mei 2016

Tussen wal en schip

Al een tijdje zijn wij op zoek naar een gastouder aan huis, die de Terroristen na school opvangt. Want, zoals eerder beschreven op dit blog, gaat het op de reguliere buitenschoolse opvang met onze autistische zoon niet altijd even goed. Er zijn vervelende akkefietjes geweest, discussies met leidsters die geen tijd en geen zin hebben in autisme en, over de gehele linie, een te grote zorgvraag voor een instelling die gericht is op ‘normale’ kinderen. Maar Terrorist nr. 1 is nou eenmaal niet ‘normaal’. En hoewel het, na verscheidene opstartproblemen, de laatste tijd heel goed gaat, blijft het lopen op de spreekwoordelijke eieren. Zowel voor Terrorist nr. 1, als voor ons, als voor de opvang. Maar het is natuurlijk slechts een kwestie van tijd voordat die eierschalen breken.

Iemand vinden die wil en kan zorgen voor een jongetje met een gebruiksaanwijzing is echter zoals zoeken naar een speld in een hooiberg. Iets waarbij je wel wat hulp kunt gebruiken. Dus riepen wij de assistentie van de gemeente in die, sinds de decentralisatie van de Jeugdzorg, verantwoordelijk is voor het bieden van hulp aan kinderen zoals onze zoon. Die zou moeten zorgen voor extra pedagogische ondersteuning op de opvang, of subsidie voor een gespecialiseerde oppas. Zodat degenen die het in deze maatschappij niet helemaal alleen kunnen, toch de kansen krijgen die ook zij verdienen. Dat leverde een huisbezoek op van twee dames, aan wie mijn ex-Manlief en ik voor de zoveelste keer het hele diagnostisch traject uit de doeken moesten doen, iets wat op zichzelf al raar is, aangezien er van onze zoon een duimendik psychiatrisch dossier beschikbaar is. Er werd begrijpend geknikt, instemmend gemompeld. En daarna bleef het stil.

Want: de gemeente kan ons niet helpen. Wij krijgen geen PGB en ook geen hulp uit andere hoeken en/of potjes. Waarom niet? Het gaat ‘te goed’ met Terrorist nr. 1. Te goed? Ja inderdaad, te goed. Wat kort door de bocht gesteld inhoudt dat hij op de BSO geen andere kinderen met een schaar te lijf gaat, of zijn eigen poep aan de muren smeert. Dat mijn ex-Manlief en ik elkaar niet de tent uit vechten, maar gewoon in goede harmonie onze kinderen opvoeden en, ondanks de scheiding, gezamenlijk op één bank een kopje koffie kunnen drinken. En dat onze zoon nu toch geen zwakbegaafde retard blijkt, die weinig anders kan dan de hele dag kabouters vouwen in een instelling met tralies voor de ramen. Nee, hij is alleen maar een beetje autistisch. Dus daar mogen we het lekker zelf mee uitzoeken.

“Wat heerlijk, van die zelfredzame ouders” glunderden mevrouwtje A. en B. bij het verlaten van ex-Manliefs huis. Ik keek hem aan en las in zijn ogen wat in de mijne ook geschreven stond: dit klinkt als een compliment, maar is eigenlijk een straf. Want wie het hardste werkt en zijn verantwoordelijkheden neemt, heeft recht op niks. Het feit dat wij meestentijds zelfredzaam zijn, wil niet zeggen dat wij nooit een helpende hand nodig hebben, of dat niemand zich om ons hoeft bekommeren. Zelfredzaam? Ja. Onoverwinnelijk? Nee. Want dat is niemand.

“Tja, dat u allebei werkt, daar kan de gemeente natuurlijk niks aan doen”, zei mevrouwtje A. tegen ons, “Zoveel ouders hebben allebei een baan.” Ja, dat is natuurlijk waar, maar de meeste van die ouders hebben een kind waarmee niets aan de hand is en die ze dus na school zonder problemen naar de BSO kunnen sturen. Waarvan ze niet bang hoeven te zijn dat het totaal overprikkeld raakt, angstig wordt, of geslagen wordt door andere kinderen daar omdat die hem ‘raar’ vinden. “Thuiswerken, hebt u daar al eens aan gedacht?” vroeg mevrouwtje B. opgewekt en keek ons verwachtingsvol aan. Op ons antwoord dat wij dat allebei al een dag per week doen en dat we daarnaast ook nog met enige regelmaat eerder van ons werk weg gaan om onze zoon zo vroeg mogelijk op te halen, maar dat we daarmee al wel redelijk aan de grenzen van onze werkgevers zitten, reageerde ze met een schamper “Oh ja. Nou, dan zal u daar wel alles aan gedaan hebben.” Blijkbaar zijn wij de enige twee werknemers aan wie bepaalde eisen worden gesteld om maandelijks geld op hun rekening gestort te krijgen.

Wederom zien wij ons geconfronteerd met het falen van het Nederlands zorgsysteem. Lang leve het Passend Onderwijs en de nieuwe regel dat alles maar normaal moet. Ook als het niet normaal ís. Laten we vooral alle zorgenkindjes naar gewone scholen en opvanginstellingen doen, zodat we geld overhouden voor het kopen van Joint Strike Fighters, of nieuw servies voor het koningshuis. Maar laten we dan vooral níet zorgen dat er op die gewone opvangplekken ook daadwerkelijk ruimte en expertise is om die ongewone kindjes te begeleiden. Laten we doen alsof dat ongewone er niet is, want wat je niet ziet, bestaat tenslotte niet. Menig struisvogel kan aan dergelijke politiek nog een aardig puntje zuigen.

