Het is een grijze ochtend in de laatste week van augustus, als ik ‘s ochtends vroeg de nieuwe rugzak van mijn zoon sta in te pakken. Broodtrommeltje, bekers met melk en limonade. Gymspullen en een appeltje. Terrorist nr. 1 zit aan tafel, achter een boterham met pindakaas en praat honderduit tegen zijn zusje. Vanuit mijn ooghoek zie ik zijn uitgelaten smoeltje, zijn wapperende handjes. Hij is nerveus, ik zie het. En ik ook. Zenuwachtig kijk ik op de klok. 07.00 Uur. Bijna tijd. Ik veeg de karnemelk van zijn mond, poets zijn tanden en spoor hem aan zijn schoenen aan te trekken. Hij heeft zijn sandalen nog niet vast, of ik zie de grote witte bus voor komen rijden. Mijn zoons ogen worden groot en ik moet even iets wegslikken. “Mama, ik wil niet in de bus” zegt hij en ik hoor de angst in zijn stem. Ik pak zijn hand en samen lopen we naar buiten. “Het moet lieverd,” zeg ik zacht, “vanaf nu ga je naar school”. Ik moet een huilend klein jongetje in die grote bus zetten, hem vast gespen en overlaten aan een chauffeur die ik eigenlijk niet ken. Op straat sta ik te zwaaien, terwijl ik probeer zelf niet ook te huilen, omdat ik niet wil dat hij dat ziet. De bus zwenkt de hoek om en weg is mijn zoon. Een beetje verslagen blijf ik achter op de stille straat. Dag lieve Terrorist, ik had me die eerste schooldag zo anders voorgesteld.
De zomer is voorbij en mijn zoon gaat naar de basisschool. Een flink moment voor kinderen en net zo goed voor ouders. Want dan worden ze ineens echt groot. Maar wat had ik het anders in gedachten, voordat ik daadwerkelijk moeder werd. Je stelt je tenslotte voor dat je je kind op die eerste dag zelf naar de klas brengt, zijn jas en tas ophangt en nog even bij hem aan dat kleine tafeltje gaat zitten. Dat is tenslotte de normale gang van zaken, maar voor ons geldt normaal al heel erg lang niet meer. Onze zoon, die is autistisch en dus gaat hij naar een speciale school. Een school waar ze precies weten hoe hij werkt en hoe hij het beste tot zijn recht komt. En daar zijn we heel erg blij mee. Want we hebben hemel en aarde moeten bewegen om ons jochie daar te krijgen en het is ons toch maar mooi gelukt. Hij gaat daar leren lezen, schrijven, rekenen en nog slimmer worden dan hij nu al is. Maar hoe mooi dat allemaal ook is, toch blijft het ergens ook wel moeilijk. Dat wij onze zoon niet zelf weg kunnen brengen, dat hij met een bus moet worden opgehaald. Dat hij naar ‘Cluster 4’ moet en niet gewoon, naar basisschool De Regenboog, lekker dichtbij huis. Want die bus, dat is weer een confrontatie, met het feit dat het bij ons dus niet ‘normaal’ kan.
Mijn dochter laat ik met een gerust hart achter op het kinderdagverblijf, omdat zij zich daar wel redt. Omdat ik haar handje niet hoef vast te houden, totdat ze op haar stoeltje zit. Maar mijn zoon, dat is een heel ander verhaal. Ik kan niet met hem mee de bus in, ik mag mijn kind slechts uitzwaaien. Maar wat voel ik me daar schuldig over. Want hij wil helemaal niet alleen een uur naar school toe rijden. Zonder mama en dus zonder veiligheid. Naar school gaan en opgroeien is één ding, maar ik had nooit gedacht dat ik mijn kind al zo vroeg alleen weg moest laten gaan. En nooit had ik gedacht dat ik die moeder zou worden, die moeder van dat kind dat met een busje vervoerd moet worden. Want het is algemeen bekend dat daar de kinderen in zitten met wie het dus niet helemaal lekker loopt. Er is niet voor niets een liedje gemaakt met dat busje in het refrein, waar iedereen steeds zo om moest gniffelen. Want in dat busje, daarin zitten altijd de Leipe Loetjes. Dat weet tenslotte iedereen.
Mijn zoon, mijn grote jongen, die in die witte bus plotseling toch weer heel erg klein lijkt, rijdt met tranen in zijn blauwe ogen van mij weg. Bijna vijf jaar, op naar een nieuw tijdperk in zijn leven, waar hij ook echt wel aan toe is. Maar waarmee hij toch ook stiekem best een beetje moeite mee heeft. Want nu is het opeens wel heel snel groot worden, als je op je 4e in je eentje in zo’n bus moet stappen. Hij rijdt weg, terwijl ik alleen achter blijf op straat, nog steeds zwaaiend terwijl de bus al lang uit zicht is. En ik weet niet wat ik moet doen, of wat ik nou eigenlijk moet voelen. Want deze dag, dat is een mijlpaal, mijn kind voor het allereerst naar school. Wat vind ik het knap van hem dat hij al zo ver is gekomen, maar wat doet het ook pijn om hem te zien vertrekken. Dag mijn lieve Terrorist, het busje is er, dus daar ga je dan. Wat ben je mooi, wat ben je groot. Loslaten krijgt een heel andere dimensie, als je je kleuter letterlijk van je weg ziet rijden. Maar wat ben ik trots op hem. Op mijn kleine grote jongen. Veel plezier op school, mijn lieve, mooie, rare, slimme, bijzondere Terrorist. Je gaat het vast fantastisch doen.
Je moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.