Leuker kunnen we het niet maken…

“Goedemiddag met de Belastingdienst, waarmee kan ik u helpen?”
“Ja goedemiddag, met Vala van den Boomen. Ik heb een vraag over de kinderopvangtoeslag.”
“Ja, zegt u het maar, mevrouw.”
“Nou, die probeer ik dus nu al een half jaar aan te vragen, maar ik krijg nog steeds niks.”
“Oh, nou, dat is wel vervelend, mevrouw.”
“Ja, gezien het feit dat het geld helaas nog steeds niet op mijn rug groeit, kunt u dat wel zeggen.”
“Mevrouw, ik ga even voor u kijken.”

… *Liftmuziek*…
… *Drie kwartier later* …

“Ja mevrouw van den Boomen, bedankt voor het wachten. Weet u wat het is, u heeft helemaal geen kinderen.”
“Nou, dat lijkt me een vergissing. Ik heb er namelijk twee.”
“Nee hoor, er staat hier dat er geen kinderen bij u geregistreerd staan.”
“Beste meneer, ik kan u verzekeren dat er wel degelijk twee kinderen hier in huis wonen.”
“Nou mevrouw, het systeem zegt van niet.”
“Goh en heeft uw systeem misschien 50 uur ontsluitingsweeën weggepuft, of denkt u dat ik dat misschien zelf geweest ben?”
“Pardon mevrouw?”
“Ja, het kan aan mij liggen hoor, maar ik kan me die bevallingen toch echt nog levendig herinneren. Dus als ik u vertel dat ik er twee kinderen uit geperst hebt, dan lijkt het me dat ik dat zelf beter weet dan uw ‘systeem’.”

… Stilte …

“Ja, ik vind het werkelijk heel vervelend, mevrouw…”
“Ik ook. Vooral aangezien ik inmiddels al zés maanden bezig ben jullie aan het verstand te peuteren dat ik dus wel degelijk twee kinderen op de wereld heb gezet en ik het toch echt heel vervelend zou vinden om deze Kerst met die kinderen naar de Voedselbank te moeten, omdat ik mijn hele salaris op de stoep van de kinderopvang heb kunnen neerleggen.”
“Ja mevrouw, dat zou inderdaad onfortuinlijk zijn. Ik ga nog even voor u kijken.”

… *Liftmuziek* …
… *Drie kwartier later* …

“Ja, mevrouw van den Boomen, bedankt voor het wachten. Ik ben net tot de ontdekking gekomen dat u gescheiden bent.”
“Ja.”
“Ja, maar dat maakt het allemaal wel weer heel anders natuurlijk!”
“Want?”

… Stilte …

“Weet u wat mevrouw van den Boomen. Ik maak wel even een case aan. Dan wordt u binnenkort terug gebeld. Zullen we dat doen?”
“Met dat makkelijker maken schiet het niet echt op, hè?”
“Hoe bedoelt u?”
“Weet je wat, ga jij even lekker een case aanmaken.”

Al zes maanden ben ik bezig kinderopvangtoeslag aan te vragen. En al zes maanden hoor ik dat ik geen kinderen heb. Het concept van gescheiden ouders met co-ouderschap is voor de Belastingdienst namelijk te ingewikkeld. Mijn ex-manlief krijgt wel toeslag, gewoon omdat hij toevallig vijf minuten eerder was met de aanvraag (die hebben we namelijk, zoals het moderne vredelievende co-ouders betaamt, gezamenlijk gedaan, geheel volgens de regels van de Belastingdienst, die ons opdroeg allebei voor onze eigen helft van de opvanguren toeslag aan te vragen). Maar ja, zich aan hun eigen regels houden, dat is voor onze blauwe vrienden natuurlijk een beetje teveel gevraagd en dus mag ik nu al een half jaar heel diep in mijn alleenstaande buidel tasten om mijn Terroristen van opvang te voorzien. Lang leve Nederland emancipatieland, waar de carrière van de single moeder nog altijd lekker Calvinistisch duur betaald wordt.

Dat wordt een karige Kerst dit jaar, als ik mijn Terroristen straks een exquise diner van doperwten met ketchup en een plakje Smac moet voorzetten. Misschien dat we maar gewoon een stukje kalkoen een stoofpeer bij ex-manlief gaan bietsen. Dat is tenslotte dan weer het voordeel van co-ouderschap: eerlijk zullen we alles delen. Scheiden: leuker hebben ook wij het niet kunnen maken, wel makkelijker. Misschien dat de Belastingdienst daar nog een voorbeeld aan kan nemen.

