Archief ‘blogt over’

Shake it off

ShakeitoffHet is drie uur ‘s middags en ik heb net mijn zoon van school gehaald. We lopen het gebouw uit, richting de fiets. Op het plein van de aangrenzende basisschool zijn een paar kinderen aan het voetballen. Terrorist nr. 1 blijft staan kijken naar de spelende jongetjes. Iemand mist een bal, hij rolt naar ons toe. Terrorist nr. 1 moet erom lachen, fladdert met zijn armen van enthousiasme. Eén van de jongetjes komt naar ons toe gerend om de bal te halen. Mijn zoon kijkt hem stralend aan. “Ik wil ook voetballen, mama”, zegt hij, “ Mag ik met die jongens meedoen?”. Ik strijk hem over zijn haar en zeg dat ik het goed vind. Hij zet een stap richting het jongetje, dat inmiddels de bal tegen zich aan geklemd heeft. “Hij mag niet meedoen!” zegt het jongetje dan op luide toon, “Hij is raar”. Terwijl het jongetje er vandoor gaat met zijn bal, zie ik mijn zoon aan de grond genageld staan. “Mama, ik ben niet raar!” roept hij. Hij doet kwaad, maar ik zie dat hij eigenlijk wil huilen. Ik moet moeite doen om mijn eigen tranen tegen te houden. ‘Raar’. Dat begint dus nu al.

Mijn zoon is vier jaar. Een heel klein jongetje nog. Een kleuter. Hij is autistisch, maar tot nu toe deed dat er weinig toe voor zijn leeftijdsgenootjes. Hij was een kindje, net als ieder ander. Kleine kinderen zien geen verschillen of afwijkingen. Of misschien zien ze ze wel, maar doen ze er gewoon niet toe. Of iemand nou blank, zwart, gehandicapt of ziek is, kinderen hangen er geen waarde-oordeel aan. Je speelt met elkaar, omdat je toevallig allebei op dezelfde tijd op dezelfde plaats bent. Natuurlijk, je vindt niet iedereen even aardig, maar dat is niet omdat Jantje in een rolstoel zit, of omdat Karima toevallig uit Marokko komt. Soms klikt het gewoon niet zo. Dan trap je een balletje met een ander en verder niks. Case closed. Maar zo simpel is het leven blijkbaar al niet meer als je de gedistingeerde leeftijd van vier jaar bereikt. Hoe hard moet het leven nog worden, als je zelfs door een mede-kleuter al in het verdomhoekje gezet wordt?

“Mama, ben ik raar?” vraagt mijn zoon ‘s avonds, als hij in zijn bedje ligt. Wat zeg je tegen een klein, autistisch jongetje, dat niet begrijpt waarom hij opeens niet meer mee mag spelen, simpelweg omdat hij niet helemaal is zoals de rest? Ik ga naast hem liggen, druk mijn neus zachtjes tegen die van hem. “Kijk me aan” zeg ik tegen hem en neem zijn handje in de mijne. “Nee, jij bent niet raar. Jij bent helemaal niet raar. Dat mag je nooit meer denken”. Hij knikt, maar ik zie dat lieve hoofdje toch nog malen. Want waarom zei dat jongetje dat dan tegen hem? Waarom mocht hij dan niet mee doen? Mijn moeder-expertise laat me in de steek, ik weet niet goed wat ik moet doen. Hoe leer ik mijn kind dat hij er zijn mag, ook als anderen hem niet willen hebben? Hoe leer ik mijn kind sterker te zijn dan de wereld, die hem nu blijkbaar soms al uitlacht? Mijn zoon is nog zo klein. Moet hij zich dan echt nu al wapenen, terwijl hij zich helemaal voor niks zou hoeven te verdedigen? Ik wilde dat het wat langer had geduurd, dat hem wat langer respijt was gegund. Nog heel even zonder oordelen. Maar blijkbaar is die tijd voorbij.

