Archief ‘blogt over’

Sociale stress

Zojuist las ik in de krant dat er een rel in Nederland is losgebarsten. In eerste instantie nam ik aan dat deze opvlamming van volkswoede een nieuw hoofdstuk in de Zwarte Pieten saga betrof, maar inmiddels hebben we blijkbaar iets nieuws gevonden om ons vreselijk over op te winden. Blauwe Vinkjes-gate. Voor wie het gemist heeft (wat eigenlijk godsonmogelijk is, maar niet al het nieuws bereikt de Achterhoek): Blauwe Vinkjes-gate gaat over de nieuwste ontwikkeling op WhatsApp, de mobiele social media tool. Sinds woensdagnacht kun je namelijk zien of de berichten die jij naar iemand stuurt ook daadwerkelijk gelezen zijn. Eerst kon je alleen zien of ze waren binnen gekomen op de telefoon van de ontvanger, maar nu weet je ook of je genegeerd wordt. Krijg je namelijk niet meteen antwoord en zijn de vinkjes wél blauw, dan word je dus enorm ‘gedist’.

SocialestressAppend Nederland staat op z’n achterste benen. Het is je reinste spionage, Big Brother is watching you. Men voelt zich hogelijk aangetast in de privacy. De blauwe vinkjes zijn de oorzaak voor accuut opgekomen, nationale, sociale stress. Want: nu móet je wel meteen antwoorden als je een berichtje binnen krijgt. De zender wéét tenslotte dat je het gezien hebt en je wilt nou eenmaal niet door de mand vallen. Nu kun je niet meer doen alsof je het appje van die vermoeiende vriendin te laat hebt gezien en daarom niet met haar kon afspreken. Of je kunt maandag op het werk niet meer zeggen dat je dat berichtje van je collega heus pas die morgen zag en daarom die brandmail nog niet beantwoord hebt. WhatsApp maakt het ons onmogelijk om te liegen. Schandalig. Waar moet het heen met de wereld?

En de stress aan de andere kant van de lijn is misschien nog wel erger! Want: hoezo antwoordt die leuke jongen waar je net je eerste date mee gehad hebt niet meteen op je appje? Hij heeft het tenslotte gelezen, de blauwe vinkjes liegen niet. Dan was het zeker niet gemeend dat hij je bij het afscheid in je oor fluisterde dat je zulke mooie ogen had. Wat maakt het uit dat je vrouw in een belangrijke vergadering zit? Als ze je berichtje kan lezen, is het toch zeker een kleine moeite om direct even terug te appen? Of zit ze soms helemaal niet in een meeting en heeft ze gewoon stiekem een rendez-vous met die knappe nieuwe collega van personeelszaken? Het felle blauw van de nieuwe vinkjes brandt al bijna twee dagen een gat in het hart van de verzendende partij.

Toen ik gisteren de blauwe vinkjes zag, was mijn eerste gedachte: “Leuk, kleurtjes”. Het was pas ettelijke uren later dat het nieuws langzaam begon binnen te sijpelen. Zoals ik al zei, de Achterhoek loopt op sociaal gebied wat achter. Ik realiseerde mij toen ook ineens dat de vriendin die ik die morgen geappt had, mijn bericht dus blijkbaar wel gelezen had, maar nog niet de moeite had genomen mijn ego te strelen middels een antwoord. Heel even heb ik overwogen per direct een minderwaardigheidscomplex te ontwikkelen. Dergelijke sociale onzekerheid is blijkbaar conform de norm op dit gebied en ook ik wil natuurlijk niet buiten de boot vallen. De mens blijft tenslotte een kudde-dier.

Maar toen kwam er een verlichte gedachte bij mij op. Misschien had de vriendin in kwestie het wel druk. Met haar baan ofzo. Om in haar levensonderhoud te voorzien. Of wellicht zat ze net te genieten van een heerlijke kop koffie toen mijn bericht binnen kwam. Stond ze met een kar vol boodschappen bij de kassa in de supermarkt. Zat ze in de wachtkamer bij de tandarts voor een wortelkanaalbehandeling. Of, wellicht, misschien, eventueel, had ze gewoon even geen zin om met mij te praten. Want alhoewel ik natuurlijk bijzonder interessant en leuk ben, komt het waarschijnlijk heel sporadisch voor dat mensen geen zin hebben per direct op mijn geneuzel in te gaan.

