Stel je voor: het is nacht, je ligt heerlijk in bed, nog diep in slaap. Het ochtendgloren glinstert voorzichtig aan de horizon, maar het is nog pikdonker. Alleen de oogjes van een eenzame veldmuis schitteren in het maanlicht, terwijl hij stilletjes door het veld trippelt. De bomen ruisen zachtjes in de koele nachtlucht, je kunt een speld horen vallen. Volmaakte rust. En dan opeens: geluid, overal om je heen. Een donderend geraas, alsof er een colonne helikopters vlak over het dak vliegt. Oogverblindend felle lampen zwiepen je slaapkamer binnen, laten je slaperige lijf baden in scherp wit licht. Het is 05.00 uur ‘s ochtends. De Apocalypse is gekomen.
Terwijl ik in blinde paniek overeind schiet, staat manlief al naast het bed. Verwilderd staar ik hem aan. “Wat gebeurt er? Wat is dat?” roep ik. Hij zwijgt grimmig. Verbeten trekt mijn echtgenoot zijn ochtendjas aan en marcheert de slaapkamer uit. Hij is geen ochtendmens. Het vergaan van de wereld is al dramatisch genoeg, maar het wordt helemáál onacceptabel als hij nog geen koffie heeft gehad. “UFO’s…” schiet er door mijn hoofd, “E.T. is in onze tuin geland”. Mijn op hol geslagen gedachten worden een halt toe geroepen als uit de kamer naast mij ijselijk gegil klinkt. “Een leeuw! Mama, een leeeeeeuw!”. Terrorist nr. 2 staat met wijd opengesperde ogen in haar ledikant. Zij zoekt de oorzaak van het gebrul buiten blijkbaar in een meer aardse hoek dan haar moeder, maar de geschrokken verbijstering is er niet minder om.
Aan de andere kant van de overloop vinden we Terrorist. nr. 1 bloedchagrijnig in zijn bed, zijn neus tegen het raam gedrukt. “Wat is dit nou weer voor onzin?!” moppert hij als ik binnen kom met zijn trillende zusje op mijn arm, “Ik lag toch zeker nog te slapen?!”. Ik haal mijn schouders op en met zijn drieën staren we uit het raam, de nacht in. Over het veld flitsen nog steeds de lichten, als angstig wild staan we in de schijnwerpers. Nog altijd kan ik niet zien waar het vandaan komt. We horen een naargeestig, splinterend geluid in de verte, alsof er iets gestaag naderbij komt. Ik krijg onaangename beelden op mijn netvlies van Mel Gibson die met een geweer rond zijn verlaten boerderij op het Amerikaanse platteland rent. Blijkbaar is die man toch niet zo gek als iedereen denkt, hij heeft het al die tijd gewoon voorzien. Dit is ‘Signs’, de Achterhoekse versie.
In onze pyjama’s sluipen we schoorvoetend de tuin in. Daar vinden we manlief, met zijn handen in zijn zij, zwijgend starend in de verte. “Maïs” gromt hij, “het wordt geoogst”. Op dat moment doemt er een enorme machine op uit de duisternis. De gigantische koplampen verlichten ons hele erf. Bulderend rolt het gevaarte zonder pardon over ons tuinpad, het naburige maïsveld in. Ik kan de Terroristen nog net opzij trekken, terwijl het grind tegen onze benen spat. Terwijl manlief zich omdraait en naar binnen gaat om zijn ochtendhumeur onder te dompelen in ettelijke koppen koffie, blijven de Terroristen en ik nog even staan. De machine verdwijnt ratelend tussen de wuivende halmen en al gauw zien we hoe het veld voor onze ogen verzwolgen wordt. “Ik sliep nog, hoor!” gilt Terrorist nr. 1 met verontwaardigd opgeheven vuist richting de in het rond vliegende maïskolven. Maar zijn geschreeuw gaat verloren in het onheilspellende gekraak van het ineenstortend gewas.
‘s Middags is er niks anders meer over dan een dor, desolaat landschap. In minder dan geen tijd heeft de machine het veld kaalgevreten. De herfstwind giert over de stoppelige, zwarte vlakte. De oase van groen is verdwenen, lijkt er zelfs nooit te zijn geweest. Onthutst staren we naar de grote leegte die ineens ons huis omringt. Opeens kunnen we naar onze buren zwaaien, een halve kilometer verderop. Rustig wonen op het platteland? Zo langzamerhand geloof ik er niet meer in. Vroeger dacht ik dat ik het zwaar had als de eerste tram om 06.00 tingelend door de Linnaeusstraat ging, maar je weet pas hoe verwend je bent als je geconfronteerd wordt met de harde realiteit van het boerenleven. Want als er geen stinkende giertank onder je raam varkensmest in het rond staat te sproeien, wordt je eigen grond wel onder je voeten vandaan gemaaid, terwijl je nog op één oor ligt.
Ik staar naar de plotselinge leegte om me heen en vraag me af welke volgende agrarische verrassing ons ten deel zal vallen. Ik geloof dat ik toch liever neerstrijkende UFO’s in mijn achtertuin heb, dan weer voor dag en dauw een nieuwe episode van onverwacht boers geweld. Het veld is geruimd, dus de landingsbaan is al vrij gemaakt. Ik verwacht het moederschip elk moment. Inmiddels kijken we toch nergens meer van op.
Je moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.