november 2014

In het duister

“Helaas is er nog vrijwel niks bekend”. Manlief en ik kijken de ambtenaar zwijgend aan. Ze vouwt haar handen wat nerveus in en uit elkaar en probeert geruststellend te glimlachen. “Ik begrijp dat jullie duidelijkheid willen”. We zitten in een vergaderkamertje op de school van Terrorist nr. 1. Tegenover ons een ambtenaar van de gemeente, één van de tien, die vanaf Januari 2015 alle veranderingen in de nieuwe Jeugdwet en het Passend Onderwijs in goede banen moeten gaan leiden. Over krap vijf weken is het zover, dan verandert alles. De avond voorafgaand aan dit gesprek zaten we een paar meter verderop in hetzelfde gebouw, op de ouderavond. Om ons heen een groep bezorgde en angstige ouders. Want: niemand weet wat er gaat gebeuren. Hoe moet dat straks met onze kinderen, die groep ontzettend kwetsbare persoontjes, waaraan binnenkort opeens veel minder geld en tijd besteed mag worden? “Ik denk wel dat het goed komt”, zegt de manager van de school, die ons te woord staat. Verontwaardiging gonst door de groep ouders. Wij denken namelijk van niet.

InhetduisterEr moet 30% bezuinigd worden. Dat is veel. Heel veel. Maar heus, het gaat niet ten koste van de kinderen, wordt ons verzekerd. Ik zie de radartjes in manliefs rekenkundig hoofd op volle toeren draaien en zelfs bij mij valt het kwartje snel. Hoe kun je wél miljoenen moeten inleveren, maar toch al deze kinderen hetzelfde blijven bieden? Voordat we die vraag kunnen stellen, wordt er gauw gerept over het elimineren van de ‘uitwassen van het zorgsysteem’. Blijkbaar zijn er namelijk heel veel ouders die met het PGB van hun gedragsgestoorde kind naar de Mercedesdealer gaan om een nieuwe bolide uit te zoeken. Dat lijkt ons onwaarschijnlijk, maar blijkbaar is ons vertrouwen in de goedheid van de mens bijzonder achterhaald. Weer zo’n typisch socialistische uitwas, waarschijnlijk. En als men het schoolkrantje dat twee keer per jaar uitkomt afschaft, dan zijn in die hoek zéker fortuinen weg te slepen, krijgen we te horen. Want daar zijn ze werkelijk avonden mee bezig. En realiseren wij ons wel hoeveel overuren er dan uitbetaald moeten worden? Ik frons mijn wenkbrauwen. Wij hebben dit zo gewraakte krantje nu één keer mogen ontvangen en als het elimineren van die zes pagina’s gekopieerde knutselwerkjes daadwerkelijk het gat in de zorgbegroting gaat dichten, is dat een steek recht in mijn journalistieke hart. Had dan gewoon aan mij gevraagd of ik een regionale eenmansredactie wilde vormen om alle scholen van hun jaarlijkse publicatie te voorzien. Een middagje schrijven en als dank mijn naam in het colofon en alle Achterhoekse autisten behouden hun rugzak. Is dit rurale naïviteit, of worden wij hier dom gehouden?

Op onze vraag waarom wij als ouders nog niet geïnformeerd zijn over alle naderende veranderingen, krijgen we een vermoeid schouder ophalen. “Dat heeft helemaal geen zin” is het antwoord, “Mensen zijn toch alleen maar geïnteresseerd als het om henzelf gaat”. Ik bijt hard op mijn tong om te voorkomen dat ik eruit flap dat ze niet helemaal goed bij haar hoofd is. De onrust onder de ouders is voelbaar, iedereen wil weten waar hij aan toe is. Waar wij, als ouders van zorgintensieve kinderen, samen aan toe zijn. Omdat we allemaal weten hoe het voelt, de zorgen om een kwetsbaar kind. En omdat we wél om elkaar geven, met elkaar begaan zijn. In tegenstelling tot het egocentrisme waarvan we hier opeens beticht worden. Wie gaat bepalen welk kind waar naar toe gaat? Welk kind kan nog rekenen op financiële ondersteuning voor de zorg die het nodig heeft en welk kind valt straks tussen wal en schip? En wat zijn daar eigenlijk de criteria voor? Wordt onze Terrorist nr. 1 straks voor de leeuwen gegooid in een klas met 35 kinderen op een reguliere basisschool, alleen maar omdat hij, naast zijn autisme, ook een IQ van 130 heeft? Wordt het feit dat hij, naast intelligent, ook autistisch is, dan voor het gemak maar even vergeten, zodat de gemeente de centen lekker in haar zak kan houden? Wij hebben ons lieve jongetje en zijn klasgenootjes de afgelopen maanden zien opbloeien. Zien groeien, sterker zien worden, dankzij de speciale zorg die hen gegeven is. Die ze zo hard nodig hebben. Sinds kort heb ik mijn zoon weer terug, maar we kunnen onze kinderen beter nog maar even heel stevig vasthouden. We zijn ze namelijk alweer bijna kwijt.