Wat zegt het over onze eigen gemoedstoestand, als we massaal over de rooie gaan van een paar gekleurde vinkjes op een telefoon-applicatie? Zijn we zo sociaal onzeker geworden? Heeft al het Facebooken, Instagrammen en Twitteren ons, naast een kleinere en meer toegankelijke wereld, ook een collectief minderwaardigheidscomplex opgeleverd? En een veel te hoog cortisol level? Of zijn we vooral verontwaardigd over het feit dat we steeds minder controle lijken te hebben over onze eigen communicatie? Als daar het pijnpunt zit, lijkt de oplossing me voor de hand te liggen. Revolutie. Zeg nee tegen de sociale terreur en lap de blauwe vinkjes aan je laars. Voel je niet verplicht om terug te appen als je op het toilet zitten en liever eerst je kont wilt afvegen. En grijp niet meteen naar de anti-depressiva als je appje niet binnen een minuut beantwoord wordt.

Misschien moeten we gewoon weer ouderwets brieven gaan schrijven. Dan is het altijd weer een verrassing wanneer je antwoord krijgt. Helemaal als je op een boerderij in de Achterhoek woont, want dan is het sowieso de vraag of de buitenwereld je wel kan bereiken. Misschien niet zo sociaal. Maar wel lekker rustig.

Share

Is dit alles?

Ik was een dromerig kind. Speelgoed, buiten spelen, televisie kijken, ik had er niks mee. Terwijl mijn vriendinnetjes de haren van hun Barbies kamden, of spelletjes kwartet speelden met hun ouders, zat ik op mijn kamer, met een stapel boeken en een blocnote. Fantaserend en verhalen schrijvend. Ik had mijn toekomst al helemaal uitgestippeld en die zou groots en meeslepend worden. Schrijfster werd ik en niet zomaar eentje. Bestsellers zouden het worden, ik zou over de hele wereld gelezen worden en in alle boekwinkels liggen. Vanuit mijn appartement in New York zou ik het ene succesvolle boek na het andere afleveren, bakken met geld verdienen en als accessoire een al even succesvolle Wall Street banker in designer maatpak aan mijn arm hangen. Het is dat Candace Bushnell met de eer is gaan strijken, maar eigenlijk zou ik een deel van de winst van het succes van Sex & the City moeten krijgen. Carrie Bradshaw bestond namelijk al heel lang in mijn hoofd, voordat ze uit de pen van Bushnell rolde.

IsditallesNu ben ik 32 jaar en woon ik op een eenzame boerderij in de Achterhoek, met een natuurkundige, een autist en een chronisch zieke peuterpuberende reldiva. How the hell did that happen? Als ik in de boekwinkel kom, prijkt op geen enkele kaft mijn eigen naam, ik ben slechts één keer in New York geweest en toen was ik 17 jaar en sliep ik met mijn ouders op een veel te krappe hotelkamer in een zielloze wolkenkrabber in Brooklyn. Ik denk niet dat zij het destijds goed hadden gevonden als ik een knappe zakenman mee naar mijn uitschuifbed had gesleept, hoe duur zijn pak ook was. Ik slijt mijn dagen tot aan mijn enkels weggezakt in de Achterhoekse klei, onderwijl de billen van de Terrorist nr. 2 afvegend en schreeuwend tegen Terrorist nr. 1 dat hij niet nóg meer insecten op mijn koffietafel mag deponeren. En als die natuurkundige dan ‘s avonds thuis komt, heeft hij koffievlekken op zijn pak van de V&D en kunnen we niet eens glamoureus uit eten in het hipste sushi-restaurant van dat moment. De piepers staan namelijk al op het vuur.