Share

Onhandelbaar

Op een donderdagmiddag stap ik over de drempel van de buitenschoolse opvang. Ik struikel bijna over de kluwen kinderen die langs mijn voeten voorbij rolt en kan nog net wegduiken voor een vilten voetbal die door twee jongens wordt overgegooid. Zoekend laat ik mijn blik door de ruimte glijden, want ik kan mijn zoon in alle hectiek niet meteen vinden. Maar dan zie ik hem, op de bank, opgekruld met een boekje. Rustig, lief. Ik loop naar hem toe, omhels hem en begin zijn jas aan te trekken. Opeens staat één van de leidsters naast me. Ik zet me schrap, want ik weet al hoe laat het is. “Nou, ik hoop dat jij thuis een beetje liever gaat zijn.” klinkt het pinnig, “Want het was weer niks vandaag, hè?” Verbijsterd staar ik haar aan. Heb ik deze zin zojuist werkelijk uit haar mond horen komen? Tegen een kleuter van 5 jaar? Met zijn jas nog maar half aan, til ik mijn jongetje op en zet hem op mijn heup. Hij legt zijn blonde hoofd op mijn schouder, een handje in mijn nek. Even overweeg ik uit mijn slof te schieten. Maar dan bedenk ik me, draai me om en loop weg. Van buiten kalm. Maar van binnen kook ik.

Dit is geen incident, dit is routine. Want deze leidster houdt niet van kinderen die autistisch zijn. Of anders, op wat voor manier dan ook. Drie dagen in de week krijg ik, of mijn ex-manlief, te horen dat onze zoon ‘onhandelbaar’ is. En of we soms niet weten dat zij ‘nog meer kinderen heeft om voor te zorgen’. En dat ze dat ‘toch maar even gezegd wil hebben’. Nou, we hebben haar gehoord. En onze zoon ook trouwens. Want hij is dan weliswaar autistisch, maar toch beslist niet doof.

Mijn zoon heeft een Autisme Spectrum Stoornis. Hij gaat daarom naar een speciale school. Echter, die school is om 15.00 uur afgelopen. En mijn werk helaas niet. Hij gaat daarom dus naar de BSO. Een reguliere BSO. Niet omdat wij dat zelf graag willen, maar omdat het niet anders kan. We mogen namelijk al blij zijn dat ons door de autoriteiten de gratie van een indicatie voor Speciaal Onderwijs verleend is. Maar daarmee houdt het dan ook wel op. Voor de rest moeten we het zelf maar uitzoeken. In het kader van de ‘participatiemaatschappij’, die tegenwoordig zo verheerlijkt wordt. Want geld of mogelijkheid voor speciale naschoolse opvang, dat is er niet. Het moet tenslotte niet veel gekker worden. We hebben er nou eenmaal zelf voor gekozen een autist de wereld in te helpen en je moet de consequenties van je daden accepteren. Bovendien moeten alle zorgleerlingen aan het Passend Onderwijs, omdat het de bedoeling is dat ze zo ‘normaal’ mogelijk gaan doen. Dus dat autisme, of die ADHD, dat is allemaal leuk en aardig, maar weet je, je kunt beter maar normaal doen, want dan doe je tenslotte al gek genoeg.

In een ideale wereld, zo eentje waarin iedereen elkaar lief vindt en er kabouters en elfjes bestaan, zou het moeten kunnen. Dat je mensen in alle soorten en maten en met verschillende gebruiksaanwijzingen, samen bij elkaar zet en dat iedereen dan nog lang en heel gelukkig leeft. Dat er niet gepest wordt, geen vooroordelen zijn en dat er geen verschil is. Maar die wereld, die bestaat niet. Nee, ook niet als minister Dekker om het hardst roept van wel. Zeker niet voor mijn zoon. Want wie hij is, dat wordt door de maatschappij vaker niet dan wel geaccepteerd. Hij is namelijk niet ‘onhandelbaar’, verre van eigenlijk zelfs. Maar hij heeft wel een gebruiksaanwijzing. Die wij aanbieden, overal waar we hem (soms dus noodgedwongen) naartoe moeten brengen. Maar die je dan wel moet willen lezen. En daar heeft menigeen geen zin in. Waardoor onze zoon verwordt tot een mislukt product. Iets dat niet werkt, dat lastig is. En dus maar afgeschreven wordt. Want tegenwoordig hebben we geen tijd of zin meer om de kleine lettertjes te lezen.