Volgend jaar moeten wij met onze zoon langs de deuren. De deuren van de scholen. Om te zien wie hem wil hebben. Want autisme, daar zit nou eenmaal niet iedereen op te wachten. Maar wees niet bang, want het ‘zorgloket’ bemiddelt. Ja, die ambtenaren vinden heus wel een school die Terrorist nr. 1 ergens achterin de klas wil zetten. Zodat niemand hem ziet, niemand last heeft van zijn stoornis. Als we heel sterk lobbyen mag hij misschien zelfs wel mee op schoolreisje. Of hij ook wat leert, of überhaupt maar gelukkig wordt, is de vraag. Maar je kunt nou eenmaal niet alles hebben. En het kan altijd erger, wij hebben eigenlijk nog geluk met ons ‘zorgloket’. Er is hier in de Achterhoek namelijk schijnbaar ook een gemeente die haar zorgenkindjes aanbesteedt. Met een beschrijving van hun problematiek komen deze kinderen als casus op het internet te staan. Daar mogen de gecontracteerde zorgaanbieders dan op intekenen en de laagste bieder gaat met de prijs naar huis. Een soort Marktplaats voor gemankeerden dus. Ik was in de veronderstelling dat mensenhandel in Nederland verboden was, maar blijkbaar is het toch lastig om los te komen van het koloniaal gedachtegoed.

Wat krijg je, als je mensen opzadelt met een taak waarvan ze geen verstand hebben? Chaos. Alhoewel de dames en heren gemeenteambtenaren zonder twijfel het hart op de goede plaats hebben, worden er besluiten genomen waar de honden geen brood van lusten. Het is alsof je een blinde een Boeing 747 laat besturen: levensgevaarlijk en onverantwoordelijk. Onze kinderen worden als vee verhandeld, omdat de beleidsmakers zijn aangenomen op hun zuinigheid. En intensieve veelteelt is nou eenmaal goedkoper dan duurzaam ondernemen. Dat er op de lange termijn problemen ontstaan, we straks met weilanden vol gekke koeien komen te zitten, dat is van later zorg. Ik vrees alleen dat we het geld dat dat gaat kosten, niet meer bij elkaar gespaard krijgen met het afschaffen van de schoolmelk en bij al die zorgtrekkers valt dan helaas ook niks meer te halen. Die hebben hun nieuwe Mercedes tenslotte al moeten verpatsen om zelf de gedragstherapie van hun kind te kunnen betalen.

De klok tikt door. De deadline is in zicht, 2015 is niet ver weg meer. Toch tasten we nog steeds volledig in het duister. Ik verbaas me over het gemak waarmee er voorbij gegaan wordt aan de behoeften en de zorgen van zoveel mensen in de samenleving. De achteloosheid waarmee er ingrijpende besluiten worden genomen, zonder daarin de mensen om wie het gaat te betrekken of zelfs maar te informeren. Hebben we dan daadwerkelijk geen stem, of wil men ons gewoon het liefst monddood maken? Wat is er geworden van het land waarin er naar elkaar geluisterd werd? Ik kijk naar mijn zoon, naar de enorme ontwikkeling die hij de afgelopen tijd heeft doorgemaakt en vrees dat straks alles voor niets is geweest. Vrees voor het moment dat ik zijn autisme moet proberen te verkopen aan de scholen in de buurt. Als een louche vertegenwoordiger, die mensen iets probeert aan te smeren dat ze helemaal niet willen hebben. Terwijl ik mijn verkooppraatje alvast oefen, rouw ik om het verlies van weer een stukje sociaal gevoel. Laten we met Oud & Nieuw het glas heffen op alle zorgenkindjes in Nederland en hopen dat het in de toekomst goed met ze komt. Want meer kunnen we tegenwoordig blijkbaar niet meer doen.

Lieve mensen, beste ouders. Hierbij roep ik jullie op om, samen met mij, die barricade te bestijgen. Alleen samen worden we gehoord. Omdat ik zeker weet dat we dus níet alleen geïnteresseerd zijn als het onszelf betreft. Ik geef om mijn eigen kind, om mijn lieve, mooie, slimme, Terrorist nr. 1. Maar ik geef ook om uw kinderen. Om de ouderen in onze samenleving, die straks net zo goed moeten gaan inleveren. Om de zwakken, zieken, minder bedeelden. Echt waar. Om onze maatschappij. Zo hoeft het niet te gaan. We zijn niet alleen. Als we maar samen opstaan.