Mijn zoon is niet raar. Hij is gewoon een beetje anders. Eigenlijk wil ik dat kleine etterbakje met zijn bal zijn nek omdraaien, want hoe durft hij mijn kind zo te kakken te zetten? Moet ik hem soms even vertellen dat mijn ‘rare’ jongetje waarschijnlijk drie keer slimmer is dan hij? Dat hij je precies kan vertellen hoe ons melkwegstelsel in elkaar zit, verder kan tellen dan menig bovenbouwer en bovendien nu al weet dat hij later bioloog in Afrika wordt? Mijn zoon is allesbehalve raar, thank you very much. Daar kan jij nog een puntje aan zuigen, vervelend voetbalventje. Maar nee, dat slaat natuurlijk nergens op. Dit jongetje heeft heus niet opzettelijk geprobeerd mijn zoon te kwetsen. Weliswaar kan hij misschien een lesje kleuter-etiquette gebruiken, maar kleine kinderen nemen nou eenmaal geen blad voor de mond. Terrorist nr. 1 heeft weleens een oudere, ietwat gezette dame, in een overvolle winkelstraat een ‘hele dikke meneer’ genoemd. Ook geen onverdeeld succes.

Ja, Terrorist nr. 1 is anders. Dat is voor ons geen nieuws, wij weten simpelweg niet beter. Maar nu opeens ziet ook de wereld het en dat is toch wel even slikken. Niet omdat wij ons schamen voor wie hij is, maar omdat we het voor hem zo graag makkelijker hadden gezien. Hoe mooi, slim en bijzonder ons jochie ook is, als de wereld dat niet snapt, koop je daar weinig voor. Soms kijk ik naar mijn zoon en kan bijna niet geloven dat ik zo’n mooi kind gebaard heb. Niet alleen van buiten, maar juist vooral van binnen. Ik kijk in zijn ogen en zie achter de chaos zoveel schoonheid. Zag de wereld maar wat ik zie, want het uitzicht is zo prachtig.

Tegen mijn zoon, mijn mooie, lieve, bijzondere zoon wil ik zeggen: nee jochie, nee, jij bent niet raar. Wat de wereld ook beweert. En als je niet mee mag voetballen, haal dan maar je schouders op. Trek het je niet aan, het ligt echt niet aan jou. Jouw tijd komt nog wel. Kijk in de spiegel naar hoe mooi je bent en heb vertrouwen in jezelf. What doesn’t kill you, makes you stronger. Niet vaak zal ik de levenslessen van een pop-icoon prediken, maar in dit geval hoop ik dat je Taylor Swifts advies ter harte neemt. Want: baby, shake it off.

Share

The sound of silence

Zondagochtend, negen uur. Ik zat achter mijn laptop, staarde uit het raam. Buiten een doodstille gracht, kale bomen langs de verlaten Hermitage. Amsterdam op een koude februari-morgen. Drie dagen was ik in de hoofdstad. Drie dagen, twee nachten. Ik ben nog nooit zo lang alleen weg geweest, zonder mijn gezin. De diepe stilte is als een zware deken over me heen gevallen de afgelopen dagen. Het is vreemd, wakker worden zonder kleine armpjes om mijn nek, zonder ijle stemmetjes die fluisteren: “Mama, doe je ogen open. Mama, gaan we opstaan?”. Koffie drinken zonder jezelf voor de zoveelste keer de avonturen van Pluk van de Petteflet te horen voorlezen. In je pyjama achter je laptop te kruipen, met in je hoofd alleen maar het zachte kraken van je eigen hersens. Bevreemdend, maar ook: oh zo heerlijk.