Laatst toen ik hem ophaalde van diezelfde BSO, trof ik mijn kind huilend in een hoekje aan, zijn shirt besmeurd met bloed. Twee jongetjes van drie jaar ouder hadden hem namelijk buiten heel hard tegen de grond geduwd, omdat ze niet met hem hadden willen spelen. Ze vonden hem maar irritant en raar en dit leek hen wel een goede manier om dat over het voetlicht te brengen. Mijn zoons twee voortanden zaten los en het arme kind was volledig in paniek. Inderdaad wel onfortuinlijk, zeiden toen de leidsters, maar ja, wat hadden ze er nou aan kunnen doen? Het is voor de andere kinderen namelijk ook best wel irritant dat mijn zoon anders is, dat moest ik toch begrijpen? Ach natuurlijk, inderdaad, een beetje verdraagzaamheid is ook wel veel gevraagd. Doordat mijn kind wat anders in elkaar zit is hij ‘onhandelbaar’, maar een ‘normaal’ kind dat de tanden van een ander uit zijn bek slaat, daar doen we natuurlijk vooral niet moeilijk over.

Dat Zwaard van Damocles hangt duidelijk boven onze hoofden te bungelen: niet lang meer of de BSO sluit haar poorten voor mijn zoon. Misschien maar beter ook, want ik wil hem niet eens hebben op een plek waar hij niet gewenst is, dus vanuit dat oogpunt moeten we misschien maar blij zijn dat het doek valt voor zijn korte acte de présence in het reguliere leven. Maar toch, het is een tragisch einde van de voorstelling en vooral: de grande finale waar iedere ouder van een zorgintensief kind altijd bang voor is. Want ja, straks heb ik er dan ook één, ook al is het dan parttime: mijn zoon, de ‘Thuiszitter’. Omdat hij buiten niet mag meedoen.

Dames en heren, mag ik u aanbieden: het Passend Onderwijs en de Participatiemaatschappij. Waarin zorg,- en onderwijsprofessionals van toeten noch van blazen weten, kwetsbare kinderen bloedend tussen wal en schip vallen en hun ouders hen geen reddingsboeien meer kunnen toewerpen. Waarin ouders leerkrachten en andere professionals moeten onderwijzen en hun kinderen een wereld moeten insturen die helemaal niet op ze zit te wachten. Omdat het een illusie is om te denken dat iedereen zijn steentje bij wil dragen en beschikt over open ogen die verder kijken dan de veelal opgetrokken neuzen lang zijn. Dames en heren, mag ik u aanbieden: de realiteit van een autistisch kind zoals mijn lieve zoon, die niet ‘onhandelbaar’ is, maar gewoon een beetje anders. En altijd zal moeten boeten voor zijn wandelen buiten die gebaande paden. Terwijl hij zelf die weg niet eens gekozen heeft.

Mijn zoon is 5 jaar en autistisch, maar achterlijk is hij toch echt niet. Dus als hij ‘s avonds dan weer aan mij vraagt of hij echt ‘raar’ is, bloedt mijn moederhart voor hem. En weer kan ik weinig anders dan zijn handje vasthouden en zeggen dat al die andere mensen gek zijn, maar hij toch echt helemaal niet. En ik hoop maar dat hij me gelooft, dat mijn woord zwaarder weegt dan dat van die wereld die hem afwijst. Maar ik heb er een hard hoofd in. Want wie maar vaak genoeg hoort dat hij er niet mag zijn, gaat daar uiteindelijk in geloven.

Share

Heilige graal

Dit blog is inmiddels zo’n anderhalf jaar oud. Het begon als een soort hobby-projectje voor mezelf, een uitlaatklep voor alles wat ik als vrouw, moeder en, helaas, patiënt, de afgelopen tijd had meegemaakt. Een dagboek. Omdat het nogal veel was wat mijn gezin en mij was overkomen in korte tijd en het mij hielp om alles op papier te zetten. Omdat ik altijd heb geschreven en ik daar blij van wordt. Nu, anderhalf jaar later, is het veel meer geworden dan een hobby. Is het nog steeds een dagboek, maar dan eentje waarin in plotseling heel veel mensen blijken mee te lezen. Eigenlijk meer een open boek.

Deze week stond er plotseling een journalist in mijn huis en een fotograaf. Omdat ineens heel moederend Nederland mijn dagboek bleek te lezen en een deel daarvan dat eigenlijk het liefst wilde verbranden. En die journalist wilde eigenlijk weleens weten waarom dat nou zo was. Terwijl ik met hem aan tafel zat, mijn verhaal vertelde met een kopje thee erbij, mijn kinderen drentelend op de achtergrond, begon ik mij diezelfde vraag te stellen. Want inderdaad: waarom? Wat is nou eigenlijk echt de reden dat wij, als moeders, het elkaar nou zo vaak zo moeilijk maken? “Is het soms gewoon des vrouws?” opperde de journalist verbijsterd (want: van het mannelijk geslacht) dat wij, kijvende wijven, elkaar gewoon by default het licht in de ogen niet gunnen? Ik moest een beetje lachen, want hij had natuurlijk best een punt. Vrouwen zijn ook gewoon collectief sekreten, die elkaar met argusogen bekijken. We zijn wandelende vaten vol kritiek, pikken elkaars vriendjes af en roddelen ons drie slagen in de rondte. Is dat des vrouws? Ja, ik vrees het wel een beetje.