Soms denk ik dat ik een vervroegde midlife crisis heb. Waarschijnlijk dat ik daarom ook eindelijk rijlessen ben gaan nemen. Ik heb natuurlijk niks aan zo’n rode sportwagen met open dak als ik niet zelf glamoureus achter het stuur kan zitten. Hoe kan het dat er weinig terecht is gekomen van al die mooie toekomstdromen van een klein meisje op haar Amsterdamse kamertje? Heb ik niet goed opgelet en ergens per ongeluk een verkeerde afslag genomen? Ik had met een lading Louis Vuitton tassen op Schiphol moeten staan, maar blijkbaar heeft mijn richtingsgevoel me in de steek gelaten, want opeens stond ik met een verhuiswagen vol Ikea meubels in de Achterhoek. Is dit alles? Die vraag schiet soms door mijn hoofd, als om 06.00 uur ‘s ochtends weer die wekker gaat, onmiddellijk gevolgd door de opmerking die je nou vooral níet wilt horen voordat je je eerste kop koffie hebt gehad: “Mamaaa, ik moet poeoeoepen!”. Terwijl ik Terrorist nr. 1 slaapdronken op het toilet hijs en probeer de giftige dampen die hij produceert te negeren, zodat mijn nuchtere maag zich niet omdraait, vraag ik me af waar het fout is gegaan.

Echter, toen manlief en ik laatst in de stad waren en heel even konden doen alsof we succesvol en fabulous waren, spraken we een kennis van ons. Begin dertig, ziet er werkelijk oogverblindend uit in een maatpak én heeft een succesvol eigen bedrijf, waarmee hij miljoenen verdient. Zelf reist hij de hele wereld rond, kan alles kopen wat hij leuk vindt en precies doen wat hij zelf wil. Maar hij was er wel klaar mee. “Want”, zei hij terwijl hij me vermoeid aankeek, “Is dit alles?”. Terwijl ik me verslikte in een slok wijn en me afvroeg of hij nou heel erg arrogant was, of gewoon een beetje gek, zuchtte hij even diep. Hoe leuk is het nog, als je alles kan? Als alles mogelijk is? Als je nergens meer naar hoeft te verlangen? Op de opmerking van manlief dat hij wel graag op Hawaii zijn eigen papayakwekerij zou willen beginnen, haalde de miljonair zijn schouders op. “Ik kan misschien beter gaan trouwen” zei hij, “en kinderen krijgen”. We staarden elkaar aan. Een wereld van verschil. Of toch niet?

Sept13_2014_1De mens is een intrinsiek ontevreden wezen. Het gras is altijd groener aan de overkant. Weliswaar nergens zo groen als in de Achterhoek, maar toch zou ik soms liever in het Vondelpark zitten. Met mijn MacBook en mijn Manolo Blahniks. Terwijl de miljonair een nieuwe Rolex koopt in de P.C. Hooftstraat en eigenlijk liever op een boerderij de billen van zijn kinderen af zou willen vegen. Het is ook nooit goed. Was ik volmaakt gelukkig geweest als ik nu in Manhattan bestsellers had geschreven, met uitzicht op Central Park? Als manlief in Armani op de beurs million dollar deals had gesloten en we ‘s avonds met New Yorks’ glitterati de clubs onveilig maakten? Als we ‘s ochtends vroeg níet de drollen van een tweetal Terroristen moesten doorspoelen? Ik denk het niet.

Oh, wat zou het leuk zijn, mijn naam gedrukt te zien op de kaft van dat boek. Als ik daar aan denk, ben ik weer even dat kleine meisje, dromend boven haar blocnote. Als nou alleen díe droom mag uitkomen, dan ben ik verder een tevreden mens. Laat Manhattan, die Manolo’s en dat maatpak dan maar zitten. Ik heb tenslotte al een natuurkundige, een autist en een relpeuter. En dát is tenslotte net zo goed rijkdom.