ThesoundofsilenceSoms ga ik daarom heel vroeg ‘s ochtends in de moestuin staan, om te luisteren naar de stilte. Het zachte fluisteren van de wind in de bomen, het getsjirp van een eenzame vogel op het grasveld. Pas als je kinderen krijgt weet je namelijk hoe het heerlijk het is om af en toe te leven zonder geluid. De eerste keer dat mijn ouders allebei de Terroristen meenamen voor een paar uur spelen bij opa en oma en ik alleen achterbleef in huis, heb ik even gehuild. De stilte was zo oorverdovend dat ik ervan uit het veld geslagen was. Voor het eerst in ruim drie jaar hoorde ik de keukenklok tikken, de verwarmingsbuizen suizen. Kon ik mezelf weer horen denken. Met een kop thee ben ik op de bank gaan zitten en heb me laten overspoelen door de stilte. Ik denk dat menig moeder het kan beamen als ik zeg: een orgasme is er niks bij.

Ik houd van mijn kinderen. Van mijn gezin. Van het rumoer dat daarmee gepaard gaat. Maar ik houd ook van stilte. Van alleen zijn met mijn gedachten. Van dromerig voor me uit staren. Verdwijnen in mijn eigen wereld. Dat is altijd al zo geweest. Het is dan ook een dilemma dat mijn twee grote liefdes, die voor mijn kinderen en die voor de stilte, nogal moeilijk te verenigen zijn. Kinderen maken altijd geluid. Als ze niet huilen, dan praten ze. Als ze niet praten, dan zingen ze. En als ze niet zingen, dan is er wel speelgoed dat dat wel doet. Kinderen produceren een nimmer aflatende stroom van geluid en mijn kinderen al helemaal. Manlief en ik hebben namelijk ongelooflijk verbale kinderen. Manlief geeft mij daar de schuld van en ik vrees dat ik niet anders kan dan toegeven dat hij daar gelijk in heeft. Het lijkt erop dat ik mijn talenknobbel aan allebei mijn kinderen heb meegegeven en dientengevolge spraken ze in volzinnen toen ze nog maar nauwelijks twee jaar oud waren. Het nadeel is alleen dat ze nog niet kunnen schrijven en dus alles wat in hen opkomt ook daadwerkelijk over hun lippen laten rollen, in plaats van, zoals hun moeder, hun hoofd te legen op papier.

Eigenlijk denk ik dat ik stilte zelfs erger mis dan slaap. Natuurlijk, vier jaar chronisch slaaptekort is ook niet om over naar huis te schrijven, maar na zo’n twee jaar nachtbraken bereik je een soort staat waarin je gewoon geen slaap meer nodig hebt. Steve Jobs en Winston Churchill redden het tenslotte ook met drie uur per nacht en die konden ondertussen nog gewoon veel te dure telefoons ontwikkelen en oorlogen winnen. Kun je nagaan wat er zou kunnen gebeuren als je een vermoeide moeder in de Apple Store neerzet. Maar het gebrek aan stilte is iets waar ik, ook na ruim vier jaar moederschap, maar niet aan kan wennen. Manlief snapt dat niet zo goed, hij vindt de hele dag geklets, muziek en zelfs een wagenpark aan loeiende Toet Toet auto’s een bron van gezelligheid. Ik heb echter na een paar uur constant geluid de neiging mezelf in mijn eigen waterput te verdrinken.

Ik houd van stilte, ik heb stilte nodig. Niks heerlijker dan voor het raam zitten en naar buiten staren, je eigen gedachten over je heen laten komen, te luisteren naar wat er in je hoofd zit. Niks te zeggen, niks te doen, alleen maar te zijn. De energie die ik krijg van alleen maar luisteren naar de stilte is ongekend. Ik houd van mijn kinderen, van hun kwetterende stemmetjes achter de doos met Duplo, hun zelfverzonnen liedjes door de babyfoon, ‘s ochtends hun zachte gefluister in mijn oor “Mama, word nou wakker. Mama, ik vind je lief”. Maar oh, een dag, of zelfs maar een paar uur zonder geluid, ik ben in staat er een moord voor te doen.