Share

Beam me up, Scotty (deel 2)

BeammeupScotty_2Terwijl ik langzaam de MRI scanner in word geschoven, bedenk ik me hoe snel de tijd eigenlijk gaat. Het is alweer ruim een half jaar geleden dat ik voor het eerst in deze gonzende metalen buis verdween en toch voelt het als de dag van gisteren. Toen wist ik alleen nog niet dat ik vanaf die dag officieel ziek zou zijn. Dat er littekens op mijn hersenen zaten, die ervoor zorgden dat ik me al een tijd zo raar voelde. Dat ik een paar dagen na die eerste scans levenslang van de neuroloog zou krijgen. Multiple Sclerose. Nu zit ik midden in mijn derde aanval. Mijn armen en benen voelen zwaar en pijnlijk tegen het koele plastic bed van de scanner. Terwijl de machine begint te dreunen open ik langzaam mijn ogen. Ik zet me even schrap, maar dat claustrofobische gevoel overvalt me dit keer niet. Volkomen rustig lig ik in mijn zoemende cocon. Blijkbaar is het met MS net als met zoveel dingen: het went verbazend snel.

Een paar dagen geleden zat ik te werken. De woorden verschenen op het scherm, tegelijkertijd met de pijn die langzaam via mijn handen omhoog gleed. In eerste instantie had ik het niet eens door, heel zachtjes kropen de steken onder mijn huid. Sluipend, fluisterend bijna, ongemerkt. Totdat de signalen ook mijn hersenen bereikten en het besef neerdaalde. Mijn handen stokten boven het toetsenbord, heel even verstijfd, geschrokken. Ik keek over mijn schouders, alsof er iemand stond. Schudde mijn hoofd, in een poging de MS, die nieuwe aanval, van me af te schudden. Want dat was het, een nieuwe aanval. Na een paar keer weet je het, voel je wanneer het meer is dan alleen dat zeurende gevoel. Wanneer het zich uit zal breiden tot wat de artsen zo mooi een ‘Schub’ noemen. Nogmaals schudde ik mijn hoofd, als in een ontkenning en ging hardnekkig door met typen. Mijn trillende handen negerend, stapte ik een paar uur later naast manlief in bed. Wat je niet ziet, bestaat niet.

Die nacht word ik wakker. In eerste instantie weet ik niet waarvan. De Terroristen zijn stil, manlief slaapt rustig naast me. Als ik opsta is het echter meteen duidelijk. Ik moet me vasthouden aan het nachtkastje als de eerste pijnscheuten door mijn benen schieten. Inwendig vloekend schuifel ik over de donkere overloop naar de badkamer en trek de deur achter me dicht. In de spiegel kijk ik mezelf aan. Mijn ogen staan mistig, ik weet dat de duizeligheid nu niet lang meer op zich laat wachten. Hopelijk valt het dit keer mee, hoeft manlief me de komende dagen niet de trap af te helpen. Als ik het de volgende ochtend aan hem vertel, spreekt hij uit wat ik ook denk: de derde aanval in een half jaar. Is dat niet heel veel? Maar ik verzeker hem dat dat heus niks zegt. Terwijl ik hem nakijk als hij het erf afrijdt, op weg naar zijn werk, hoop ik dat ik gelijk heb. Maar ergens knaagt het.

Gelukkig valt het dit keer inderdaad mee. Ja, ik heb pijn. Ja, ik ben duizelig. Maar het is te doen. Ik loop niet tegen deurposten aan, laat niet ons halve servies op de keukenvloer kapot vallen. Dit keer hoeven we gelukkig geen nieuwe glazen te kopen. Warmtecompressen op mijn armen halen de scherpe randjes van de pijn af en alhoewel het voelt alsof mijn hoofd vol watten zit en ik af en toe niet uit mijn woorden kom, zie ik in ieder geval niet dubbel. Een gouden randje aan een donkere wolk. De waas voor mijn ogen verdwijnt na een paar dagen en ik zie mijn moeder opgelucht adem halen. “Je ziet er weer normaal uit” zegt ze en ik knik. Zo voelt het ook. Onder mijn huid zeurt het nog steeds, maar ik voel mijn lichaam weer bij me terug komen. Overwinning. Ook dit keer weer.