Maar, mijns inziens is er toch meer aan de hand. Want, hoewel ik ook in mijn jeugd, mijn studententijd en mijn twintiger kinderloze jaren best wel te maken heb gehad met vrouwelijk gekift (en, laten we eerlijk zijn, mij ook zelf weleens als een eersteklas bitch heb opgesteld), was dat niks vergeleken met de haat en nijd waar je mee te maken krijgt als je eenmaal toetreedt tot het moedergilde. Hoe komt het toch dat we, eenmaal herboren als moeder, verworden tot giftige sekreten, die elkaar zonder scrupules het spreekwoordelijke mes heel diep in de rug steken? Ik heb erover nagedacht en ik kom tot de volgende conclusie: wordt een vrouw eenmaal moeder, dan is dat niet slechts één van de vele dingen die zij is, nee, het wordt haar hele identiteit. En daar komt dan wederom om de hoek kijken wat, vrees ik, toch enigszins mijn stokpaardje aan het worden is: de nog steeds falende Nederlandse emancipatie.

Want: waarom woedt er alleen een moeder-oorlog en geen vader-oorlog? Waarom slaan de mannen elkaar niet de hersens in met de pakken Pampers? Simpelweg: omdat wij, als maatschappij, hun waarde niet ontlenen aan hoe goed zij vaderen. Natuurlijk, de vader van tegenwoordig komt niet meer weg met slechts het snijden van het vlees. De papa 2.0 zou betrokken moeten zijn. Als dat enigszins kan, dan graag. Maar vaders moeten vooral ‘leuk’ zijn en daar zit een belangrijk verschil. Een leuke vader is namelijk heel wat anders dan een goede moeder. Het moederschap is bijna het hoogst haalbare wat een vrouw kan bereiken. Althans, zo wordt dat maatschappelijk toch nog steeds gezien. Maar dan moet je wel een góede zijn. Eentje die alleen de ‘juiste’ keuzes maakt, zichzelf totaal opzij zet voor haar kroost. Allemaal, wij als vrouwen collectief, zijn we naarstig op zoek naar die heilige graal. Omdat dat het enige is dat ons eigenlijk echt definieert. Waar de man meestentijds beoordeeld wordt op zijn (financieel en maatschappelijk) succes, bestaat de vrouw nog steeds eigenlijk voornamelijk bij de gratie van haar baarmoeder.

En dat brengt ons als moeders in een heel lastig parket, want met je kind wordt ook je grootste kwetsbaarheid geboren. Ik kan me nog levendig het gevoel herinneren dat ik had toen ik mijn zoon voor het eerst in mijn armen had. Alsof iemand me met een hamer op mijn hoofd sloeg, zo hard kwam het verantwoordelijkheidsgevoel aan. Jij, als moeder, hebt dit kind gemaakt, de keus gemaakt het op deze wereld neer te zetten. En dus doe je alles wat maar in je macht ligt om dat kind het allerbeste te kunnen geven. De keuzes van een moeder zijn zelden ondoordacht. Want alles over hebben voor je kind, dat is inherent aan het moederschap, op welke manier je dat ook vormgeeft. Het idee alleen al dat je een keus of een beslissing maakt die niet goed uit zou pakken, die je kind potentieel zou kunnen beschadigen of benadelen, is voor een moeder onacceptabel. Want dat kind, dat wezentje waar je meer dan wat dan ook van houdt, dat is ontsproten uit jouw schoot en dus voor altijd deel van jou en jouw verantwoordelijkheid.