En dus sta ik af en toe in mijn moestuin, ‘s ochtends in mijn pyjama, in de bittere kou. En luister naar het niks. Luister naar de zon die langzaam opkomt, de natuur die voorzichtig wakker wordt. Sluit mijn ogen en laat me meevoeren op de ruisende golven in mijn eigen hoofd, zodat ik heel eventjes mezelf kan horen. Heel even alles en iedereen kan buitensluiten en in de krochten van mijn ziel kan kijken. Want spreken is zilver, maar zwijgen is goud. The sound of silence. Wat een schitterend geluid.

Share

De beste stuurlui staan aan wal

Deze week schreef ik voor Me-to-We.nl een stukje over de merkwaardige, vervelende en soms ronduit kwetsende dingen die ik te horen krijg als moeder van een autistisch kind. Soms is het verbijsterend wat mensen allemaal tegen je durven zeggen, terwijl je gezamenlijk bij de bakker op je beurt staat te wachten. Niet zelden heb ik de neiging om iemand dan eens flink de hersens in te slaan met dat halfje bruin. Maar de eerlijkheid gebiedt te zeggen dat ik ook niet roomser ben dan de Paus. Want ook zelf heb ik snel mijn oordeel klaar. En eigenlijk vraag ik me dan best wel af waarom.

Onlangs vertelde een kennis mij dat haar zoon was gediagnosticeerd met ADD. Het kind is ongeveer net zo oud als Terrorist nr. 1 en ongeveer drie keer minder druk. Waar mijn zoon de hele dag onverminderd door de kamer stuitert, zit die van haar dromerig voor zich uit te staren op de bank. Waar de mond van mijn kind nooit een seconde stil staat, komt zijn leeftijdsgenootje maar moeilijk uit zijn woorden. Ik beschouw mezelf als open minded, onbevooroordeeld. Het verbaasde mij dan ook mezelf te voelen fronsen en de volgende bekrompen aanname uit mijn eigen mond te horen rollen: “Hoezo? Hij is toch helemaal niet druk?”.

Nog voor ik in haar ogen de gekwetstheid zag, wist ik zelf al dat ik fout zat. Want, wat bezielt mij met zo’n opmerking? Juist ik, met mijn autistenzoon, zieke dochter en dan zelf nog mijn MS, zou moeten weten dat oordelen niet op zijn plaats is. Ik ben tenslotte geen expert, heb van ADD totaal geen kaas gegeten. En als geen ander zou ik moeten weten hoe het voelt om je steeds maar te moeten verantwoorden, om iets waar je zelf niet eens wat aan kunt doen. “Autistisch? Hij kijkt je toch gewoon aan?”. Hoe vaak we dat niet hebben moeten horen. “Heb jij MS? Maar waar is dan je rolstoel?”. Want iedereen is blijkbaar dokter. Wat is het toch met mensen en hun waarde-oordelen? Waarom houden we niet gewoon lekker onze grote mond?

DebestestuurluistaanaanwalBen je zwanger, dan weet iedereen meteen al wat het wordt, ook als de eerste echo nog niet eens gemaakt is. Een puntbuik? Ja, dan is het echt een meisje. Tweeling? Nou, dat is vast stiekem IVF. Ben je ziek, dan heeft de goegemeente wel een wondermiddel, of op z’n minst de oorzaak van je lichamelijk falen. Kanker? Had je maar gezonder moeten eten. MS? Nee joh, je bent gewoon gestresst. Opvoedperikelen? Komt omdat je niet enorm aan aan co-sleepen hebt gedaan. Peuterpuberteit? Onzin, jij bent gewoon een softe ouder. Autistisch? Logisch, had je maar meer liefde moet geven. En trouwens, langer aan de tiet had ook geen kwaad gekund. De hele wereld weet het beter. Want de beste stuurlui staan altijd aan wal.

