Soms voel ik mij geen moeder, maar meer een advocaat. Ik heb dan weliswaar geen rechten gestudeerd, maar inmiddels zou ik voor de beklaagdenbank zeker niet misstaan. De afgelopen jaren heb ik namelijk zo vaak mijn gelijk moeten bepleiten, dat ik zelfs de meest kritische rechter nog zou kunnen overtuigen. Als je een kind hebt zoals mijn zoon, ben je niet alleen zijn moeder, maar ook vooral zijn stem. Hij kan zichzelf namelijk niet verdedigen en helaas is dat heel vaak wel zo nodig. Door zijn stoornis komt hij vaak terecht in het verdomhoekje en daar wil je je kind natuurlijk helemaal niet zien. Vier jaar geleden was ik nog verlegen, trok ik mijn mond niet zo snel open. Maar inmiddels kun je met mij beter maar geen ruzie meer zoeken. Zeker niet als het over mijn zoon gaat.
En ruzie heb ik veel gemaakt. Met peuterjuffen, behandelaars, andersoortige autoriteiten en met mensen die vonden dat zij over mijn zoon ook wel wat te melden hadden. Omdat ze hem niet autistisch vonden, maar gewoonweg lastig. Omdat ze hem niet autistisch vonden, maar eigenlijk vooral heel erg dom. Omdat ze hem wél autistisch vonden en dus van mening waren dat we hem net zo goed meteen af konden schrijven en zijn vader en ik het daar natuurlijk niet mee eens waren. Als ouder van een kind dat niet helemaal binnen de lijntjes kleurt, moet je noodgedwongen heel wat noten op je zang hebben.
Soms word ik zo moe van al dat schreeuwen, dan kan ik mijn eigen stemgeluid echt niet meer horen. Mijn gefoeter tegen de zoveelste gemeenteambtenaar, die zegt dat ik me niet zo druk moet maken over alle veranderingen in de zorg, terwijl zij het woord ‘autisme’ in de Dikke Van Dale nog even snel heeft moeten opzoeken. Het standaard riedeltje dat ik afdraai, als iemand weer eens schamper opmerkt dat ieder kind tegenwoordig wel ‘iets’ heeft en dat het met onze zoon dus echt wel mee zal vallen. Mijn betoog tegen de kinderpsychiater, dat onze zoon echt niet zwakbegaafd is en dat hij dus opnieuw getest moet worden. Soms vraag ik me af of er ooit nog dagen komen dat ik gewoon mijn mond eens dicht kan houden. Eens een keer niet hoef te vechten om gehoord te worden, ook al gil ik nog zo hard.
En dan is er nog mijn dochter, voor wie we laatst weer om de tafel zaten met de zoveelste specialist. Voor wie we op de automatische piloot weer drie jaar aan anamnese afdraaiden, opnieuw vertelden wat nu het hele kinderziekenhuis zo onderhand toch wel zou moeten weten. En die na ruim een uur praten alleen maar weer een extra medicijn voorschreef, terwijl we niet eens weten wat dat meisje heeft. Ik heb gewoonweg geen pleidooi meer, ik kan echt even geen nieuw betoog meer houden. Ik heb journalistiek gestudeerd, geen rechten, dus ik doe die geleende toga dan nu tegen wil en dank maar uit. Want na zoveel jaren procederen ben ik even moe gestreden en ben ik toe aan een sabbatical. Aan gewoon even alleen maar moeder zijn voor die twee kinderen, zonder dat ik tussen het boterhammen smeren ook nog de zoveelste barricade moet beklimmen en weer één of andere professional moet overtuigen.
Nog een maand en dan begint Terrorist nr. 1 op school. Komen we weer in een nieuwe stroomversnelling. Cluster 4, Speciaal Basis Onderwijs, indicatie voor dit hier, handtekening voor dat daar. En begint ook al bijna weer de herfst, die meestal ruim zes maanden van verslechtering bij onze dochter inluidt, omdat ze elk virus oppakt en ik de ziekenhuistas dus maar beter alvast klaar kan hebben staan. Ik neem daarom nu mijn vakantiedagen op en ben een maand geen advocaat, maar gewoon alleen maar mama. En oh ja, ook nog schrijver, want daar had ik eigenlijk nog een diploma voor. Ga met een appelsapje en mijn laptop (en ja, na vijven misschien ook met een wijntje) genieten van de zonnestralen die ons dit jaar nog gegund zijn. Even recupereren, voor ik weer de ring in moet.
Misschien doe ik wel nog even snel een cursusje Rechten bij de LOI terwijl ik in de tuin zit, dan ben ik straks in september officieel omgeschoold en win ik wellicht zowaar nog eens mijn eerste zaak. In de journalistiek is tenslotte toch geen droog brood te verdienen, dus wie weet: straks ga ik, al is het dan tegen wil en dank, echt nog eens carrière maken.