Share

Slaap kindje, slaap (deel 2)

Het is 04.00 uur ‘s nachts. Manlief en ik hebben allebei tot laat in de avond gewerkt, dus we liggen nog maar een paar uur op bed. In de kamer naast ons klinkt een ijl stemmetje: “Mamaaa…?”. Ik open langzaam één oog en houd mijn adem in. Even blijft het stil, maar net als ik een geluidloze zucht van opluchting slaak, klinkt het opnieuw: “Mamaaa?!”, nu iets harder dan de eerste keer. Ik begraaf mijn gezicht in mijn kussen en doe alsof ik het niet hoor. Gebonk aan de andere kant van de muur. Terrorist nr. 2 is gaan staan in haar ledikant. “Ma-ma! Kom hier!”. Manlief ligt doodstil naast me, maar ik weet dat hij ook wakker is. Het is nu de vraag wie als eerste breekt. De verontwaardiging in de aangrenzende kamer groeit. “Ik wil eruit!”, “Kom hiehieieier!”, “We moeten melluk drinkeh!”. Ik voel mijn vermoeide hoofd bonken en sla mijn nagels in het matras. Ik denk dat ik voor veel ouders spreek als ik zeg: kunnen we die wintertijd niet gewoon afschaffen?

Slaapkindjeslaap2Al eerder schreef ik over de immer voortdurende slaapterreur van onze Terroristen. Inmiddels hebben we Terrorist nr. 1 zover dat hij alleen nog zijn bed uit komt als hij moet plassen. Dat is jammer genoeg drie keer per nacht het geval en dat zou nog niet eens zo’n probleem zijn, ware het niet dat hij na het toiletteren zo slaapdronken is dat hij niet meer terug naar zijn kamer gaat en dus op de grond van de badkamer gaat zitten wachten tot iemand hem komt halen. Terrorist nr. 2 gelooft sowieso niet in het concept van slaap, maar nu de klok is terug gezet, heeft ze wat nachtrust betreft helemaal de handdoek in de ring gegooid. Ze is hardnekkig blijven steken in de zomer en ik vrees dat ze dat volhoudt tot de klok weer om gaat in Maart 2015. Manlief ik hadden de afgelopen vier jaar al vrijwel niet geslapen, maar inmiddels zijn de kringen onder mijn ogen zo diep donkerblauw dat het lijkt alsof ik me heb opgemaakt terwijl ik stomdronken was. Misschien dat mensen erin trappen als ik zeg dat ik een fashion statement probeer te maken, maar gezien mijn bijbehorende grauwe gelaatskleur en aanhoudende gegaap, acht ik de kans dat ik een trend zet vrij klein.

We hadden ons al schrap gezet vorige week, toen we op zaterdag een uur achteruit gingen. Echter, tot onze starre verbijstering viel het de eerste nacht mee. Terrorist nr. 2 sliep tot 05.00 uur ‘nieuwe tijd’ en manlief en ik waren uit voorzorg om 21.00 uur naar bed gegaan. We stonden dan ook hoopvol en relatief uitgerust op en gaven elkaar een high five. Missie geslaagd. Maar natuurlijk hadden we te vroeg gejuicht. Natuurlijk hadden we moeten weten dat dit een slimme list was van dat kleine meisje, om ons een vals gevoel van veiligheid te geven. Nadat we de volgende avond namelijk overmoedig een fles wijn soldaat hadden gemaakt en pas rond middernacht beneveld ons bed in rolden, liet onze dochter wederom haar ware aard zien. Klaarwakker en met energie voor tien ging ze vanaf 04.00 uur ‘s nachts frontaal in de aanval. Terwijl de glow in the dark spenen door de kamer vlogen, deed manlief een wanhopige poging een redelijk gesprek met onze peuter te voeren. Onze 2-jarige heeft echter een aanzienlijk langere adem dan haar ouders, dus met haar in discussie gaan is bij voorbaat een verloren zaak. Uiteindelijk trof ik manlief twee uur later opgekruld in zijn ochtendjas tegen het ledikant aan, terwijl Terrorist nr. 2 hem woedend met haar Nijntje knuffel om zijn oren sloeg. Ik denk dat hij de kracht niet meer had om de klappen op te vangen. Of hij sliep gewoon, dat kan ook nog.