Zijn we echt zo arrogant, of is het juist het tegenovergestelde? Zijn we bang voor wat we zelf niet kennen? Zoeken we veiligheid in het lukraak vormen van een mening, zodat die mening vanzelf onze waarheid wordt? Creëer een beeld van een autistisch kind en wees er dan niet langer bang voor? Stigmatiseer iemand met een ziekte en bescherm jezelf ertegen, is dat misschien wel hoe het werkt? Alles weten, snappen, kennen, dat gaat nou eenmaal niet en dus verzinnen we maar wat. Of is het een rechtvaardiging voor je identiteit? Je bent pas iemand als je een mening hebt, of die nou gefundeerd is of eigenlijk in ‘t geheel niet. Ik lul maar wat, dus ik besta?

Ik loop er bijna dagelijks tegenaan, die mensen met hun mooie meningen. En wat is het irritant. Want nee, ik heb dus nog geen rolstoel. En als u ‘t goed vindt, blijf ik liever lopen. En ja, mijn zoon heeft wél emoties. Want autisten zijn namelijk ménsen en geen robots. Ik ben geen geitenwollen sokken type, omdat ik in de Achterhoek mijn eigen groenten kweek. En lees ik liever Vogue dan Volkskrant, dan maakt mij dat geen domme muts. Al die aannames komen me mijn neus uit, maar ook ikzelf ben niet onschuldig. Ik oordeel over het kind van iemand anders, omdat ik de klok heb horen luiden, maar stiekem die klepel niet zo goed kan vinden.

We willen niet veroordeeld worden, maar duwen de rest van de wereld wel onze eigen oordelen door de strot. Blijkbaar zijn we erg onzeker en daarom altijd op zoek naar ons gelijk. Wil ik de zoon van mijn vriendin graag zien als hyperactieve stuiterbal, omdat ik het anders niet meer goed begrijp. Wil men mij graag in die rolstoel hebben, omdat ik dán tenminste ziek ben. Want in dat grijze gebied, daar vinden we het niet goed toeven. Liever is het zwart of wit. Misschien oordelen we, omdat we anders bang zijn, de wereld niet meer duidelijk is. Ik weet niks van ADD en veins dus maar die expertise, zodat ik mijn houvast krijg. Dat ik daarmee flink op iemands hart trap, is van secundair belang. In mijn hoofd ben ik zo open minded. Maar in mijn hart toch blijkbaar niet.

Net iets verder kijken dan onze neuzen lang zijn, scheelt een hoop vertrapte harten. En wie weet, misschien leer je nog eens wat. Dus voortaan als je een autist ziet, beticht hem dan niet meteen van emotieloosheid. Zeg een moeder van twee jongens liever niet dat ze het vast jammer vindt geen meid gebaard te hebben. Frons niet je wenkbrauwen als een MS-patiënt toch gewoon nog op de fiets stapt en noem niet iedereen op het platteland een domme boer. Ik zal zelf ook proberen mijn woorden eens wat vaker in te slikken, want anders ben ik maar een heilig boontje. En op nog een oordeel zit ik niet te wachten. Ik heb moet er tenslotte al genoeg weerleggen

Share

Alleen op de wereld?

Laatst bracht ik mijn zoon naar school. In de gang troffen wij een aantal huilende juffen aan. Zij hadden hun week moeten beginnen met de mededeling dat 10% van hen dit jaar ontslag krijgt. Dankzij de bezuinigingen in de zorg. Terwijl ik Terrorist nr. 1 uit zijn jas pelde, keek ik zijn groepsleidster aan. Zij kruipt door het oog van de naald, vertelde ze, maar een hoop van haar collega’s niet. Naast hoe oneerlijk ze het vindt dat die mensen straks op straat staan, is ze bezorgd om de kinderen. Hoe moeten die nog krijgen wat ze nodig hebben, als er geen mensen meer zijn om voor ze te zorgen? Woede borrelt in mij op. Nog geen twee maanden geleden werd ons op het hart gedrukt dat er heus niks zou veranderen. De kinderen zouden niet de dupe worden. Maar ja, al is de leugen nog zo snel, de waarheid achterhaalt hem wel.