Maar als de MRI scanner een paar dagen later mijn hersens in kaart brengt, is de pijn er nog steeds. Weliswaar op de achtergrond, maar het is er wel. Hoewel het onderzoek me niet meer bang maakt, doet die pijn dat stiekem wel. Zijn dit de gewoon nog de restanten van de Schub, of heb ik dit keer toch niet gewonnen? Zal dit de eerste keer zijn dat ik niet helemaal herstel? Zo snel al? Een half jaar, zes maanden pas. Ik had gerekend op nog minstens 20 jaar van overwinnen. Ik ben boos, voel hoe mijn handen zich samen knijpen, terwijl ik doodstil zou moeten blijven liggen. Ik heb recht op nog 20 jaar overwinnen. Vind ik. Wat als de scan straks meer plekken laat zien? Wat als ik straks weer tegenover de neuroloog zit? Ik wil dat gesprek niet voeren. Dat gesprek, dat ik pas voor over zoveel jaar had gepland. Rot op met die medicijnen en over die rolstoel wil ik het al helemaal niet hebben. Zo ver zijn we nog lang niet. Toch?

Als ik uit de MRI ruimte kom, springt manlief op uit de stoeltjes in de wachtkamer. Hij slaat zijn arm om me heen. Wanneer we het ziekenhuis verlaten licht de zon de stad om ons heen op. Letterlijk geen vuiltje aan de lucht, strakblauw, oogverblindend. Alsof er niks is om je zorgen over te maken. “Wat denk je?” vraagt manlief aarzelend en ik kan niets anders dan mijn schouders ophalen. Ik weet het niet. Over een week gaat de telefoon. Tot die tijd is er alleen de herfstzon. Tot die tijd mag ik nog even doen of ik mijn trillende handen niet zie. Want misschien maak ik me zorgen om niks. Ignorance is bliss.

Share

De roze wolk

Een vriendin van mij heeft recent een kind gekregen. Een prachtig mooi, gezond, klein meisje. Groeit als kool, ontwikkelt zich dat het een lieve lust is. Geen vuiltje aan de lucht. Of toch wel? “Soms vraag ik me af waarom ik een kind wilde”, vertelt ze me opeens met neergeslagen ogen en ik kan het schuldgevoel in haar woorden horen. “Ik geniet niet van haar”. Flashback. In mijn hoofd schiet ons eerste jaar met Terrorist nr. 2 voorbij. Het huilen, krijsen, gillen. Een wriemelende baby die niet te kalmeren is. De vermoeidheid, wanhoop, frustratie. De rillingen lopen over mijn rug. Genieten. Wie dat woord ooit in verband heeft gebracht met kleine babies, mag wat mij betreft opgeknoopt worden. Ik zou haar willen vasthouden en zeggen dat het niet geeft. Dat het geen schande is om je zo te voelen. Dat het je geen slechte moeder maakt. En dat het over gaat. Echt waar. Ook als die wolk zo zwart is, dat er zelfs geen roze randje meer aan zit.

In de maatschappij heerst nog steeds het hardnekkige beeld van de pas bevallen, zielsgelukkige moeder. De moeder die, rozig en zonder pijn in haar geradbraakte lijf, met haar verse baby in het kraambed ligt. De moeder die zingend ‘s nachts poedermelk in flesjes staat te schudden. De moeder bij wie het nimmer aflatende gehuil van haar baby als muziek in de oren klinkt en die de zoveelste spuitluier naar roosjes vindt ruiken. De oermoeder. Dat is namelijk hoe het hoort. Hoe we het graag zien. De hormonaal getergde, zweterige en vermoeide moeder bestaat niet. Jammer, want ik had in mijn tweede kraambed best graag willen weten dat ik niet alleen op de wereld was. Dan had ik me misschien wat minder godsgruwelijk eenzaam en ontaard gevoeld.

DerozewolkTijdens de zwangerschap van Terrorist nr. 1 heb ik heus weleens aan mijn capaciteiten als toekomstige moeder getwijfeld. Me afgevraagd of ik wel echt die zo gehypte golf van liefde zou voelen zodra ik mijn kind in mijn armen had. Maar toen Terrorist nr. 1 na 48 uur bevallen eindelijk op mijn buik lag, plakkerig, enigszins blauw en met het uiterlijk van een oud gerimpeld mannetje, was ik moeder. Een onzekere, onhandige moeder, maar wel echt een moeder. Compleet met oxytocine-high en beschermende oergevoelens. Bij Terrorist nr. 2 zou het dan ook wel een herhaling van zetten worden, dacht ik toen ik voor de tweede keer met kind geschopt was. Vol vertrouwen waggelde ik na ruim 40 weken zwangerschap, in het holst van de nacht, met gebroken vliezen het ziekenhuis in. De bevalling verliep soepel en onze dochter gleed zonder moeite de wereld in. En ik de zwarte wolk op.