NijntjewekkerInmiddels slapen we al een ruime week nog minder dan we daarvoor al deden. Natuurlijk hebben we grof geschut ingezet. Twee uur later naar bed, ellenlange boswandelingen over moeilijk begaanbare, modderige paadjes, de gebruiksaanwijzing van de Nijntje trainingswekker aan de Terroristen voorlezen voor het slapen gaan. Het mag helaas allemaal niet baten. Terwijl ik in het holst van de nacht onze zoon van de badkamervloer afpeuter, onderhandelt manlief met onze dochter. Vanmorgen heb ik overwogen de inhoud van het pak Douwe Egberts gewoon in pure vorm naar binnen te lepelen, in plaats van er daadwerkelijk koffie van te zetten. Al dat water verdunt het tenslotte toch alleen maar en inmiddels heb ik steeds méér caffeïne nodig om nog effect te voelen. Hoe lang kan een mens zonder slaap? Wij zitten nu op zeven dagen en de hallucinaties beginnen inmiddels op gang te komen, dus ik vrees dat onze dagen bijna geteld zijn.

Als we nou als ouders een collectief vormen en ons inzetten voor het afschaffen van de wintertijd. Want als er Kamervragen gesteld kunnen worden over Zwarte Piet, dan vind ik dat chronisch nationaal slaapgebrek ook best eens op de politieke agenda kan. Tenslotte moet de economie het toch voor een groot deel hebben van de werkende ouders in Nederland, dus men zou ons best eens een beetje tegemoet kunnen komen. Zeker we nu al zoveel hebben moeten inleveren op de kinderopvang en we onze kinderen dientengevolge dus veel minder vaak ergens anders kunnen stallen, zodat we zelf bij kunnen slapen. Ik ben ervan overtuigd dat het Bruto Nationaal Product enorm omhoog zou gaan als we die klok voortaan gewoon lekker met rust laten.

Tot die tijd denk ik dat ik in de moestuin maar een klein hoekje reserveer om Belladonna te kweken. De speen in een glas whiskey dopen mag tegenwoordig tenslotte niet meer, dus dan maar een wanhoopsdaad uit eigen tuin. Wees gerust, ik heb me heus goed ingelezen. Een klein drupje extract door de Roosvicee zou voldoende moeten zijn. Welterusten.

Share

Halloween horror

Het zal u niet ontgaan zijn dat de chocoladeletters al vanaf augustus in de winkel liggen. Hoewel ik de Sint een warm hart toedraag, ben ik daar fel op tegen en van mening dat Sinterklaas-gerelateerde goederen pas verhandeld mogen worden vanaf het moment dat de goedheiligman de pakjesboot op Nederlandse bodem verankerd heeft. Net zo goed als je eigenlijk pas oliebollen mag eten vanaf december. Helaas denkt de commercie daar anders over. En dus heeft manlief inmiddels al ettelijke zakken pepernoten soldaat gemaakt en loopt mijn moeder al gewapend met verlanglijstjes door het winkelcentrum. En bij Ikea staat gewoon het hele jaar door een oliebollenkraam. Ik heb mij jarenlang heftig verzet tegen dergelijke premature feestvreugde, maar vrees dat ik de strijd niet ga winnen. Het is alleen wel jammer dat ik niet eens de tijd krijg om mijn nederlaag ten opzichte van de huidige handelsgeest te accepteren, want de volgende commerciële doorn in het oog heeft zich inmiddels alweer in volle hevigheid aangediend. Het is namelijk Halloween.

HalfslachtigHalloweenOf eigenlijk is het helemaal geen Halloween, want dat bestaat namelijk niet in Nederland. Echter heeft blijkbaar niemand de dames en heren marketeers daarvan op de hoogte gesteld. Halloween is namelijk big business tegenwoordig. De glanzend oranje pompoenen, heksenhoeden en klapperende vampiergebitjes vliegen je van alle kanten om de oren. Toen ik laatst in Doetinchem door de winkelstraat liep, werd ik achtervolgd door een schimmig figuur, gehuld in zwarte mantel en met Frankenstein masker, die naarstig zijn best deed mij aan het schrikken te maken. Het duurde even voordat ik me realiseerde dat de gedragingen van deze persoon waarschijnlijk een poging waren tot het promoten van de op handen zijn Allerheiligenavond. In eerste instantie dacht ik namelijk dat ik hier te maken had met de dorpsgek en had ik bijna de autoriteiten op de hoogte gesteld, zodat die hem terug konden brengen naar het plaatselijke gesticht.