“Weet je wat het is met jou? Jij moet je gewoon niet zo druk maken. Als je al het leed van de wereld op je schouders neemt, raak je maar gestresst”. Mijn kaak hangt nog net niet op mijn enkels en ik staar verbouwereerd de kring rond. De andere aanwezigen staren terug. In sommige ogen lees ik stille instemming, in andere vooral angst. Angst voor mij en mijn grote bek. Een paar weken geleden heb ik mij aangemeld voor een medezeggenschapsorgaan. Dit is de eerste vergadering, waarin zowel het Passend Onderwijs, als de transitie Jeugdzorg op de agenda staan. Dat ik het met de nieuwe wetten en regels niet eens ben, steek ik niet onder stoelen of banken. Het gaat hier namelijk wel om mijn kind. En de kinderen van anderen. En, om dus maar even ‘al het leed van de wereld op mijn schouders te nemen’, in een veel breder kader ook over de ouderen en andere zorgbehoeftigen in Nederland. Ik woon in Nederland, ik ben een Nederlander. Ik ben de maatschappij. En dus maak ik mij druk.

Maar blijkbaar ben ik de enige. Dat wordt mij in ieder geval voorgespiegeld. Mijn kind zit toch geramd? De zorgindicaties lopen dit jaar nog door. Waarom wind ik me dan zo op? Ik heb toch niks te maken met de juffen die het veld moeten ruimen? Wat maakt het uit dat sommige kinderen tussen wal en schip vallen? Dat zijn toch niet míjn kinderen? En hoezo vraag ik mij af wat er na 2015 met de zorg in ons land gaat gebeuren? Wie dan leeft, wie dan zorgt, tenslotte. De kranten en actualiteitenprogramma’s staan er bol van: mensen die met lege handen komen te staan, omdat de zorg die ze zo hard nodig hebben onder hun neus wordt wegbezuinigd. Oude vrouwtjes moeten voortaan zelf de ramen lappen, autistische kinderen worden aan de deur van school geweigerd en de buurman moet voortaan zelf het dialyse-apparaat van zijn vrouw afstellen, want iedereen kan best een beetje meer ‘eigen verantwoordelijkheid’ nemen. Maar nee hoor, niks om je over op te winden.

MemyselfandIZijn we dan echt zo egoïstisch geworden? Ik kan het me niet voorstellen. Wil het me niet voorstellen. Ik ben geboren in een socialistisch nest. Het één voor allen, allen voor één principe is me met de paplepel ingegoten. Toegegeven, als kind heb ik mij met grote regelmaat groen en geel geërgerd aan het gefilosofeer van mijn idealistische vader en inmiddels leid ik een heel wat minder alternatief hippie-bestaan (alhoewel het delen van een vervallen geitenwollensokkenboerderij in de Achterhoek met eerder genoemde hippie-ouders die bewering wellicht enigszins ontkracht), maar dat saamhorigheidsgevoel sla je er niet uit. Hoewel het in het huidig maatschappelijk klimaat waarschijnlijk makkelijker zou zijn me wat minder gemeenschapsgezind op te stellen, weiger ik mij te conformeren aan het opkomend individualisme. Ik wil niet alleen zijn in deze wereld, slechts preken voor mijn eigen parochie. Hoe eenzaam ben je, als je in een land met ruim 16 miljoen mensen alleen maar aan jezelf kunt denken?

Ben ik inmiddels een soort maatschappelijk unicum geworden? Sterft mijn ‘soort’ in rap tempo uit? Als ik naar mijn vriendenkring kijk, geloof ik daar helemaal niks van. Er is niemand die geen helpende hand wil uitsteken, niemand die niet vol ongeloof voor het Journaal zit waarin te zien is dat mevrouw Pietersen voortaan haar eigen boontjes maar met doppen, niemand die niet zonder mokken een avond paashazen van crêpepapier gaat vouwen op de school van hun kind, ook als ze eigenlijk een schurfthekel hebben aan knutselen. Kortom: niemand die niet om een ander geeft. Maar waar komt dan dat beeld vandaan, dat beeld van de egocentrische maatschappij, waarin iedereen alleen zijn eigen hachje redt?