Wie was dit kind, met die kop vol zwarte haartjes en dat snerpende gehuil? Terwijl ik haar in mijn armen gedrukt kreeg en manlief geëmotioneerd “Wat een lief meisje” hoorde zeggen, kon ik alleen maar denken: “Kan iemand dat kind meenemen? Ik ben moe”. Ik was geschokt door mijn eigen hersenspinsels, maar kon ze ook niet van me afschudden. Die nacht lag ik alleen met mijn pasgeboren baby op de kraamafdeling. Manlief mocht niet bij ons blijven. En ze huilde. Een rood aangelopen, kronkelend wezentje dat tegen me aan lag. Mijn dochter. Maar ik herkende haar niet. Voelde niks. De vier maanden daarna zijn een soort waas. Ik weet alleen nog dat er gehuil was. Vermoeidheid. Frustratie. Stil schuldgevoel.

Het is blijkbaar taboe om te zeggen dat het met dat genieten wel meevalt. Dat je er geen genoegen uit haalt iedere dag 18 uur naar het hemeltergende gekrijs van je pasgeboren baby te luisteren. Dat je er niet vrolijker op wordt als je de zoveelste nacht wéér maar 2 uur geslapen hebt. En dat je zo langzamerhand permanent migraine hebt van al die zogenaamde kraamtranen, die nu toch echt al langer dan de geaccepteerde week stromen. Terwijl ik Terrorist nr. 2 midden in de nacht sussend rond droeg, mijn oren suizend van het aanhoudende gegil, vroeg ik me af waarom ik ook alweer een tweede kind wilde. Waarom ik niet terug kon in de tijd, toen alleen Terrorist nr. 1 er nog maar was en dat gillende mormel in mijn armen gewoon niet bestond. En als ze dan eindelijk stil was, uitgeput door haar eigen geschreeuw, kwamen de tranen. Mijn tranen. Om de ontaarde moeder die ik was. De moeder die niet van haar eigen kind hield.

Was het een postnatale depressie? Een hormonale vlaag van verstandsverbijstering? Ik weet het eigenlijk niet, want erover praten leek me geen optie. Uit schaamte, verdriet en schuldgevoel. Je gaat tenslotte niet tussen de beschuiten met muisjes door vertellen dat je die baby in dat wiegje eigenlijk helemaal niet zo leuk vindt. Dat je soms overweegt om de wandelwagen in het park te laten staan en heel hard weg te rennen. Dat vindt de kraamvisite namelijk niet zo leuk om te horen. Die andere moeders bij het Consultatiebureau zien er allemaal zo gelukkig uit. En je vriendinnen zaten drie weken na de bevalling alweer stralend aan de cappuccino’s in de stad. Je zult dus wel de enige zijn. De enige die zich niet helemaal een slag in de rondte geniet. En het moet natuurlijk wel gezellig blijven.

RozewolkNa ongeveer vier maanden boog ik me op een dag over het wiegje om Terrorist nr. 2 op te pakken. Ze keek me aan en glimlachte breed en stralend. En opeens ging er een knop om. In mijn hoofd, in mijn hart. Alsof iemand plotseling het licht had aangedaan. De mist trok op, ik zag mijn kind. En zij zag mij. Herkenning. Het huilen was niet over. De nachten waren nog steeds kort. Maar denken dat je niet van je eigen kind houdt, is erger dan het ergste huilen. Proberen op die roze wolk te klimmen, maar er telkens weer vanaf vallen, is vermoeiender dan de meest doorwaakte nachten. Trillend van opluchting drukte ik dat kleine meisje tegen me aan. Begroef mijn hoofd in haar nekje en snoof haar geur op. Vier maanden na haar geboorte was ik eindelijk mijn dochters moeder.

De roze wolk. Je hebt geluk als hij boven je kraamsuite hangt, maar voor hetzelfde geldt heb je kans op hevige hormonale neerslag. Misschien is het daarom handig om de weersverwachting iets realistischer te maken. Dan hoeven de moeders bij wie de zon niet schijnt zich een klein beetje minder ellendig te voelen. Als we af en toe eens tegen elkaar durven zeggen: “Zwaar hè, zo’n baby?”. Of: “Ik word knettergek van dat gejank”. Als we durven toegeven dat er soms gewoon weinig te genieten valt. En dat dat niet erg is. Omdat het niet betekent dat je niet van je kind houdt als je die eerste maanden niet dronken bent van geluk, maar eigenlijk liever met een flinke borrel in het café zou zitten, in plaats van thuis aan de borstvoedingsthee. Want echt, je bent niet de enige.