Als je drie jaar in Amerika hebt gewoond is de wanhopige Nederlandse poging tot het lanceren van Halloween als volksfeest een vrij beschamende vertoning. In de VS weten ze tenminste waar ze mee bezig zijn. Vanaf begin oktober versieren de Amerikanen hun huizen met levensechte en meterslange draden spinrag, hangen er manshoge Magere Heinen aan de gevels en enorme afschrikwekkende nepspinnen in de bomen van hun voortuinen. Ik word soms nog gillend wakker van de herinnering aan het rammelende skelet dat onze buren aan de voordeur hadden hangen. Terrorist nr. 1 was er duidelijk minder van onder de indruk dan zijn moeder. De eerste keer dat we het weerzinwekkende geraamte zagen hangen, bleef hij even stil staan, haalde toen zijn schouders op en zei: “Mama, die heeft koude voeten”. Duidelijk Amerikaans bloed, dat kind. Eenmaal terug in Nederland bleek het oprijzen van de geesten hier ook opeens een hit te zijn geworden. Het is alleen een beetje lastig huiveren van een plastic spinnetje met het formaat van een ondermaatse knikker, als je de Amerikaanse variant gewend bent.

Ik zou iedereen in Nederland dan ook willen oproepen per direct met deze onzin te stoppen. We hebben Sinterklaas, de Paashaas en de Kerstman, zullen we de geesten van de overledenen dan gewoon aan de andere kant van de oceaan laten? Tenslotte hebben we in januari alweer genoeg kilo’s te lozen, na alle fondantmuizen en kerstkransjes die ons in de maanden daarvoor ten deel zijn gevallen. Laten we het nou niet nog erger maken door ons tussendoor ook nog eens vol te proppen met snoepgoed waarvoor we onze arme kinderen ‘s avonds in het pikdonker in idiote kostuums laten bedelen bij de buren. Sowieso komen ze er bekaaid vanaf, omdat de helft van de mensen zich niet gerealiseerd heeft dat ze snoep in huis hadden moeten halen en de andere helft apetrots met een lullig doosje rozijntjes aan komt zetten. Daar zou ik me als kind dus echt niet voor in één of ander achterlijk pak laten hijsen door mijn ouders, die denken dat ze zo lekker met hun tijd mee gaan. In Amerika krijg je tenminste meteen een familiezak Snickers in je knapzak gestopt als je ergens aanbelt.

De Terroristen zijn hevig teleurgesteld over de halfslachtige manier waarop Nederlanders met Halloween omgaan. Vooral Terrorist nr. 1 vindt het een aanfluiting. Hij kan zich de Amerikaanse festiviteiten nog levendig herinneren en ziet met lede ogen aan dat zelfs zijn eigen móeder niet eens bang wordt van de speelgoedspinnen die ze in de Nederlandse winkels verkopen. En toen oma laatst enthousiast met twee pompoenen thuis kwam om uit te hollen, zuchtte hij verongelijkt: “Hoe kun je dáár nou een monster van maken? Die zijn toch veel te klein?!”. En inderdaad, in vergelijking met de gigantische grijnzende Californische pompoenen met spookachtige flikkerende kaarsjes, zijn de miezerige Nederlandse exemplaren bepaald niet om over naar huis te schrijven. Ze liggen inmiddels dus ook al een week treurig in de tuin te verpieteren. Toen ik Terrorist nr. 1 laatst naar school bracht en de juffen trots een knuffelbare pluche spin aan de muur van het lokaal presenteerden als Halloween-decoratie, draaide Terrorist nr. 1 zich resoluut om, sprak de verontwaardigde woorden: “Nou ben ik het zat!” en marcheerde de klas uit. Ik kon hem eigenlijk geen ongelijk geven.