Normaliter ben ik niet van de complottheorieën, maar soms vraag ik mij af: wordt ons dat individualisme niet gewoon aangepraat, door degenen in het zadel? Want zeg nou zelf: een verdeelde maatschappij is een makkelijk te regeren maatschappij. Wie het gevoel heeft er alleen voor te staan, heeft simpelweg geen tijd meer voor een ander. Je moet tenslotte eerst zelf het vege lijf zien te redden. En ook de mens blijft een primitief wezen. Survival of the fittest. Hoe vaker je hoort dat er niemand is die om je geeft, hoe meer je dat ook gaat geloven. Ik ben ook bang. Soms. Want wie zorgt er straks voor mij, als ik wel in die rolstoel beland? Moet mijn autistische zoon dan mijn ramen lappen? Mijn zieke dochter me over mijn erf duwen? Mijn hardwerkende echtgenoot zijn baan opgeven? Hoe kun je niet bang zijn in een wereld, waarin je er alleen voor staat?

Echter, angst is een slechte raadgever. Want nee, de mens is niet egoïstisch, de mens is juist een kudde-dier. Maar als je de kudde uit elkaar drijft, worden de gelederen zwak en kunnen we het niet meer voor elkaar opnemen. Dat is jammer, want niemand wil alleen zijn. En toch worden we steeds eenzamer. Omdat ons verteld wordt dat we niemand hebben. Terwijl ik denk dat we allemaal het liefst samen zijn. Ik in ieder geval wel, dus ik blijf me maar gewoon druk maken. Om mezelf, mijn kinderen, mijn familie. Maar ook om de buurvrouw en de klasgenootjes van mijn zoon en de arme kindertjes in Afrika. Ik draag liever samen al het leed van de wereld, dan dat ik nooit mijn hoofd op iemands schouder kan leggen. Want dát idee, dáár raak ik pas gestresst van.

Share

Afzien in de Achterhoek

“Denk jij dat dit normaal is?”. Met mijn vingers in mijn oren sta ik vertwijfeld boven de radiator in de bijkeuken. Een oorverdovend geratel stijgt op uit de verwarmingsbuizen. Manlief draait verwoed aan de knop. “Nee, natuurlijk is dit niet normaal!” briest hij en fronst zijn wenkbrauwen. “Geen wonder dat het hier binnen zowat vriest, dat ding staat op ontploffen”. Het is inderdaad wel koud geweest in huis de laatste tijd. Maar goed, als je zeven jaar op een lekkende bovenwoning in Amsterdam-Oost hebt gewoond, ben je wel wat gewend. Zolang er nog geen ijsbloemen op de ruiten staan, trek ik gewoon een extra fleecevest aan. Manlief denkt daar echter anders over. Hij had in Amsterdam dubbele beglazing. Hij is niks gewend.

AfzienindeAchterhoekInmiddels is het hartje winter en blijkt er steeds meer mis met de boerderij. Niet zelden sta ik ‘s morgens onder een koude douche. Dat is geen pretje als de badkamer grenst aan het open veld, waar de ijzige wind overheen giert. Mijn bloedsomloop is inmiddels uitstekend, maar echt relaxed haren wassen is het niet. Op zolder blijkt het te lekken en bovendien zijn er sporen van houtworm. Muizen zijn er ook en die weigeren hardnekkig zich te laten onthoofden in manliefs strategisch gepositioneerde vallen. ‘s Nachts kunnen we dus genieten van het getrippel van kleine pootjes tussen de muren. Of gewoon over het dekbed, want mijn ouders hebben ze zelfs al eens midden in de nacht in bed gehad. Nou zijn we natuurlijk wel in de Achterhoek gaan wonen om wat dichterbij de natuur te staan, maar dan wel het liefst gewoon tijdens kantooruren en op gepaste afstand.

