Na een paar dagen in het ziekenhuis, vergeet je dat er buiten nog een andere wereld is. Af en toe vang je er een glimp van op, achter de ramen van de afdeling, maar echt bestaan doet de buitenwereld eigenlijk gewoon niet meer. Het is verbazend hoe snel je een routine ontwikkelt in een situatie die totaal niet eigen is en waarin je de regie over je eigen leven compleet kwijt bent. Waarschijnlijk is het een manier van zekerheid zoeken en overleven. Je vastgrijpen aan dat kleine beetje controle dat je nog kunt uitoefenen. Want de enige veiligheid die je nog hebt, ligt in iedere ochtend in je pyjama langs de verpleegsterspost lopen, je zieke kind op je arm, op weg naar de koffiekamer voor het eerste bakje laffe ziekenhuiscapppuccino. Buiten schijnt de eerste lentezon, strekt het leven zich uitnodigend uit. Maar onze wereld hier binnen, niet verlicht door zon, maar door TL-buis, wordt iedere dag steeds een stukje kleiner.
We slapen samen in een bed, dat kleine meisje en ik. Want in haar ziekenhuisledikant wil ze niet liggen. Ik snap het wel, ik zou ook niet willen slapen in een kooi op pootjes, met tralies zo hoog dat een uit de kluiten gewassen vent nog moeite zou moeten doen om te ontsnappen. En dus trekken we om half acht ‘s avonds de gordijntjes om ons bed dicht en slapen we hand in hand op een hobbelige strecher. ‘s Ochtends vroeg voor dag en dauw sluipen we naar de koffiekamer en daarna gaan we douchen, heel even een momentje met zijn twee. De deur op slot, geen bliepende machines en verpleegsters. Geen naalden en geen thermometers. Alleen het zacht ruisende water over onze blote lijven en niemand die iets van ons wil. Het enige moment dat echt van ons is.
En dan begint iedere dag weer opnieuw het circus. Wegen, meten, bloeddruk, temperatuur. Hoeveel eet ze, hoeveel drinkt ze? Weer twee buisjes bloed die richting laboratorium moeten, ontstekingswaarden zijn verhoogd, maar dan ook weer verlaagd. Artsen staan erbij en kijken ernaar. Niemand kan er iets zinnigs over zeggen. Is het een ziekte, een syndroom, of toch misschien iets anatomisch? We kijken elkaar aan en lezen in ieders ogen alleen maar vraagtekens. Ik voel frustratie in me opborrelen, frustratie over al die onwetendheid, het machteloze dat zelfs de artsen uitstralen. Ik twijfel niet aan hun intenties, maar allemachtig, hebben ze hier nu al die jaren voor gestudeerd? Alleen maar om er twijfelachtig naar te kijken, hun schouders op te halen en nog maar weer een dagje af te wachten. Het gaat beter en weer slechter en de buitenwereld houdt ieder uur weer een beetje meer op te bestaan.
Ik voel me opgesloten, in mijn stoel zo naast haar bedje. Heb het gevoel dat we hier nooit meer weg komen. Ik zet mijn dochter in een rolstoel en rij haar naar weer een nieuwe specialist. Met de lift diep naar de krochten van het ziekenhuis en dan meters lopen door wat bij ingewijden ook wel bekend staan als ‘De Tunnel’, die kinderziekenhuis met regulier ziekenhuis verbindt. De Tunnel. Altijd als ik er weer in terecht kom, lopen de rillingen opnieuw over mijn rug. Een claustrofobisch gevoel overvalt me als ik er voor de zoveelste keer doorheen loop. Oranje licht, geen ramen, geen lucht. Ik versnel mijn pas om maar zo vlug mogelijk bij de liften aan de andere kant te komen. De Tunnel is de belichaming van mijn associatie met het ziekenhuis: een eindeloze gang, met aan beide kanten deuren die gesloten blijven. Voor altijd gevangen. Welke kant ik ook op loop, aan het eind van deze tunnel heb ik nog nooit het licht gezien.
“Mama, gaan we al naar huis?” vraagt mijn dochter af en toe en verlangend staart ze uit het raam. Ik kijk naar dat bleke snoetje en zou willen dat ik haar mee kon nemen in de lentezon, in plaats van naar de zoveelste behandelkamer. “Nee lieverd, we moeten hier nog even blijven” moet ik echter antwoorden en ze kijkt me treurig aan. Wat lijkt de Achterhoek ontzettend ver weg, onze boerderij een totaal andere wereld. Het zijn slechts dagen, maar ons verblijf hier voelt alweer als weken. Een gebed zonder einde, op een andere planeet. Wat verlangen we naar huis, maar de deuren van het ziekenhuis, het moederschip, blijven vooralsnog helaas ferm gesloten. Nee, voorlopig zijn wij nog niet terug op aarde.
ik
9 maart 2015 at 12:40 (10 jaar ago)De rillingen lopen over mijn rug en er rolt een traan over mijn wang. Er wacht een zonnige wereld op jullie, hier buiten, en zodra je meisje weer beter is, zal ze heerlijk over het gras kunnen rennen en bloemetjes kunnen plukken. Heel veel liefs uit de stad
Lynn
9 maart 2015 at 14:31 (10 jaar ago)Heel veel sterkte. Ik kan me jullie machteloosheid nauwelijks voorstellen.
Simone
9 maart 2015 at 19:15 (10 jaar ago)Die onzekerheid moet vreselijk zijn. Ik hoop op snel duidelijkheid en verbetering. Heel veel sterkte.
Mirjam
9 maart 2015 at 20:08 (10 jaar ago)Wat akelig. Heel veel sterkte voor jullie!!
anoniem
10 maart 2015 at 15:54 (10 jaar ago)Sterkte!