En dus doet het pijn, veel pijn, als iemand tegen jouw keuzes ingaat. Of zelfs misschien niet eens er tegenin gaat of jou als persoon bekritiseert, maar alleen maar een nuance of een kanttekening plaatst bij waar jij rotsvast in gelooft. Omdat het je raakt, rechtstreeks in die diepgewortelde onzekerheid die je als moeder toch al hebt. Omdat we als moeders allemaal stiekem altijd bang zijn dat we het tóch fout doen, ondanks dat we zo hard werken om het goed te doen. Want een goede moeder zijn is voor de vrouw blijkbaar nog steeds de hoogste status in het leven. Dat wordt ons door de Nederlandse maatschappij heel duidelijk te verstaan gegeven. Die vader, die is best heel leuk voor gewoon, erbij. Maar de móeder, daar komt het écht op aan. ‘Mislukte’ kinderen (wat dat ook mag betekenen) worden geschreven op het conto van de moeder, want dan zal zij dus wel gefaald hebben. De vader, die blijft buiten schot, want de vrouw, die is tenslotte eindverantwoordelijk. Het is de moeder die het kind maakt. En dat zwaard van Damocles, dat hangt altijd boven des moeders hoofd.

Ik denk dat wij elkaar als moeders eigenlijk helemaal niet zo naar het leven willen staan. Ik denk dat we allemaal op zoek zijn naar herkenning, érkenning, begrip en gewoon, een beetje steun. Omdat we allemaal bang zijn dat we de plank misslaan met die kinderen, want niemand weet tenslotte écht hoe het moet, een kind opvoeden. Jij, ik en alle moeders voor en na ons, wij doen allemaal gewoon maar wat. Maar we doen het wel met heel ons hart. En allemachtig, wat is het eigenlijk eng. Daarom roepen we dus stiekem diep van binnen om het hardst: vertel me alsjeblieft dat ik het goed doe, dat ik me straks niet schuldig hoef te voelen. Maar in plaats van dat eerlijk uit te spreken naar elkaar, elkaar de hand te reiken, gaan we die onzekerheid maar overschreeuwen en beginnen we om ons heen te slaan. Staan we lijnrecht tegenover elkaar in plaats van naast elkaar en vallen we elkáár aan, in plaats van die maatschappelijke norm waar wij vrouwen, moeders, ongewild de dupe van worden.

Terwijl ik met mijn kinderen voor het eerst dit jaar op ‘All I want for Christmas’ dans (weer zo’n slechte keus, want foei, het is nog niet eens Sinterklaas geweest), zeg ik daarom: vrouwen, moeders, laten we nu samen opstaan en de maatschappij de spreekwoordelijke dikke vinger geven. Zeggen dat we er niet langer meer aan meedoen, dat het eens tijd wordt voor een rondje moeder-emancipatie. Laten we het voortaan aanpakken zoals die kerels, elkaar op de schouders slaan en samen de kroeg induiken als de kinderen op bed liggen en ze al hun ledematen nog steeds hebben. Want dames, dat is elke dag weer een topprestatie en laten we daar met z’n allen nou gewoon eens ongegeneerd trots op zijn. Mama, jij die meeleest in mijn open boek: je doet het goed vrouw, echt. Want Goede Moeders, dat zijn we eigenlijk gewoon allemaal. Maar weet je wat, we zijn ook nog zoveel méér.

Share

Sticks and stones

Deze week werd ik weer eens bestempeld als de Satan onder de moeders. Ik had voor online magazine Me to We namelijk een stuk geschreven over borstvoeding en de agressieve propaganda die daar heden ten dage mee samenhangt. Eigenlijk had ik natuurlijk beter moeten weten en het moeten houden bij weer een lieflijk stukje over de zegen die moederschap heet, of iets gezelligs over tepelhoedjes. Want schrijven over borstvoeding, dat is ongeveer hetzelfde als de toorn van God over je afroepen. Uit het niets maak je alle slapende honden wakker en die beginnen me dan toch een partij te blaffen. En te bijten trouwens. Vooral dat.

Inmiddels word ik gemiddeld twee keer per week via verscheidene social media kanalen (en in mijn eigen persoonlijke inbox ook trouwens) gelyncht door lezeressen (en een verdwaalde lezer). Ik lijk namelijk verworden tot de Nationale Ontaarde Moeder (de NOM). Negatief, grof, zeurderig, vervelend en vooral: verdorven. Kortom: a sad excuse for a mom. Ik schrijf namelijk niet alleen maar zoete rozengeur en maneschijn verhaaltjes. Over de geneugten van het leven met mijn hartelapjes (ik noem ze zelfs ‘De Terroristen’, foei!) en mijn verlichte status als Mama (ja, met een hoofdletter). Dat klopt, zulke stukjes schrijf ik niet. Want drie keer per week gejubel over hoe geweldig mijn kinderen zijn en hoe ik geniet van elke poepluier, dat gaat snel vervelen. Vooral ook omdat het niet herkenbaar is. Want de meeste ouders die ik ken, staan namelijk niet dagelijks in pure verrukking immer juichend boven de luiertassen. Verre van eigenlijk zelfs. En dat lijkt me heel normaal.