Ja, het gaat inderdaad goed met onze zoon. Maar weet u, dames en heren beleidsmakers, hoe dat komt? Omdat mijn ex-Manlief en ik ons al jarenlang drie slagen in de rondte werken, om dat jongetje boven water houden. Omdat wij allemaal zélf doen, waarbij u ons eigenlijk een klein handje zou moeten helpen. Omdat u dat namelijk verplicht bent aan de burgers in uw samenleving. Omdat wij als maatschappij de verantwoordelijkheid hebben om de zwakkeren onder ons te ondersteunen, zodat iedereen het beste uit zichzelf kan halen en daarna vervolgens zelf weer bij kan dragen aan die maatschappij. Ja, onze zoon is óns autistisch kind, niet het uwe en ja, daarom zullen wij zelf het grootste deel van de verantwoordelijkheid voor hem en zijn problemen dragen. Maar hoe kunnen wij hem nog het beste geven, als u ons die mogelijkheid steeds verder ontneemt? Als u ons en daarmee hem, tussen wal en schip laat vallen, ons laat watertrappelen, maar nooit een keer een reddingsboei uitwerpt? Ja, het gaat goed met onze zoon. Maar hoe lang dat nog duurt, hoe lang wij alles nog op eigen houtje kunnen bolwerken, dat is de vraag. Was dit niet een participatiemaatschappij geworden? Vreemd, want vooralsnog zijn mijn ex-Manlief en nog steeds de enige participanten.

Lees ook:
Onhandelbaar (deel 1)
Onhandelbaar (deel 2)
Onhandelbaar (deel 3)

Share

I do

Een week geleden sneeuwde het nog en dacht ik even dat het voor altijd winter zou blijven. Nu zit ik met blote benen op een bankje in de zon, om me heen een veld vol gele paardenbloemen en niks anders dan het ruisende geluid van de wind. Opnieuw ben ik een stadsmeisje op het platteland, alleen niet meer in de Achterhoek, maar een behoorlijk aantal kilometers verder naar het oosten. Niet meer in een boerderij, maar in een kleiner huisje. Een kleiner huisje, met een kleiner (maar nog steeds behoorlijk groot) tuintje. Een Nederlands stadsmeisje op het Duitse platteland.

Want hoeveel je ook van de stad houdt, heb je eenmaal van het platteland geproefd, dan gaat ook dat toch in je hart zitten. Dus woon ik nu af en toe, in de vakanties, op het platteland van onze oosterburen. Samen met Vriendlief, die sinds afgelopen weekend mijn echtgenoot is geworden. Op de eerste echt mooie zaterdag van het jaar, stonden we tegenover elkaar in een klein wit kerkje in Amsterdam, om elkaar te beloven altijd bij elkaar te blijven. Dat zei hij 14 jaar geleden al, dat hij dat wilde, maar ik was er destijds nog niet klaar voor. En dus ging het uit en toen weer aan en ook weer uit en dat een aantal jaren lang. Tot we elkaar definitief uit het oog verloren en ruim tien jaar lang totaal gescheiden levens leidden. Die goed waren, waarvoor we dankbaar zijn en die we nooit hadden willen missen. Omdat ze ons allebei heel erg veel gebracht hebben.

Nooit had ik tien jaar geleden gedacht, dat ik nog eens daar zou staan, in dat kerkje, met hem. En met op de eerste rij tegenover ons de twee mooiste cadeautjes die ik ooit had kunnen krijgen, mijn twee Terroristen. Met naast hen hun vader, met wie ik het helaas niet gered heb, maar die ik altijd lief zal hebben, ook al is het dan nu op een andere manier. Met wie ik zoveel heb meegemaakt en heb moeten doorstaan. Die mij aankeek terwijl ik een nieuwe stap zette in mijn leven en mij daarmee liet weten dat het goed is tussen ons en ook altijd zal blijven, omdat je al die jaren samen gewoon niet zomaar uitwist. En dat ook helemaal niet nodig is.

Ik ben dankbaar om mijn verleden en mijn toekomst te zien samenkomen op de dag dat ik een bijzonder moeilijke periode afsluit. Te zien hoe dat verleden en die toekomst zich met elkaar verenigd hebben. Het is mede daarom dat ik nu volmondig ja kan zeggen tegen een nieuw hoofdstuk in mijn leven. Een nieuw hoofdstuk van het boek dat, hoop ik, nu eens een wat minder turbulente verhaallijn zal gaan volgen, omdat alle karakters in de saga wel toe zijn aan een beetje welverdiende rust. Aan lekker een beetje saaiheid en routine. Aan wat veel mensen vaak zo tegenstaat in het leven, maar wij juist zo erg aan toe zijn.

In de week dat de zon eindelijk achter de wolken vandaan kwam in Nederland, luid ik nu dat nieuwe hoofdstuk in. Alsof, heel symbolisch, de lente ook weer is begonnen in mijn leven en er weer nieuwe dingen gaan groeien en gaan bloeien. En dus kijk ik nu uit over een veld vol paardenbloemen, waar mijn man zich dapper doorheen ploegt met een veel te zware Duitse grasmaaier. Tik ik nieuwe stukjes, terwijl mijn trouwring glinstert in de zon. Een trouwring, waarvan ik niet gedacht had die nog eens aan mijn vinger te zien, maar die me eraan herinnert dat de storm nu eindelijk is gaan liggen. Want na regen, komt toch blijkbaar inderdaad toch altijd weer zonneschijn. En ben ik nog steeds een Stadsmeisje op het Platteland.

Share