Share

Comazuipen tussen de koeien

ComazuipentussendekoeienOnlangs stond er een artikel in de krant over de zogenaamde ‘zuipketen’, die tegenwoordig blijkbaar als paddenstoelen uit de grond schieten in provinciaal Nederland. Het fenomeen is niet geheel nieuw. Al jaren verpozen plattelandsjongeren zich in het weekend op de welbekende schuurfeesten, georganiseerd in een leegstaande varkensstal in de tuin van het ouderlijk huis, waar pa en ma gedienstig elke zaterdag de kratten bier naar binnen dragen. Onder het mom van ‘dan hebben we er tenminste zicht op’. Nadat er herhaaldelijke malen een boerenzoon of dochter met een alcohol delirium op de eerste hulp van het streekziekenhuis belandde, is er over dergelijke vrijetijdsbesteding al het nodige te doen geweest. Echter, blijkbaar is het moeten laten leegpompen van je maag niet afschrikwekkend genoeg voor de landelijke jongere. De zuipkeet gaat namelijk nog een stap verder dan de bierschuur.

In plaats van je flesje lauwe Heineken uit een schimmelige koelbox te moeten vissen, haal je in de zuipkeet je bacardi-cola bij een heuse bar. De dreunende technoklanken worden verzorgd door een dj met mengpaneel en pissen doen je niet buiten tegen een boom, maar gewoon op een officieel toilet. Ja, de zuipkeet is van alle gemakken voorzien. De meeste mensen zijn nog steeds in de veronderstelling dat je in de stad een groter risico loopt je kind op enig moment achter te moeten laten bij de afkickkliniek dan op het platteland. Je zou dan ook denken dat ik als moeder opgelucht adem haal nu ik mijn gezin uit de stad heb weggerukt, maar zo langzamerhand begin ik me af te vragen of we toch niet beter een appartement hadden kunnen huren boven de Escape op het Rembrandtplein.

Ik ben opgegroeid in het centrum van Amsterdam. Volgens vele plattelandsouders het Sodom en Gomorra van Nederland. Tot mijn grote puberale verontwaardiging mocht ik van mijn ouders niet uit. Mijn vriendinnen trouwens ook niet. En dus hielden wij als 16-jarigen op zaterdagavond nog steeds pyjamafeestjes en keken we stiekem naar ‘Sex voor de Buch’ op tv. Zelfs toen ik al op kamers zat en mijn vader er op een kwade dag achter kwam dat ik op een zaterdagnacht tot 03.00 uur in een kroeg had gestaan, ontstak hij nog steeds in blinde woede. Let wel: ik was inmiddels 19 jaar, woonde al twee jaar op mezelf en had die avond welgeteld drie spa’tjes rood gedronken. Drinken deed ik namelijk ook vrijwel niet tot ik ruim 21 jaar was. Het verbaasde mij dan ook dat mijn studiegenoten, bijna allemaal afkomstig uit kleine dorpjes, op hun 13e in het weekend thuis op de bank, onder het genot van een aflevering van Lingo, al rijkelijk aan de Bacardi Breezers zaten. En dientengevolge tijdens de introductieweek van onze studie dus níet na één wijntje katjelam onder de tafel lagen, zoals ik.

Is het wel allemaal zo veilig en onschuldig op het platteland, of houden we onszelf buiten de Randstad een beetje voor de gek? Waar komt toch het idee vandaan, dat je je puberzoon, bij wie het babydons nog op de wangen glinstert, beter zélf van zijn eerste vaasje bier kunt voorzien, dan dat hij van de lokale uitbater zijn eerste slok alcohol krijgt? Tenslotte is het zo dat die kroegbaas wettelijk verplicht is je minderjarige kroost drank te weigeren en dus zullen de dames en heren stappende pubers hun uitgaansavonden van rechtswege door moeten komen op een glaasje priklimonade. Inderdaad, als je op je eigen erf heel ruimdenkend Pasoa-jus schenkt, heb je er zicht op. Maar hoeveel zicht heb je als ouder op wat die heel gecontroleerde drankjes eigenlijk met het onvolgroeide brein van je kind doen? Hoeveel zicht heb je op hun vermogen de risico’s van alcoholgebruik in te kunnen schatten? En trouwens, het zicht op een dozijn kotsende koters in je net geplante begonia’s lijkt me ook niet bijzonder prettig, maar dat terzijde.