August9_2014_Moon1Laten we onszelf niet langer belachelijk maken en de pompoenen voortaan alleen nog gebruiken om soep van te maken. Tenslotte moeten we tegenwoordig in hartje zomer al beginnen met Sinterklaasgedichten schrijven en paaseieren zoeken als de sneeuw nog op de daken ligt, dus we hebben niet eens tijd om feest te vieren met de overledenen. Less is more, zouden de Amerikanen zeggen. Bovendien zouden die dooien zich omdraaien in hun graf als ze lucht kregen van de bedroevende polderversie van Halloween. Morgen is het zo ver: All Hallow’s Eve. Ik hoop maar dat er geen Achterhoekse ondoden uit het bos komen om wraak te nemen voor de bezoedeling van hun jaarlijkse wederopstanding. Ik dacht vanmorgen even dat ik iets hoorde ritselen in het kreupelhout. Something wicked this way comes…

Share

Onoverwinnelijk

Oct18_2014_3Laatst waren manlief en ik op de verjaardag van een vriendin in Amsterdam. De middag hadden we doorgebracht in het centrum, slenterend langs de grachten, luierend op terrasjes, terwijl de stad lag te baden in de zon op die onwaarschijnlijk mooie oktober-dag. Het was één van die zeldzame, zorgeloze momenten waarop het lijkt alsof het leven heel even stil staat. Alsof de realiteit je even ontglipt. Alsof er heel even alleen maar dat is: zon, witte wijn, je voeten in een paar nieuwe hoge hakken. ‘s Avonds, na een copieus diner en een hoop verjaardagsvrolijkheid, namen manlief en ik weer afscheid van de stad. Bij het verlaten van het café kuste ik de moeder van mijn vriendin gedag. Ik had haar die avond nog niet gesproken. “Dag kind” zei ze, “Hoe gaat het?”. Ik knikte, lachte en zei: “Goed”. Ze keek me even onderzoekend aan. “Ja?” was haar antwoord en wachtte af. Ik keek haar aan en wist het eventjes niet meer. “Die MS” rolde er toen plotseling uit mijn mond, terwijl ik een brok in mijn keel voelde zwellen, “Dat is wel kut”. Als iemand die je heeft zien opgroeien je na 32 jaar vastpakt en je weer ‘kind’ noemt, is het blijkbaar moeilijk om je groot te houden.

In de auto terug naar huis kijk ik naar buiten. Ik zie mijn eigen reflectie in het raam en voel een traan over mijn wang rollen. Manlief zit zwijgend naast me aan het stuur. Hij glimlacht in zichzelf, neuriet mee met de muziek op de radio. Ik wil hem niet aankijken, hij mag niet zien dat ik stiekem huil. Het was een mooie dag, dus waarom dan nu opeens die tranen? Haar vraag blijft door mijn hoofd spoken: “Hoe gaat het?”. Ik weet het antwoord niet. Ik zeg dat het goed gaat, maar hoe waar is dat eigenlijk? Vandaag gaat het goed. Vandaag wel. Vandaag heb ik rechtop in de zon gestaan. Op hakken de halve stad doorgelopen. Mee gedanst met de bezoekers van het Amsterdam Dance Event, die om vijf uur ‘s middags al dronken in het Westerpark zaten. Maar is dat morgen ook nog zo? Ik wil het graag geloven. De realiteit is echter: ik weet het niet. Ik heb MS. Misschien kan ik morgen niet meer lopen.

