen het ziekenhuis in. De bevalling verliep soepel en onze dochter gleed zonder moeite de wereld in. En ik de zwarte wolk op.
Wie was dit kind, met die kop vol zwarte haartjes en dat snerpende gehuil? Terwijl ik haar in mijn armen gedrukt kreeg en manlief geëmotioneerd “Wat een lief meisje” hoorde zeggen, kon ik alleen maar denken: “Kan iemand dat kind meenemen? Ik ben moe”. Ik was geschokt door mijn eigen hersenspinsels, maar kon ze ook niet van me afschudden. Die nacht lag ik alleen met mijn pasgeboren baby op de kraamafdeling. Manlief mocht niet bij ons blijven. En ze huilde. Een rood aangelopen, kronkelend wezentje dat tegen me aan lag. Mijn dochter. Maar ik herkende haar niet. Voelde niks. De vier maanden daarna zijn een soort waas. Ik weet alleen nog dat er gehuil was. Vermoeidheid. Frustratie. Stil schuldgevoel.
Het is blijkbaar taboe om te zeggen dat het met dat genieten wel meevalt. Dat je er geen genoegen uit haalt iedere dag 18 uur naar het hemeltergende gekrijs van je pasgeboren baby te luisteren. Dat je er niet vrolijker op wordt als je de zoveelste nacht wéér maar 2 uur geslapen hebt. En dat je zo langzamerhand permanent migraine hebt van al die zogenaamde kraamtranen, die nu toch echt al langer dan de geaccepteerde week stromen. Terwijl ik Terrorist nr. 2 midden in de nacht sussend rond droeg, mijn oren suizend van het aanhoudende gegil, vroeg ik me af waarom ik ook alweer een tweede kind wilde. Waarom ik niet terug kon in de tijd, toen alleen Terrorist nr. 1 er nog maar was en dat gillende mormel in mijn armen gewoon niet bestond. En als ze dan eindelijk stil was, uitgeput door haar eigen geschreeuw, kwamen de tranen. Mijn tranen. Om de ontaarde moeder die ik was. De moeder die niet van haar eigen kind hield.
Was het een postnatale depressie? Een hormonale vlaag van verstandsverbijstering? Ik weet het eigenlijk niet, want erover praten leek me geen optie. Uit schaamte, verdriet en schuldgevoel. Je gaat tenslotte niet tussen de beschuiten met muisjes door vertellen dat je die baby in dat wiegje eigenlijk helemaal niet zo leuk vindt. Dat je soms overweegt om de wandelwagen in het park te laten staan en heel hard weg te rennen. Dat vindt de kraamvisite namelijk niet zo leuk om te horen. Die andere moeders bij het Consultatiebureau zien er allemaal zo gelukkig uit. En je vriendinnen zaten drie weken na de bevalling alweer stralend aan de cappuccino’s in de stad. Je zult dus wel de enige zijn. De enige die zich niet helemaal een slag in de rondte geniet. En het moet natuurlijk wel gezellig blijven.
Na ongeveer vier maanden boog ik me op een dag over het wiegje om Terrorist nr. 2 op te pakken. Ze keek me aan en glimlachte breed en stralend. En opeens ging er een knop om. In mijn hoofd, in mijn hart. Alsof iemand plotseling het licht had aangedaan. De mist trok op, ik zag mijn kind. En zij zag mij. Herkenning. Het huilen was niet over. De nachten waren nog steeds kort. Maar denken dat je niet van je eigen kind houdt, is erger dan het ergste huilen. Proberen op die roze wolk te klimmen, maar er telkens weer vanaf vallen, is vermoeiender dan de meest doorwaakte nachten. Trillend van opluchting drukte ik dat kleine meisje tegen me aan. Begroef mijn hoofd in haar nekje en snoof haar geur op. Vier maanden na haar geboorte was ik eindelijk mijn dochters moeder.
De roze wolk. Je hebt geluk als hij boven je kraamsuite hangt, maar voor hetzelfde geldt heb je kans op hevige hormonale neerslag. Misschien is het daarom handig om de weersverwachting iets realistischer te maken. Dan hoeven de moeders bij wie de zon niet schijnt zich een klein beetje minder ellendig te voelen. Als we af en toe eens tegen elkaar durven zeggen: “Zwaar hè, zo’n baby?”. Of: “Ik word knettergek van dat gejank”. Als we durven toegeven dat er soms gewoon weinig te genieten valt. En dat dat niet erg is. Omdat het niet betekent dat je niet van je kind houdt als je die eerste maanden niet dronken bent van geluk, maar eigenlijk liever met een flinke borrel in het café zou zitten, in plaats van thuis aan de borstvoedingsthee. Want echt, je bent niet de enige.
Anonymous
22 november 2014 at 10:11 (10 jaar ago)Woow, wat mooi en treffend beschreven! :’) Ontzettend eerlijk…Dit soort gevoelens zouden meer uitgesproken moeten/mogen worden. Het helpt zoveel als je weet dat je niet de enige bent die soms worstelt. Dank je wel. Ook al ken ik je niet: een hele dikke MoederKnuffel voor jou, Vala.
Margriet
22 november 2014 at 15:56 (10 jaar ago)Wat goed dat je hierover schrijft. En dat je het taboe durft te doorbreken. Postnatale depressie komt in allerlei vormen en maten en komt veel vaker voor dan je denkt. Mooi dat jouw vriendin bij jou haar gevoel kan delen.
Marjolijn
22 november 2014 at 23:17 (10 jaar ago)Dat eerste èchte lachje, dat was bij mij ook ‘pas’ het punt waar het licht aanging :-)
Mooi geschreven.
Sas
28 november 2014 at 16:43 (10 jaar ago)Wat vind ik dit een goed blogje! Mooi beschreven
Jessica
6 mei 2015 at 14:04 (10 jaar ago)Herkenbaar!! super dat je het taboe durft te doorbreken met dit blog!!
Sarah Morton
24 februari 2016 at 21:04 (9 jaar ago)Precies mijn zusje toen ze klein was (de lachende babyfoto).
Het is goed dat het taboe doorbroken wordt dat sommige moeders (aanvankelijk) geen liefde voelen voor hun baby.
De vraag is, hoe komt dat? Liefde is geen roze wolk, zoals veel mensen denken. Liefde is onze levensenergie. En die kan vrij stromen, of geblokkeerd raken.
Als mensen teveel liefdeloosheid tegenkomen in hun leven, dan kan de liefde in zichzelf ingedamd worden.
Misschien kun je hier iets mee?
Verder is het mijns inziens goed om je toestand te erkennen en accepteren en ook het kind zien zoals het is, zonder oordelen of verwachtingen. Het kind dicht bij je houden, zodat er een band kan ontstaan. Juist in die overgave, kan de liefde weer vrij gaan stromen en de donkere wolken wegtrekken.
Ouderschap is meestal geen sprookje. Maar wanneer je je depressief voelt of niet van je kind denkt te houden, zou ik achterhalen hoe dat komt en hulp zoeken. Dit bedoel ik in het algemeen, want die donkere periode lijkt in jouw geval verleden tijd.
Veel liefde, licht en vreugde gewenst.
Sarah
Sarah Morton
24 februari 2016 at 21:09 (9 jaar ago)Mooi geschreven en invoelbaar stuk overigens. Dat mag ook gezegd.