Het Nederlands Instituut voor Alcoholbeleid hees al meerdere keren de rode vlag, maar de plattelandsbevolking lijkt er niet van onder de indruk en draait de tap nog een slagje verder open. Als Amsterdammer verbaas ik me over het gemak waarmee jongeren op het oh zo behouden platteland laveloos in de greppel kunnen belanden. Ik zal wel een grootstedelijke zeikerd zijn, maar waarom kan ik in Amsterdam geen fles wijn kopen bij de Albert Heijn zonder mijn paspoort te moeten trekken, maar zou Terrorist nr. 1 bij de plaatselijke Achterhoekse buurtsuper bij wijze van spreken een fles Jack Daniels bij zijn doosje rozijntjes kunnen afrekenen? Is het verwonderlijk dat zoveel jongeren uit kleine gemeenten problemen krijgen met alcohol en drugs? Als je op je eerste verjaardagsfeestje in de brugklas door de wiet al roze olifanten ziet in je glaasje bessen met ijs, vind ik het eigenlijk niet zo vreemd dat je op een gegeven moment een beetje door het lint gaat. Het is weliswaar zo dat we maar een beperkt deel van onze hersenen gebruiken, maar als je je functionerende grijze cellen dan voor je 18e al geruime tijd hebt laten weken in een badje van verdovende middelen, rest je inderdaad weinig anders meer dan de rest van je leven bollen pellen in de kassen naast het huis van je ouders.

June7_2014_7De Terroristen zijn nog jong, dus voorlopig schenken we op de boerderij alleen nog maar aanmaaklimonade. Het kan zijn dat ze hun eerste keer dronkenschap ietwat vroegtijdig zullen beleven door het eten van overrijpe pruimen uit de boomgaard, maar dat is dan een ongelukje. Ik zal in ieder geval niet willens en wetens alcohol uit eigen tuin serveren als er eens een vriendje komt spelen. Als ze later zo nodig naar een schuurfeest willen, stel ik het kippenhok wel open. Ik wil zelfs nog wel over mijn hart strijken en er een oud cassettedeck neerzetten, maar veel wilder gaat het toch niet worden. Een glaasje biologische appelsap kunnen ze krijgen en om 22.00 uur gaan alle pubers met de kippen op stok. We hebben Amsterdam dan weliswaar achter ons gelaten, maar dat wil niet zeggen dat ik ook mijn stedelijke principes vaarwel heb gezegd. Ik denk dat ik de ouderlijke scepter wat dit betreft toch stads blijf zwaaien. Liever een grootstedelijke zeikmoeder, dan straks mijn kinderen moeten inchecken in de plaatselijke afkickkeet.

Share

Sociaal gemankeerd

SociaalgemankeerdSteeds vaker begin ik me ernstig zorgen te maken over Nederland. Deels komt dat waarschijnlijk omdat ik de dertig gepasseerd ben, dientengevolge last heb van nostalgische oprispingen en dus denk dat vroeger alles beter was, maar voornamelijk omdat het sociale gezicht van ons land tegenwoordig ver te zoeken is. Deze week las ik het bericht dat de Tweede Kamer heeft ingestemd met het voorstel voor het invoeren van een leenstelsel voor studenten. Dat betekent dat de basisbeurs vanaf volgend jaar een tragische dood sterft en studenten voortaan helemaal zelf in de buidel kunnen tasten om zich van een gedegen opleiding te kunnen voorzien. Ik hoop maar dat manlief en ik volgende maand toch echt eens die Oudejaarsloterij winnen, want anders vrees ik dat de Terroristen in het nieuwe jaar hun eerste krantenwijk moeten gaan lopen, willen ze later dat felbegeerde papiertje in hun zak kunnen steken. Hun sneue modale ouders kunnen het namelijk gewoon niet betalen.

Wat is er in vredesnaam aan de hand in ons land? Zorgpremies rijzen de pan uit, kinderen met een stoornis moeten hun rugzakjes collectief inleveren en steeds meer mensen moeten een tweede hypotheek op hun huis nemen, omdat ze anders hun kroost na de middelbare school naar het uitzendbureau moeten sturen, in plaats van naar de universiteit. En ondertussen wordt het handjevol rijke mensen in ons land alleen maar rijker. Ik weet het niet hoor, maar zou het misschien kunnen dat de balans een beetje door begint te slaan naar de elitaire, kapitalistische kant? Was het niet zo dat Nederland te boek stond als sociaal baken in de wereld? Als samenleving waarin we voor elkaar zorgden, elkaar hielpen, samen de schouders eronder zetten om een succesvolle en prettige maatschappij te creëren? In principe ben ik niet zo geneigd mijn hoofd boven het politieke maaiveld uit te steken, maar zo langzamerhand begin ik toch de behoefte te voelen om in een felrood shirt de barricade op te gaan. En dat terwijl mijn Haagse kameraden tegenwoordig een heel andere kleur lijken te kiezen.