Tot voor kort dacht ik dat ik onoverwinnelijk was. Sterk, gezond, onverwoestbaar. Sta je ooit echt stil bij je eigen vergankelijkheid als je er niet keihard mee om je oren geslagen wordt? Ik in ieder geval niet. Ja, mensen worden ziek. Mensen gaan dood. Andere mensen. Ik niet. Natuurlijk niet. Maar nu…? Soms kijk ik naar mijn naakte lichaam in de spiegel en heb het gevoel dat het niet langer van mij is. Twee kinderen gebaard en weinig veranderd. Een sterk lijf, zonder littekens van het leven. Aan de buitenkant in ieder geval. Maar van binnen is het blijkbaar kapot. Opeens. Zomaar. Soms word ik ‘s ochtends wakker met pijn. Mijn ledematen doen niet wat ik wil, ik moet mezelf uit bed slepen. Mijn benen trillen, mijn handen tintelen. Geen evenwicht meer. Ik houd mijn adem in, bang dat het dit keer niet meer overgaat. Dat doet het wel. Altijd. Tot nu toe. Maar het hangt er wel, dat zwaard van Damocles. Ik hef mijn hoofd en wacht tot het valt.

Oct18_2014_4Ik ben niet ziek. Ik wil niet ziek zijn. Ik kijk naar mezelf en geloof het niet. Ik ben wel ziek. Ik moet wel ziek zijn. De wetenschap zegt het immers. Iets knaagt zachtjes aan mijn hersenen, de plekken op mijn brein staan zwart op wit. De kortsluiting in mijn hoofd neemt mijn lijf soms van me af en ik kan niet anders dan hopen dat de MS het me weer terug geeft. Mensen vragen of ik in een rolstoel moet, kijken naar me alsof ik ieder moment uit elkaar kan vallen. Ik weet niet of ik beledigd moet zijn, of verdrietig. Hoezo een rolstoel? Ik sta toch nog, zij het soms misschien wat wiebelig. Ik zie manlief bezorgd kijken als ik over mijn pijnlijke handen wrijf. Hij is bang, hij zegt het niet, maar ik zie het in zijn ogen. Bang voor mijn verval, voor wat er misschien komen gaat. Ik haat zijn angst. Blijkbaar ben ik opeens breekbaar geworden. Ik bekijk mezelf door zijn ogen, maar zie niet dezelfde vrouw als hij. Want breekbaar ben ik toch nooit geweest?

Soms lig ik ‘s nachts wakker. Probeer iedere centimeter van mijn lichaam te voelen. Om te kijken of ik er nog de baas over ben. Terwijl manlief rustig naast me slaapt, vraag ik me af of ik ook bang ben. Heel even denk ik dan van wel. Want blijkbaar valt het dus wel tegen met die onverwoestbaarheid. Ben ik brozer dan ik mezelf had voorgehouden. Maar zijn we dat niet stiekem allemaal? Ziek of niet? En misschien is dat niet eens zo erg. Het had tenslotte ook een hersentumor kunnen zijn. Een beroerte. Of nog erger. Mensen krijgen kanker, mensen gaan dood. Andere mensen. Ik niet. Ik heb MS. De ziekte steelt weliswaar af en toe mijn lichaam, maar mijn leven krijgt het niet. Het kan altijd erger en dus heb ik geluk gehad. Want is er iemand die helemaal ongeschonden door het leven komt? Ik betwijfel het. 32 Jaar lang ben ik onoverwinnelijk geweest. Misschien is het dan nu tijd om kwetsbaar te zijn. Ik geloof niet dat ik er bang voor ben. Maar wennen is het wel.

Ja, soms heb ik even medelijden met mezelf. Want misschien kan ik morgen niet meer lopen. Dat is oneerlijk. Van onoverwinnelijk naar breekbaar. Zo keihard van je eigen voetstuk vallen is misschien nog wel pijnlijker dan die littekens op mijn hersenen. Maar ik hef mijn hoofd omhoog, kijk in de oktoberzon. Vandaag loop ik nog wel. Voel ik het gras nog onder mijn voeten. Nu sta ik nog op hoge hakken op de Amsterdamse grachten. Spring ik met mijn kinderen op de trampoline. Nu, meer dan ooit, is alles nog mogelijk. Count your blessings. Carpe diem. Vraag het me nog maar eens: hoe gaat het? Ik weet het antwoord eigenlijk wél: goed.

Share

1 23 24 25 26 27 35