Zo langzamerhand begin ik een beetje moe te worden van alle ouder-kritiek. Je kunt het namelijk gewoon nooit goed doen. De afgelopen jaren was het ‘positief opvoeden’ de heilige graal van het ouderschap. We mochten niet meer straffen, maar moesten in plaats daarvan belonen. Stickerkaarten maken voor elke drol die in de wc belandde, complimentjes uitdelen voor ieder stuk volgekrast papier wat mee terug kwam van de peuterspeelzaal, een uitgebreide lofzang geven voor iedere spruit die kokhalzend in de keeltjes verdween. Ieder kind moest een prins of een prinses zijn en wee je gebeente als de opvoedpolitie er lucht van kreeg dat je je kroost ook weleens achter het behang wilde plakken. Als je hartelapje in blinde woede de Duplo door de kamer smeet, moest je hem niet naar zijn kamer sturen, maar een duik nemen in zijn complexe peuterpsyche. Anders zouden er straks heel wat jongvolwassenen gebukt gaan onder een minderwaardigheidscomplex. En het gaat al niet zo best met de economie, dus een hele generatie met een burn out kunnen we er niet bij gebruiken.
Echter, de nieuwste wetenschappelijke inzichten op pedagogisch gebied vertellen ons nu dat we door al die positiviteit een stelletje narcistische, verwende krengen aan het kweken zijn. Onlangs verscheen in de Journal of Personality and Social Psychology een onderzoek waaruit blijkt dat de jeugd van tegenwoordig zichzelf op een voetstuk plaatst. En dat is allemaal de schuld van de ouders, die hun nageslacht wanhopig de hemel in prijzen. Ook het RTL Nieuws berichtte laatst dat we moeten ‘kappen met complimenteren’. Schijnbaar hebben we de neiging om onze kinderen door een roze bril te bekijken en ze allerlei kwaliteiten toe te dichten die ze niet bezitten. Vooral vaders schijnen er een handje van te hebben het vleesgeworden resultaat van hun doorgegeven genenpatroon succesvoller in te schatten dan reëel is. Waar de heren op het schoolplein tegen elkaar lopen te brallen dat Rodarikje het hele oeuvre van Tolstoj al verslonden heeft, blijkt in de realiteit dat het arme kind zich nog maar net met grote moeite door de doldwaze avonturen van Pinkeltje heen heeft geslagen.
De gevolgen van deze ouderlijke overwaardering liegen er niet om, volgens de wetenschappers. Niet alleen ontwikkelt de jongste generatie een enorm opgeblazen ego, veel erger zijn de rokende puinhopen die ze achterlaten als ze dan uiteindelijk toch keihard van hun eigen voetstuk afdonderen. En dat is onvermijdelijk, waarschuwen de onderzoeken. Want alhoewel papa en mama je tekeningen altijd apetrots op de koelkast hingen, kan het best zo zijn dat ze je bij het toelatingsexamen van de Kunstacademie vertellen dat je nooit in het Rijksmuseum komt te hangen. En het feit dat je moeder altijd met tranen in haar ogen heeft geluisterd naar jouw vertolking van Whitney’s ‘I will always love you’ wil nog niet zeggen dat je vervolgens niet keihard het deksel op je neus krijgt van Team Borsato bij The Voice of Holland. Dat is dan behoorlijk schrikken, want je hebt tenslotte je hele leven gedacht dat iedereen met smart op jou zat te wachten. Als dan blijkt dat alleen de psychiater likkebaardend de deur voor je open houdt, loopt je zorgvuldig gecultiveerde zelfvertrouwen wel een deukje op.
Maar goed, inmiddels zijn manlief en ik al ruim vier jaar bezig menig veer in het achterste van onze kroost te steken, dus een beetje pissig dat we straks alsnog twee kinderen met een complexe combinatie van grootheidswaanzin en vergaande onzekerheid hebben, zijn we wel. Het was tenslotte een stuk makkelijker geweest om Terrorist nr. 1 wél eens ouderwets over de knie te kunnen leggen als hij brutaal is, of de zoveelste tekening van Terrorist nr. 2 ‘s avonds door de papierversnipperaar te kunnen halen. Je doet als ouder zo je best, maar uiteindelijk groeien je kinderen gewoon altijd op voor galg en rad. Toen de Terroristen babies waren, was het zo ongeveer een misdaad om je kind met vast voedsel te presenteren voor het zes maanden oud was, want dat zou gegarandeerd de meest verschrikkelijke voedselallergieën opleveren. Tegenwoordig dien je je baby echter al met vier maanden van een dampend bord boerenkool te voorzien, omdat je anders zonder twijfel een epi-pen in huis kunt halen. Inmiddels begin ik zelf enige ouderlijke schizofrenie te ontwikkelen, want van zoveel onduidelijkheid zou zelfs de meest stoïcijnse opvoeder in de war raken.
Desondanks conformeer ik mij natuurlijk graag aan de geldende norm, dus ik zal de mattenklopper maar onder het stof vandaan trekken. Het zal even wennen zijn voor de Terroristen. Hun zieltjes zijn door onze halfzachte aanpak wel erg teer geworden. Maar de wetenschap zegt het, dus ze hebben het maar te accepteren. Voortaan zal ik niet meer juichen als Terrorist nr. 1 met een vakkundig geplakte paddenstoel uit de knutselhoek komt, maar in plaats daarvan vragen waarom hij er geen kabouter van origami bij gevouwen heeft. En als Terrorist nr. 2 weer eens een driftbui heeft, sleur ik haar aan haar haren de supermarkt uit, in plaats van geduldig uit te leggen dat het niet comme-il-faut is om de pakken koekjes al open te scheuren, voordat je moeder ze betaald heeft. Ik denk wel dat de kans groot is dat ze een diepgewortelde persoonlijkheidsstoornis ontwikkelen als gevolg van hun bipolaire opvoeding, maar ze kunnen in ieder geval zeggen dat hun ouders het beste met hen voor hadden.
Waar de huidige generatie ouders de afgelopen jaren vooral niet zo hard en meedogenloos mocht zijn als hun eigen opvoeders, maken onze zachte heelmeesters nu blijkbaar stinkende wonden. De wetten van het opvoeden lijken net zo instabiel als de psyche’s van de peuters die ze proberen te doorgronden. Ik wil er daarom voor pleiten om van opvoeden voortaan geen wetenschap meer te maken en simpelweg maar te zien waar het schip strandt. Dat scheelt mij ook weer iedere vier jaar een bijscholingscursus.