Het borstvoedingsartikel van deze week ging erover dat de propaganda die tegenwoordig onlosmakelijk verbonden lijkt met het geven van borstvoeding, wat mij betreft weleens de kop ingedrukt mag worden. Omdat het helemaal niet zo zeker is dat moedermelk zo ontzettend superieur is. Dat die zogenaamde gezondheidsvoordelen die het met zich mee zou brengen eigenlijk nogal twijfelachtig zijn en dat recent onderzoek laat zien dat borstgevoede kinderen door hun tijd aan de tiet helemaal niet zo’n aanzienlijke voorsprong op hun flesgevoede collega’s hebben als altijd wordt beweerd. En dat het zo vreselijk jammer is, dat moeders die niet zelf kunnen of willen voeden, beticht worden van het moedwilllig benadelen van hun kroost. En vooral, laten we mijn bijzonder genuanceerde conclusie niet vergeten, dat het prettig zou zijn als we elkaar nou eens een keer in onze waarde zouden laten, welke keuze we ook maken.

Nergens, maar dan ook nergens in het gewraakte artikel stond een waarde-oordeel over zij die borstvoeden. Nergens was te lezen dat borstvoeding een foute keus is. Maar als de voedende moeders van Nederland me in real life hadden kunnen stenigen met hun borstvoedingspads, dan hadden ze hun kans gegrepen, want en masse vielen ze over me heen. Weet je, ik ben echt geen mietje. Ben je het met mij oneens, by all means, let me know. Want meningen kunnen verschillen en mijn waarheid is niet per definitie die van jou. Maar waarom is het nou steeds nodig, om mij aan de lopende band voor rotte vis uit te maken en te verketteren, alleen maar omdat ik niet jouw mening deel (en daarnaast ook alleen maar een aantal wetenschappelijke conclusies opteken)?

Sinds ik blog en plein public, moet ik er steeds meer achter komen hoe verschrikkelijk onfatsoenlijk mensen kunnen zijn. En daar schrik ik best een beetje van. Want in geen enkele van mijn columns veroordeel ik iemand, of de manier waarop anderen hun leven leiden. Maar andersom heb ik al de meest grove verwensingen moeten incasseren, zijn er mensen die roepen dat mijn kinderen bij me weg gehaald moeten worden en dat ik eigenlijk gewoon niet eens bestaansrecht heb.

Ik schrijf eerlijk over wat ik lastig vind aan het moederschap, wat me tegenvalt, wat ik niet goed had aan zien komen, of waar ik me over verbaas en aan erger. En maak er dan niet zelden ook een (ja, af en toe behoorlijk ongenuanceerd) grapje van. Want, lets face it, moeder zijn is nou eenmaal niet altijd wat je ervan verwacht had toen je nog met een dikke buik in een schommelstoel kon gaan zitten wegdromen. Maar je moet wel om jezelf kunnen blijven lachen. Dat vind ik althans. Anders word je maar een zure muts, die zichzelf wel heel erg serieus neemt en in een hysterische morele kramp schiet over all things motherly. Jammer, want daar wil niemand graag een wijntje mee drinken, als het kroost op bed ligt.

En wat ik me dan ook nog afvraag, vergeten mensen voor het gemak het liefst ook even dat mijn gezin niet doorsnee is? Ik heb een autistische zoon, een zieke dochter en zelf Multiple Sclerose. Ik durf dus wel te zeggen dat wij redelijk wat zorgen hebben. Dat het voor ons lang niet altijd zo ontzettend ‘genieten’ is, ook al wil men dat blijkbaar dolgraag horen. Dat het zwaar is en ja, daar komt ‘ie, soms ook gewoon best kut. Omdat ik soms nachtenlang op de grond moet slapen in het ziekenhuis, naast mijn dochter met een maagsonde, of aan weer één of ander eng infuus. Of met de gemeente in de clinch moet om mijn zoon überhaupt ergens op een school te krijgen. Bijna dagelijks meerdere autistische driftbuien tot een goed einde moet zien weten te brengen. En omdat ik door mijn ziekte altijd pijn heb en dus soms mijn eigen kinderen niet eens goed op kan tillen. Dus genieten? Mwah, sorry, maar dat doen wij niet altijd. En kijven over borstvoeding? Ik heb niet eens de luxe om me daarover druk te maken.