Manlief overweegt de vorige bewoners aan te klagen wegens het achterhouden van cruciale informatie over het pand. Persoonlijk gaat het mij wat ver om twee Achterhoekse bejaarden van ver over de tachtig voor het gerecht te slepen en bovendien denk ik dat dat niet heel goed is voor onze reputatie in de buurt, maar inmiddels begin ik me wel ernstig af te vragen of we onze eerste winter op het platteland heelhuids zullen overleven. Iedere morgen moeten manlief en ik met een dweil door alle kamers, aangezien er zich in de vensterbanken grote plassen ijskoud water hebben gevormd. Waar dat water vandaan komt, is ons vooralsnog onduidelijk, maar dat de kozijnen ondertussen onder onze handen vandaan rotten is een feit. Als we heel stil zijn kunnen we de houtworm zich op zolder gestaag een weg door de 16e eeuwse balken horen knagen, dus ik verwacht dat de eerste dragende muur wel naar beneden komt voor het ingaan van de zomertijd.

Recent bleek de voordeur opeens ruim vijf centimeter te zijn uitgezet en dus niet meer dicht te kunnen. Nou is het in de Achterhoek inderdaad zo dat je altijd gewoon bij iedereen binnen kunt lopen, maar als de sneeuw rechtstreeks je woonkamer in wordt geblazen, wil je je toch wat minder gastvrij op kunnen stellen. Een paar dagen geleden stortte de radiator in het toilet midden in de nacht spontaan van de muur. Het geraas was oorverdovend. Manlief heeft urenlang in zijn boxershort onder de stortbak gelegen met teiltjes en handdoeken om een kleine overstroming te voorkomen. En laatst kwam hij erachter dat de ontluchtingspijpen van de boerderij recht tegen het dak aan gemonteerd zitten. Wat dus betekent dat alle condens van de keuken en de badkamer rechtstreeks het huis weer ín stroomt, in plaats van eruit. Volgens de buurman van een boerderij verderop is dat niet direct een probleem, maar kunnen we wel verwachten dat het dak binnen afzienbare tijd instort als gevolg van schimmelontwikkeling en houtrot. Ik hoop dan maar dat dat in de zomer gebeurt, want met al die weeralarmen van de laatste tijd heb ik niet zo heel veel behoefte aan ‘glamping’ in mijn eigen huis.

Vandaag stond er al voor de zon goed en wel op was weer een man met een goed gevulde gereedschapskist op mijn erf. Inmiddels komen de Achterhoekse ruwe bolsters al gewoon zonder aan te bellen door de achterdeur naar binnen en noemen de Terroristen hen bij hun voornaam. “Het water moet er weer af, hoor” riep de installateur van vandaag vrolijk, terwijl hij op zijn stoffige kisten over mijn pas gedweilde keukenvloer kloste. “Dat wordt weer een dagje niet douchen”. Ik haalde mijn schouders op. Inmiddels boeit het me niet meer dat half mannelijk Achterhoek mij in mijn pyjama en met vet haar heeft gezien. Want na de zoveelste ochtend zonder koffie, kan het je gewoon niet zoveel meer schelen.

Inmiddels is het bijna middag en heb ik nog steeds niet gedoucht. Manlief zit boven met drie truien aan vloekend op de studeerkamer te werken. De Terroristen komen ondertussen om van de dorst, want we hebben alleen een fles limonadesiroop in de koelkast staan en zonder water zet dat nou eenmaal weinig zoden aan de dijk. Hopelijk wordt het snel weer lente, zodat we geen verwarming of een dak boven ons hoofd meer nodig hebben. Het water in de put is dan ook niet meer bevroren, dus dan kan ik tenminste nog koffie zetten op een Butagasstelletje. Maar gezien de witte laag die vannacht opnieuw het erf bedekt heeft en de alarmerende berichten van het KNMI, denk ik dat het voorlopig nog even afzien wordt op de boerderij. Nee, het leven is niet makkelijk, op het platteland.

Share

1 16 17 18 19 20 35