Willen we dan echt de Verenigde Staten achterna? Misschien dat ik dan nog maar een keer moet emigreren, want ik heb drie jaar van de Amerikaanse samenleving mogen proeven en ik kan niet zeggen dat ik er bijzonder van gecharmeerd was. Er is een reden dat we onze twee kleine Amerikaantjes mee terug hebben genomen naar de Lage Landen. Zodat ze zich niet op hun 4e jaar al druk hoeven te maken over hun curriculum vitae voor de kleuterschool bijvoorbeeld. Of omdat manlief liever niet 80 uur in de week wilde werken, alleen maar om ervoor te zorgen dat we genoeg geld hadden om onze kinderen naar een ivy league school te kunnen sturen, zodat ze niet tussen de gewapende ghettogangsters op een aftandse community college terecht kwamen. En wat waren we blij dat we er pas in Nederland achterkwamen dat ik MS heb. Totdat de gepeperde rekeningen voor de MRI’s en andere onderzoeken opeens op de mat vielen. Tja, dan had ik maar gewoon geen chronische auto-immuunziekte moeten krijgen, hè. Eigen schuld, dikke bult.

Sociaalgemankeerd1Iedereen moet heden ten dage op de toppen van zijn kunnen presteren. Je komt al bijna niet meer weg met een leuk HBO’tje, want daar doen de werkgevers het tegenwoordig niet meer voor. Wil je een beetje een knappe baan veroveren, dan moet je minstens twee Master titels op je naam hebben staan en ergens een ‘High Potential Program’ gevolgd hebben. Dat betekent dan wel dat je ettelijke duizenden euro’s mag ophoesten, want een beetje afstuderen kost tegenwoordig een rib uit je lijf. Met twee avonden in de week biertjes tappen in de lokale studentenkroeg kun je misschien slechts je propedeuse bekostigen, maar wil je meer dan 40 studiepunten behalen, dan zul je je toch in Groningen bij de leningverstrekkers moeten vervoegen. Dat je daarna met het salaris van die felbegeerde baan nog steeds geen huis kunt kopen, omdat de huizenmarkt in Nederland zo hysterisch over de kop is gegaan en je bovendien eerst 35 jaar al je geld bij de studieschuldeisers mag inleveren, is nou eenmaal de prijs die je betaalt voor het grote goed van de nieuwe Nederlandse samenleving: het individualisme.

Ja, men mag het tegenwoordig lekker zelf uitzoeken. Al dat sociale gedoe kost ons tenslotte veel te veel geld en dat kunnen we beter besteden aan de aanbetaling van een vloot schitterende Joint Strike Fighters die ons land in 2017 rijk moet zijn, of het overeind houden van de banken die middels schimmige zaakjes de oudedagsvoorziening van menig 65-plusser vakkundig door de plee hebben gespoeld. Het is eigenlijk wel goed dat straks bijna niemand meer kan studeren, want dan kunnen al die jongeren gewoon het leger in. We hebben tenslotte mensen nodig om al die nieuwe straaljagers te bemannen. En voor de werkeloze pacifisten onder ons hebben we ook een mooie oplossing, want die gaan gewoon lekker mantelzorgen in onze participatiemaatschappij. Er lopen straks namelijk een heleboel demente bejaarden en autistische kinderen gewoon los op straat en die moeten we natuurlijk wel een beetje in het gareel houden, zodat de gefortuneerde elite er geen last van heeft.

Ik dacht dat ik mijn kinderen groot kon brengen in een land waar we trots op kunnen zijn. Dat ze, net als hun ouders, de mogelijkheid geboden zou worden om het beste uit zichzelf te halen, zonder dat ze daarbij afgerekend zouden worden op hun afkomst of portemonnee. Soms vraag ik me af of we toch niet beter een boerderij in Californië hadden kunnen kopen. Daar hebben ze in ieder geval Barack Obama nog, terwijl wij het hier moeten doen met de grijnzende tronies van het tweede kabinet Rutte, als we te horen krijgen dat we in het voorjaar allemaal een extra blauwe envelop op de mat mogen verwachten. Eerlijk gezegd had ik niet verwacht dat ik het op mijn 32ste al zou zeggen, maar ik ga het nu toch doen: vroeger was echt alles beter.

Share

1 2