Hoe durf je dus te roepen dat het mijn eigen schuld is dat ik een ‘zwakbegaafde’ zoon heb (wat overigens niet eens klopt), omdat ik hem niet zelf heb gevoed? Hoe durf je te zeggen dat ik zijn autisme heb veroorzaakt door hem de fles te geven? Hoe durf je mij een ‘LINDA lezende pantoffelmoeder’ (en even voor mijn begrip, wat is dat overigens?) te noemen die ‘angst heeft zich te verdiepen in de regels van het spel’? (Welk spel dan, en sowieso wist ik niet dat er ‘regels’ waren, die memo heb ik blijkbaar niet gekregen). De context van een dergelijke kreet is ver te zoeken, dus misschien moet je eerst eens leren formuleren voor je in je toetsenbord klimt en daar een sloot verbale diarree uit laat komen druipen. Zo langzamerhand word ik er best verdrietig van, de dingen die men steeds maar naar mijn hoofd slingert, in de veronderstelling dat dat blijkbaar kan. Want zo leuk is het niet om aan de lopende band beledigd te worden, door een peloton volslagen vreemden. Zijn zij in real life ook zo gemeen tegen andere moeders? Of, en dat zal het eigenlijk wel zijn, is het gevoel voor humor tegelijkertijd met hun placenta in de prullenbak verdwenen?

Ik schreef het al eerder, maar jemig, kunnen we nou eens ophouden met elkaar zo af te maken? Werkelijk, ik begrijp niet waarvoor het nodig is. Denken mensen soms dat dat zomaar kan, omdat ze mij niet kennen, omdat ik een vreemde ben op internet? Die dus eigenlijk niet echt is? Laatst was er iemand die in een comment zei dat Me to We de artikelen van die ‘Vala’ vast alleen maar plaatste om te scoren. Ja, mijn naam tussen haakjes dus, alsof ik fictief ben en door het magazine verzonnen. Is dat het dan, dat mensen zich niet realiseren dat er achter die columns op het wereldwijde web ook daadwerkelijk een persoon zit? En dat ze mij daarom wel ongegeneerd met de grond gelijk kunnen maken? Omdat ik naar hun idee niet echt ben? Maar ik besta hoor, ik zit in levenden lijve achter mijn laptopje en tik mijn stukjes. En, newsflash, ik heb dus ook gevoelens. Een hart waar op getrapt kan worden. En zo langzamerhand wordt dat hart door menigeen eigenlijk behoorlijk onder de voet gelopen. Ik ben er namelijk wel een beetje klaar mee om ‘s ochtends, als ik tijdens mijn eerste kopje koffie mijn laptop opendoe, gelijk een stroom verwensingen over me uitgestort te krijgen. Dat is niet zo heel erg lekker wakker worden, kan ik je vertellen. Ja, ik weet het, ik kan soms ongenuanceerd uit de hoek komen, maar kijk ook eens verder dan die heilige moederneuzen neuzen lang zijn en hou eens op met zo hysterisch om je heen te slaan als ik jou niet eens persoonlijk aanspreek. Want mijn hemel, hoe onzeker ben je dan?

Sticks and stones may break my bones, but words will never hurt me? Was het maar waar. Want ook woorden kunnen pijn doen, hoor en zouden we, zeker in het huidige klimaat van verdeeldheid en geweld, niet eens moeten ophouden met elkaar (ook al is het dan figuurlijk) steeds maar in het gezicht te slaan? Want dames, is dit dan het voorbeeld dat we onze kinderen moeten geven? Is dergelijke onverdraagzaamheid dan echt iets dat we de volgende generatie willen leren? Voor één keertje ga ik dan ook maar eens oordelen, ik zie namelijk niet meer hoe het anders kan. Want echt hoor moeders: shame on you.

Share

De Westerse Wachttoren

President François Hollande van Frankrijk heeft zich deze dagen uitgesproken over represailles voor de aanslagen in Parijs van afgelopen weekend. Volgens Hollande verkeert Frankrijk in staat van oorlog met IS en zal er genadeloos moeten worden terug geslagen. Ondertussen stuurt Rusland op grote schaal grondtroepen richting Syrië en slaan ook de Verenigde Staten taal uit die weinig multi-interpretabel is. ‘Oorlog’, ‘vergelding’, ‘bombardementen’; de militante krachttermen vliegen ons sinds dit weekend om de oren. Ik kijk naar het nieuws, lees de krant en zie het met lede ogen aan. Want, natuurlijk moet er iets gedaan worden, kunnen we niet met onze staart tussen onze benen kermend op onze rug gaan liggen. Maar, realiseren al die grote jongens aan de wereldtop zich dan niet, dat juist die bombastische praat misschien de reden is dat deze gruwelijkheden ons nu ten deel vallen?

Hoewel wij er, als Westerlingen, heilig van overtuigd zijn dat wij weten hoe het moet, de wereld besturen en een succesvolle samenleving vormgeven, deelt lang niet iedereen die mening. Goed beschouwd zijn we veel erger in de minderheid dan we zelf denken. Zo arrogant zijn we inmiddels wel geworden. Als Jehova’s getuigen trekken we langs de werelddeuren (of nee, eigenlijk trappen we ze gewoonweg in) om ons idee van goed en kwaad te prediken. De democratie is verworden tot de Wachttoren van het Westen: we dringen hem aan iedereen op, ook als ze onze ‘bijbel’ helemaal niet willen lezen.

En dat zet, logischerwijs, kwaad bloed. Want hoezo zouden wij het beter weten? Waarom is onze wil ook gelijk de wet? Waarom die van ons wel en die van hen dus niet? Wie bepaalt wat werkt en wat juist niet? Al te makkelijk lijkt het, om te vergeten dat landen in het Midden-Oosten, of in Afrika, of op welke ander continent dan ook, niet hetzelfde zijn als landen in Europa. Dat de cultuur en het geloof en daarmee ook de evolutie simpelweg heel anders zijn en dus ook gewoon helemaal niet te vergelijken. Maar daar gaan wij volledig aan voorbij. Zonder pardon, of enig respect, stampen we de grenzen over en werpen een regime omver. Omdat wij vinden dat dat moet. Wíj vinden dat, niet de mensen die daadwerkelijk in dat land hun leven moeten leiden. En dus eigenlijk veel beter weten hoe het werkt. Maar daar hebben wij geen boodschap aan.

Bijvoorbeeld: je kunt natuurlijk zeggen dat Saddam Hussein niet de meest sympathieke man was. Ik zou hem ook niet graag op de thee hebben gehad. En een dictatuur, dat is wat mij betreft een samenlevingsvorm die de voorkeur niet verdient. Maar: toen hij nog aan de macht was, leefden de mensen weliswaar in armoede, maar niet in oorlog. Totdat wij, de democraten, opeens ten tonele verschenen. En met onze bemoeienis namen we de bevolking niet alleen hun leider, maar ook de weinige vrijheid en veiligheid die ze hadden, af. Terreur en geweld konden plotseling vrijelijk om zich heen grijpen, puur en alleen omdat wij de ruimte ervoor hadden gecreërd. En zo leidden wij een land, in plaats van richting de verlichting, rechtstreeks naar de duisternis.

En dit is slechts één voorbeeld van hoe wij in al onze grootheidswaanzin beweren dat we hele bevolkingsgroepen het leven hebben gered, terwijl de realiteit is dat we ze juist linea recta de dood hebben in gejaagd. Ik vind het dan ook niet zo gek dat het leger vijanden dat we inmiddels hebben, langzamerhand steeds maar groter groeit. Persoonlijk denk ik dat veel van de jongens die met bomgordels onze levens tot ontploffen brengen, misschien niet eens vechten uit pure overtuiging, maar voornamelijk uit frustratie. En verbitterdheid over hun leven en hoe wij hen dat van hen hebben afgenomen. Omdat ze in de haat en het geweld van de extremisten een uitlaatklep vinden, erin mee gezogen zijn als ware het een manier om terug te vechten voor wat hen is aangedaan. Dat is uiteraard nooit een excuus voor het uitvoeren van dergelijke gruweldaden, maar we zouden eens goed moeten nadenken over de motieven, die onder de waterspiegel liggen, de motieven die niet zichtbaar zijn. Want het zou zomaar kunnen dat die heel anders zijn dan wij hier met z’n allen denken. En dat wij ons eigen aandeel daarin grondig onderschatten.

Wordt het niet eens tijd dat we als Europa pas op de plaats gaan maken en onze hand in eigen opgezwollen boezem steken? Eens ophouden met zo hoog van de toren te blazen over hoe het allemaal zou moeten en eens luisteren naar de mensen over wie we ijzerenheinig de scepter proberen te zwaaien? Misschien hebben die namelijk gewoon ook wel iets te zeggen. En zouden we iets van ze kunnen leren. Waardoor we sámen tot een oplossing kunnen komen, een oplossing die echt werkt en bovendien van respect getuigt voor de verschillende samenlevingen die onze wereld rijk is. Misschien dat we daarmee dan voorkomen dat de echte gekken om zich heen kunnen grijpen en de wereld laten branden. En dan gaat het misschien niet overal zoals ons dat goed dunkt, maar de laatste keer dat ik het checkte, hadden wij volgens mij nog steeds de waarheid niet in pacht.

Share

1 4 5 6 7 8 35